lijst 11+12 Flashcards
(36 cards)
1
Q
der moderator
A
de presentator
2
Q
ungewiss
A
onzeker
3
Q
der vorsatz
A
het voornemen
4
Q
wohlfühlen
A
op zijn gemak voelen
5
Q
ablehnen
A
afwijzen
6
Q
benutzen
A
gebruiken
7
Q
empfangen
A
ontvangen
8
Q
der entschluss
A
het besluit
9
Q
entweder… oder
A
of… of
10
Q
fähig
A
in staat
11
Q
geradezu
A
gewoonweg
12
Q
das geschäft
A
de zaak, bedrijf
13
Q
die klarheit
A
de duidelijkheid
14
Q
der kunde
A
de klant
15
Q
leise
A
zacht
16
Q
löschen
A
verwijderen
17
Q
malen
A
schilderen
17
Q
der sprache
A
de taal
17
Q
der schrebergarten
A
de volkstuin
18
Q
sich trauen
A
durven
19
Q
widmen
A
wijden aan
20
Q
zögern
A
aarzelen
21
Q
der buchstabe
A
de letter
22
Q
die daten
A
gegevens
23
entfernen
verwijderen
24
erstellen
opstellen
25
fälschen
vervalsen
26
die farbe
de kleur
27
fördern
stimuleren
28
die genehmigung
de toestemming
29
das handy
het mobieltje
30
sich herausstellen
blijken
31
die quelle
de bron
32
der ratschlag
het advies
33
stimmen
kloppen
34
tarnen
camoufleren
