Liberalisme Flashcards

1
Q

Vanwaar komt liberalisme?

A

Het is een ideologie dat komt uit de verlichting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat staat centraal in het liberalisme?

A

Vrijheid. Zelfbeschikkingsrecht van de individuele mens

Door verstand kan en wil de mens zijn leven volgens z’n eigen inzichten nastreven

→ Vrije ontwikkeling zorgt dan op zijn beurt voor
creativiteit & vooruitgang van de hele samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom wou men liberalisme?

A

Uit frustratie door de onderdrukking tijdens het
Ancien Régime en de Restauratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wie de promotors ?

A

Burgerij (rijke mensen binnen de 3e stand)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat waren de oorzaken?

A

Werden in de standenmaatschappij en door het autoritaire bestuur benadeeld:
→ Uitgesloten van politieke voorrechten
→ moesten hoge belastingen betalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat wouden ze hiermee berijken?

A

hun eigen politieke & economische belangen behartigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wie moest volgens dit systeem de markt kunnen veroveren?

A

Wie meest concurrentieel is. (Goedkoopste producten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de rol van de overheid hierin?

A

Taboe = staatstussenkomst in de economie:
→ geen dirigisme
→ geen protectionisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat mag de overheid wel doen?

A

Toegelaten = nachtwakersstaat
→ Veiligheid & orde handhaven & privébezit beschermen
→ Inrichten van goede infrastructuur en onderwijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de politieke liberale doelstellingen & eisen?

A

Vrijheid: maximaal zelfbeschikkingsrecht, dus
minimale staatstussenkomst (↔ tirannie)
→ Gelijkheid: “iedereen = voor de wet”
→ Volkssoevereiniteit in een systeem met gescheiden
machten:
→ Wetgevende macht via parlementarisme met
cijnskiesrecht
→ Uitvoerende macht met een regering
→ Rechterlijke macht in een rechtstaat
→ Constitutionalisme (↔ tirannie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Voor wie bleef de vrijheid in werkelijkheid voorbehouden?

A

Enkel rijke mensen beschikten over de middelen (geld, opleiding, connecties) om zich vrij te kunnen ontplooien in een samenleving waarin de overheid zich afzijdig hield
• Enkel mensen met “verstand van politiek” mochten stemmen (≈ cijns- & capaciteitskiesrecht)
→ Bourgeoisie kon de macht voor zichzelf reserveren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke waren de sociale consequenties van dit systeem

A

→ Bourgeoisie kon de macht voor zichzelf reserveren:
• Cijns- & capaciteitskiesrecht
• Wet Le Chapelier
→ Geen vertegenwoordigers van de lagere sociale
klassen in het parlement → weinig bekommernis
om sociale ongelijkheid → geen sociale correcties
vanwege de overheid → recht van de sterkste →
uitbuiting van de arbeiders → ongelijkheid …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welvaart voor iedereen?

A

Neen, niet goed voor arbeiders en boeren. Ze worden uitgebuit door werkgevers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Op welke manier betekende dit progressieve liberalisme een bedreiging voor de Restauratie en was het dus progressief?

A

Het liberalisme wou verandering: komaf maken met het absolutisme en de standenmaatschappij
zoals tijdens het Ancien Régime
• Het liberalisme reageerde dus tegen de verdrukking van de Restauratie en eiste vrijheid en gelijkheid voor het volk → liberale revolutiegolven!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly