Les 7 Flashcards
(50 cards)
1
Q
Late night shopping
A
De koopavond
2
Q
To come along /with
A
Meegaan
3
Q
Dishwasher
A
De vaatwasser (afwasmachine - second word not in your book)
4
Q
To load
A
Inruimen
5
Q
To clear out
A
Uitruimen
6
Q
To take
A
Pakken
7
Q
Empty
A
Leeg
8
Q
Bottle
A
De fles
9
Q
All
A
Allemaal
10
Q
CRV money
A
Statiegeld
11
Q
Deposit money
A
De borg
12
Q
Bottle bank
A
De glasbak
13
Q
Shopping box
A
Het boodschappenkrat
14
Q
Cellar
A
De kelder
15
Q
Shopping cart
A
Het winkelwagentje
16
Q
To need
A
Nodig hebben
17
Q
Case
A
Het geval
18
Q
In any case
A
In ieder geval
19
Q
The yoghurt
A
De yoghurt
20
Q
Meat
A
Het vlees
21
Q
Bread
A
Het brood
22
Q
Queue
A
De rij
23
Q
Meanwhile
A
Ondertussen
24
Q
To fetch / to get
A
Halen
25
Anything else?
Anders nog iets?
26
Any ... left
Nog ... over
27
(Bread) roll
Het broodje
28
Soft
Zacht
29
Rib chop
De ribkarbonade
30
+/- hamburger
Het tartaartje
31
Pound (500 grams)
Het pond
32
Pear
De peer
33
Not yet
Nog niet
34
Packet
Het pak / pakket
35
Cashier
De kassa
36
Belt
De riem (fashion) / de band (industrial)
37
Customer's card
De klantenkaart (bonuskaart @AH)
38
To forget
Vergeten
39
To collect
Sparen
40
Stamp
De zegel
41
Return voucher
De legeflessenbon
42
Pay by card
Pinnen
43
ATM card
De pinpas
44
The Pincode
De pincode
45
Button
De toets
46
To press
Drukken
47
You have paid
U hebt betaald
48
Receipt
De kassabon / het bonnetje
49
The same
Hetzelfde
50
Why (do you ask)
Hoezo
