Lingoda - Hoofdstuk 3 Flashcards
(232 cards)
1
Q
Presentarse
A
(Jezelf) voorstellen
2
Q
Presentarme
A
(Mezelf) voorstellen
3
Q
Puedo
A
Ik kan
4
Q
Ser
A
Zijn
5
Q
El verbo
A
Het werkwoord
6
Q
Responder
A
Antwoorden
7
Q
Bien
A
Goed (bijwoord)
8
Q
Presentarse
A
(Jezelf) voorstellen
9
Q
Quién
A
Wie (enkelvoud)
10
Q
La oracion
A
De zin
11
Q
Quiénes
A
Wie (meervoud)
12
Q
Qué tal?
A
Hoe is het?
13
Q
Regular (bijwoord)
A
Normaal
14
Q
Más o menos
A
Min of meer
15
Q
Cansado/-a
A
Moe
16
Q
Adjetivo
A
Bijvoegelijk naamwoord
17
Q
Enfermo/-a
A
Ziek
18
Q
Que te mejores
A
Beterschap! (gezegde)
19
Q
Juntos
A
Samen
20
Q
Tomar
A
Nemen
21
Q
Cuál?
A
Wat? Welke?
22
Q
Verdadero
A
Waar
23
Q
Falso
A
Vals
24
Q
Es correcto
A
Het is correct
25
Estar de diez
(Heel) goed zijn (gezegde)
26
Conjugar
Vervoegen (werkwoord)
27
El compañero de equipo
De teamgenoot/groepsgenoot
28
El compañero de trabajo
La compañera de trabajo
De collega
29
Hispanoamérica
Spaans-Amerika
30
Cuidado!
Voorzichtig! Let op! Pas op!
31
Cocinar
Koken
32
Comer
Eten
33
Vivir
Leven
34
Trabajar
Werken
35
Escribir
Scrijven
36
Aprender
Leren
37
La conjugación
De vervoeging (werkwoord)
38
Añadir
Toevoegen
39
Eliminar
Elimineren
40
Árabe
Arabisch
41
La escuela
De school
42
El mensaje
Het bericht
43
La diferencia
Het verschil
44
La empresa
Het bedrijf, de onderneming
45
El hospital
Het hospitaal
46
La embajada
De ambassade
47
Dónde vives?
Waar leef je?
48
De dónde eres?
Van waar ben je?
49
Qué estudias?
Wat studeer je?
50
Qué idiomas hablas?
Welke talen spreek je?
51
Aléman
Duits
52
Francés
Frans
53
Beber
Drinken
54
El chat
De chat
55
La solución
De oplossing
56
Los pronombres personales
De persoonlijke voornaamwoorden
57
Dónde está Nicaragua? (estar)
Waar is Nicaragua?
58
Europa
Europa
59
África
Afrika
60
Oceanía
Oceanië
61
Asia
Azië
62
India
India
63
China
China
64
México
Mexico
65
Japón
Japan
66
Italia
Italië
67
Polonia
Polen
68
Rumaniá
Roemenië
69
Marruecos
Marroko
70
Perú
Peru
71
Canadá
Canada
72
Rusia
Rusland
73
Nueva Zelanda
Nieuw-Zeeland
74
Egipto
Egypte
75
Senegal
Senegal
76
El país
Het land
77
El lugar de origen
De plaats van herkomst/oorsprong
78
El lugar de residencia
De verblijfsplaats
79
El lugar
De plaats, de plek
80
Túnez
Tunesië
81
Alemania
Duitsland
82
Elige!
Kies!
83
Croacia
Kroatië
84
Grecia
Griekenland
85
Londres
Londen
86
La entonación
De intonatie
87
Negrita
Vet (lettertype)
88
La afirmación
De bevestiging
89
Fuerte
Sterk, krachtig
90
Cómo?
Hoe?
91
La diferencia
Het verschil
92
Cual es tu nombre?
Wat is je naam?
93
Quíen eres?
Wie ben je?
94
Dónde trabajas?
Waar werk je?
95
La nacionalidad
De nationaliteit?
96
Vale
OK
97
Estadounidense
Amerikaans (afkomst)
98
Los huecos
De gaten
99
Las aberturas
De openingen
100
Bailar
Dansen
101
Positivo/-a
Positief
102
Negativo/-a
Negatief
103
El resfriado
De verkoudheid
104
La universidad
De universiteit
105
Adecuado
Gepast, adequaat
106
La comida
De maaltijd
107
Pequeño
Klein
108
Un poco
Een beetje
109
Nervioso/-a
Nerveus
110
La novela
De roman
111
Estar como una rosa
(Zich) heel goed voelen (gezegde)
112
Izquierda
Links
113
Derecha
Rechts
114
La caja
De box, de doos
115
El juego de rol
Het rollenspel
116
El continente
Het continent
117
(Jezelf) voorstellen
Presentarse
118
(Mezelf) voorstellen
Presentarme
119
Ik kan
Puedo
120
Zijn
Ser
121
Het werkwoord
El verbo
122
Antwoorden
Responder
123
Goed (bijwoord)
Bien
124
(Jezelf) voorstellen
Presentarse
125
Wie (enkelvoud)
Quién
126
De zin
La oracion
127
Wie (meervoud)
Quiénes
128
Hoe is het?
Qué tal?
129
Normaal
Regular (bijwoord)
130
Min of meer
Más o menos
131
Moe
Cansado/-a
132
Bijvoegelijk naamwoord
Adjetivo
133
Ziek
Enfermo/-a
134
Beterschap! (gezegde)
Que te mejores
135
Samen
Juntos
136
Nemen
Tomar
137
Wat? Welke?
Cuál?
138
Waar (waar/vals)
Verdadero
139
Vals
Falso
140
Het is correct
Es correcto
141
(Heel) goed zijn (gezegde)
Estar de diez
142
Vervoegen (werkwoord)
Conjugar
143
De teamgenoot/groepsgenoot
El compañero de equipo
144
De collega
El compañero de trabajo
La compañera de trabajo
145
Spaans-Amerika
Hispanoamérica
146
Voorzichtig! Let op! Pas op!
Cuidado!
147
Koken
Cocinar
148
Eten
Comer
149
Leven
Vivir
150
Werken
Trabajar
151
Schrijven
Escribir
152
Leren
Aprender
153
De vervoeging (werkwoord)
La conjugación
154
Toevoegen
Añadir
155
Elimineren
Eliminar
156
Arabisch
Árabe
157
De school
La escuela
158
Het bericht
El mensaje
159
Het verschil
La diferencia
160
Het bedrijf, de onderneming
La empresa
161
Het hospitaal
El hospital
162
De ambassade
La embajada
163
Waar leef je?
Dónde vives?
164
Van waar ben je?
De dónde eres?
165
Wat studeer je?
Qué estudias?
166
Welke talen spreek je?
Qué idiomas hablas?
167
Duits
Aléman
168
Frans
Francés
169
Drinken
Beber
170
De chat
El chat
171
De oplossing
La solución
172
De persoonlijke voornaamwoorden
Los pronombres personales
173
Waar is Nicaragua?
Dónde está Nicaragua? (estar)
174
Europa
Europa
175
Afrika
África
176
Oceanië
Oceanía
177
Azië
Asia
178
India
India
179
China
China
180
Mexico
México
181
Japan
Japón
182
Italië
Italia
183
Polen
Polonia
184
Roemenië
Rumaniá
185
Marroko
Marruecos
186
Peru
Perú
187
Canada
Canadá
188
Rusland
Rusia
189
Nieuw-Zeeland
Nueva Zelanda
190
Egypte
Egipto
191
Senegal
Senegal
192
Het land
El país
193
De plaats van herkomst/oorsprong
El lugar de origen
194
De verblijfsplaats
El lugar de residencia
195
De plaats, de plek
El lugar
196
Tunesië
Túnez
197
Duitsland
Alemania
198
Kies!
Elige!
199
Kroatië
Croacia
200
Griekenland
Grecia
201
Londen
Londres
202
De intonatie
La entonación
203
Vet (lettertype)
Negrita
204
De bevestiging
La afirmación
205
Sterk, krachtig
Fuerte
206
Hoe?
Cómo?
207
Het verschil
La diferencia
208
Wat is je naam?
Cual es tu nombre?
209
Wie ben je?
Quíen eres?
210
Waar werk je?
Dónde trabajas?
211
De nationaliteit?
La nacionalidad
212
OK
Vale
213
Amerikaans (afkomst)
Estadounidense
214
De gaten
Los huecos
215
De openingen
Las aberturas
216
Dansen
Bailar
217
Positief
Positivo/-a
218
Negatief
Negativo/-a
219
De verkoudheid
El resfriado
220
De universiteit
La universidad
221
Gepast, adequaat
Adecuado
222
De maaltijd
La comida
223
Klein
Pequeño
224
Een beetje
Un poco
225
Nerveus
Nervioso/-a
226
De roman
La novela
227
(Zich) heel goed voelen (gezegde)
Estar como una rosa
228
Links
Izquierda
229
Rechts
Derecha
230
De box, de doos
La caja
231
Het rollenspel
El juego de rol
232
Het continent
El continente
