Lesson 2 1-2 Flashcards

(8 cards)

1
Q

Twee sorten bindingen 2

A

Ionbindingen, waarbij electronen van de ene aan het andere atoom worden overgedragen, en (polaire) atoombindingen, waarbij atomen electroonparen delen. Covalentie, edelgasconfiguratie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Carbokation en carbanion. Keten. 3

A

Carbokation + is omgeringd door zes electronen en niet erg stabiel. Carbanion - is omgeringd door acht electronen, maar door negatieve lading weinig stabiel. Methylkation en methylanion niet stabiel. Met langere keten, en vooral met substituenten stabieler.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Inductief effect, het meest electronegatieve electroon 4

A

Ladingszwaartepunt niet in het midden. Het meest electronegatieve atoom zugt electronen. Electrozuigend effect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Inductief C-H 4

A

Enkelvoudig binding reageert niet volgens electronegativiteit, C is hier electoonstuivend. Met twee en drievoudig bindingen wordt C zuigend, met drievoudig kan H worden afgesplitst. Voor C N en C O wordt C meer stuivend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Inductief, methaan versus ethaan 5

A

C minder electroonstuvend in ethaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Inductief zuigend en stuivend effect 5

A

Electroonzuigend -I effect: F, Cl, Br, I, O, N, S, OH en NH2 groepen.
Electroonstuivend +I effect: Alkyylgroepen, metallen. (Met metallen krijgt de alkyyl een zugend effect.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Invloed van het oplosmiddel. Ionbindingen. Atoombindingen. 7

A

NaCl splitst in de polaire oplosmiddel water. Gemakkelijkt, vanwege ionbinding.
Atoombindingen, heterolytisch en homolytisch splitsing.
Splitzing wanneer de gesplitste deelen goed gestabliseerd zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat geeft stabiliteit? 7

A

De ongunstige ladingen verdeelt, zoals door inductief effect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly