M9 Flashcards Preview

TT 2 > M9 > Flashcards

Flashcards in M9 Deck (18)
Loading flashcards...
1
Q

Waarom gebruiken we de Chi kwadraat toets?

A

Omdat we twee categorische variabelen hebben.

2
Q

Wat is het verschil tussen marginale en conditionele distributies?

A

Marginale: gaat om het totaal.
Condtionele: gaat om een specifieke categorie.

3
Q

Wanneer is er sprake van een verband?

A

Als bijvoorbeeld de kans op overlijden anders is in een andere categorie. Dus dat er tussen de marginale en conditionele kans niet ongeveer hetzelfde iets (er wordt verwacht dat er geen verschil is).

4
Q

Wat zijn de minimale aantal cellen bij de Chi-kwadraat?

A

> 5

5
Q

Wat kan je zeggen over de ‘expected counts’?

A

Deze kan je verwachten als de nulhypothese waar zou zijn.

6
Q

Wat zijn de eigenschappen van de Chi-kwadraat?

A
  • Altijd een positief getal (komt door het kwadrateren)
  • Hoe hoger de Chi-squared, hoe groter het bewijs tegen HO onafhankelijkheid
  • De Chi-squared is een ‘goodness-of-fit-statistic’; het geeft aan hoe goed de expect valules bij de observed values passen.
  • De laagst mogelijke waarde van de chi-squared is 0, in dat geval zijn de observed en expected counts precies gelijk
7
Q

Wat betekent de ‘goodness-of-fit-statistic’?

A

Het geeft aan hoe goed de expected values bij de observed values passen?

8
Q

Hoe is de Chi-kwadraat verdeeld? Wel of niet normaal?

A

Hij is niet normaal verdeeld. Begint bij 0 (je kan niet onder 0 komen).

9
Q

Welke tabel gebruik je bij de Chi-kwadraat?

A

Je gebruikt Tabel C.

10
Q

Is een chi-kwadraat één of tweezijdig?

A

Een chi-kwadraat is ALTIJD eenzijdig (positieve en negatieve afwijkingen worden gekwadrateerd).

11
Q

Wat geeft de chi-kwadraat statistic aan?

A

Hoeveel de observed counts van de expected counts afwijken. Of er sprake is van een significant verband (!).

12
Q

Waar moet je opletten bij het verschil tussen significantie en associatie?

A

Bij een Chi-kwadraat test je of een verband statistisch significant is. Je weet dat nog niet hoe sterk het verband is.

13
Q

Wat bereken je met een standardized residual?

A

We kijken dan naar de afwijkingen binnen een bepaalde cel. Het standardized residual geeft aan in welke cellen het verband (chi-kwadraat) dan precies zit.

14
Q

Wat zegt de uitkomst van de standaard residual?

A

Het is veel meer (of minder) dan je op basis van het toeval zou mogen verwachten.

15
Q

Hoe hoog moet een standardized residual zijn om significant af te wijken?

A

Dit moet boven de <2 of +2 / -3 of +3 liggen.

16
Q

Wat is een manier om de sterkte van een associatie te laten zien?

A

Relative risk.

17
Q

Wat als de uitkomst bij relative risk 2.3 is?

A

Bijvoorbeeld: mannen hebben 2,3 keer zo grote kans om republikeins te stemmen dan vrouwen.

18
Q

Wat voor invloed heeft de grote van de steekproef op de Chi-kwadraat?

A

Een grotere steekproef leidt tot een grotere chi-kwadraat.