Les 4 deel 1 Flashcards

1
Q

Astma

A

Door overgevoeligheidsreactie of lichamelijke inspanning,
emoties
• Vernauwing v/d bronchiën
• Bij gekende astmapatiënten voor aanvang behandeling
steeds nagaan of ze medicatie bij hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Asthma symptomen

A
▪ vrij plotseling optredende kortademigheid
▪ ‘gierende’ inademing
▪ piepende uitademing
▪ versnelde ademhaling
▪ gebruik van hulpademhalingsspieren
▪ snelle pols
▪ bij toenemende ernst
• doodsangst
• geringe, oppervlakkige ademhaling
• cyanose: door onvoldoende zuurstof
• verlies van bewustzijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Preventieve maatregelen bij mASA II Asthma

A

▪ Langdurige, stressvolle of pijnlijke ingrepen voorkomen
▪ Triggers voorkomen (rook, inspanning, emoties)
▪ Contact met patiënten met luchtweginfecties voorkomen
▪ Astma-aanval zo snel mogelijk herkennen
• Behandeling staken, voorkeurshouding (zittend) & patiënt kalmeren
▪ Interactie met GM
• Effect salbutamol op hart
• Speekselsamenstelling kan veranderen,  cariësrisico

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Preventieve maatregelen bij mASA III Asthma

A

▪ Behandeling opsplitsen in korte zittijden

▪ In ernstige gevallen kan vooraf overleggen met specialist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Behandeling Asthma

A

• Behandeling
1. Breng patiënt in een houding die hij/zij comfortabel vindt (meestal zittend)
• Indien de patiënt zelf medicatie bij zich heeft:
2. Laat patiënt medicatie gebruiken zoals deze bij aanvallen gewoon is
• Indien patiënt geen medicatie bij zich heeft:
3. Gebruik salbutamol uit noodset: salbutamol dient om de alveolen te verwijden
▪ Dien tijdens een inademing 1 puff toe
▪ Dien na twee minuten opnieuw 1 puff toe
• Bij onvoldoende resultaat of verergering van de situatie:
4. Alarmeer een ambulance via 112
5. Dien zuurstof toe (5 l/min)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hypoglycemie symptomen

A
Symptomen: zijn verschillend per patient
▪ Hongergevoel
▪ Transpireren
▪ Bleekheid
▪ Trillende handen
▪ Gedragsveranderingen:
• suf, verward
• onrustig, geïrriteerd, agressief (‘dronkenmansgedrag’)
▪ Verwijde pupillen
▪ Bewustzijnsverlies, soms met epilepsieachtige krampen
▪ Normale polsslag
<60mg/dl
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hypoglycemie bij bewustzijn:

A

• Behandeling:
▪ Indien patiënt bij bewustzijn:
• Laat patiënt bloedsuikergehalte bepalen en handelen zoals deze gewend is.
• Dien drie opgeloste suikerklontjes toe of een glucose bevattende vloeistof
(bijv. vruchtensap, frisdrank) en laat de patiënt daarna iets eten.
• Na twintig minuten opnieuw bloedsuikergehalte laten bepalen.
• Als het bloedsuikergehalte normaal is en patiënt klachtenvrij: overleg over
eventuele voortzetting tandheelkundige behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hypoglycemie indien patient buiten bewustzijn

A

Hypoglycemie
• Behandeling:
▪ Indien patiënt buiten bewustzijn:
• Injecteer i.m. 1 mg glucagon
▪ Indien patiënt na toediening glucagon weer bij bewustzijn komt:
• Dien glucose en koolhydraten per os toe
• Verwijs patiënt naar (huis)arts

▪ Indien patiënt na toediening glucagon niet binnen vijf minuten bij
bewustzijn komt:
• Alarmeer een ambulance via 112
• Controleer ademhaling en hartslag frequent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hyperglycemie

A

> 200mg/dl

Deze patient zijn vaak dagen ziek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Epileptisch insult

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly