maatschappij Flashcards

(125 cards)

1
Q

democratie

A

bevolking bepaalt welke wetten er zijn in een land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

stappen voor democratie

A

stap 1 bevolking kiest Mensen die hun vertegenwoordigen (parlement/volksvertegenwoordigers)
stap 2 parlement maakt wetten en regels
stap 3 verschillende belangen onder woorden brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

politiek

A

de wijze waarop besluiten worden genomen in een samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Parlementaire democratie

A

een vorm van democratie die verloopt via het parlement. Verkiezingen zorgen dat burgers vertegenwoordigd worden in het parlement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

volksvertegenwoordiger

A

onderdeel van de macht waar mensen in zitten die het volk vertegenwoordigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

parlement

A

1ste en 2de kamer samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

taken parlement

A
  • wetten goed- of afkeuren
  • wet bedenken/aanpassen
  • kabinet controleren
  • doen ze allemaal namens het volk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Rechtstaat

A

een staat waar burgers rechten hebben om zich te kunnen uiten tegen mensen in de politiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Onderdelen van rechtstaat

A

grondrechten
scheiding van machten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

grondrechten

A

rechten die zorgen dat democratie goed werkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

doel stemmen

A

het volk laat weten wat zij belangrijk vinden en wie ze vertrouwen en daardoor richting kunnen geven aan de koers van het land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is scheiding van machten en wat zijn de 3 gescheiden rechten

A

systeem waar de machten van een land verdeeld is over 3 groepen die elkaar controleren en in balans houden
wetgevende macht
uitvoerende macht
rechtsprekende macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wetgevende macht

A

taak van de regering en parlement
ze maken wetten parlement keurt goed of af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

uitvoerende macht

A

taak van de regering
beleid van een wet uitvoeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Rechtelijke macht

A
  • taak van de rechters
    Wanner burgers vinden dat de overheid haar macht heeft misbruikt
  • rechtelijke macht is onafhankelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

dictatuur

A

land waar een persoon of groep de baas is zonder inspraak van het volk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Eerste Kamer

A

onderdeel van het Nederlandse parlement met 75 leden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

algemene beschouwingen

A

Debatten die worden gehouden naar aanleid van de plannen die bekend worden gemaakt op prinsjesdag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

kiesrecht

A

Recht als je boven 18 ben om te stemmen op een kandidaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Tweede Kamer

A

Onderdeel van het Nederlandse parlement met 150 zegels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

actief kiesrecht

A

stemmen op een kandidaat (partij)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

belang

A

reden om voor of tegen iets te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Constitutionele monarchie

A

een land met een grondwet en een koning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

kabinet

A

minister en staatssecretarissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
passief kiesrecht
iedereen mag zich verkiesbaar stellen
26
regering
minister en koning
27
verzorgingsstaat
land waar de overheid deels verantwoording is voor het inkomen en gezondheid van een burgers
28
taken van verzorgingsstaat
- Beschermen tegen inkomsten verlies door sociale zekerheid - Voorzieningen die voor iedereen toegankelijk zijn (collectieve) - eerlijke inkomensverdeling - Voldoende werkgelegenheid
29
taken van politiek
- omgaan met verschillende belangen en meningen - manier van organiseren van een stad gemeente enz - het maken van keuzes - doet mee aan de verkiezing
30
Budget- begrotingsrecht
kamerleden moeten de begroting van het land goedkeuren met een meerderheid
31
coalitie
partijen die samenwerken om een meerderheid te krijgen
32
coalitiepartij
prtij die samen met andere partijen een meerderheid heeft in de Tweede Kamer (of Eerste Kamer, gemeenteraad en provinciale staten)
33
Dertigledendebat
ee debat met de ministers dat wordt aangevraagd door kamerleden als er een incident is in het land (spoeddebat)
34
fractie
alle kamerleden van dezelfde partij in de eerst of Tweede Kamer
35
Getrapte verkiezingen
Verkiezingen van de eerst kamer, burgers stemmen op provinciale staten die kiezen vervolgens de Eerste Kamer
36
initiatiefwet
een wet die is bedacht door de 2de Kamerlid en is goedgekeurd door de 2de en 1ste kamer
37
machtsmiddelen
middelen die het parlement heeft om regering/kabinet te controleren en richting van beleid te bepalen
38
motie
Officiële opmerking die is ingediend en met meerderheid is aangenomen door de 2de maker
39
oppositie
- de partijen die geen onderdeel zijn van de coalitie deze partijen werken vaan niet samen - controleren en geven kritiek.
40
oppositiepartij
Partijen die niet in de coalitie zitten
41
Parlementaire onderzoek
onderzoek dat uitgevoerd wordt door kamerleden
42
provinciale staten
de volksvertegenwoordiging in de twaalf provincies
43
Recht van enquête
Recht van kamerleden om mensen te ondervragen onder ede als mensen dan liegen zijn ze strafbaar
44
volksvertegenwoordiging
Kamerleden en leden van de gemeenteraad, provinciale staten en het Europees Parlement
45
ambtenaar
personen die werken voor de overheid
46
compromisse
partijen geven iet op en passen iets aan om samenwerking te kunne werken
47
Informatie plicht
minister en staatssecretarissen zij n verplicht de 2de kamer te voorzien van infomatie die gaat over hun onderwerp
48
minister
persoon die verantwoordelijk is voor bepaalde onderwerpen
49
minister-president
de voorzitter hij word al lijder van eht land gezien
50
kenmerken van parlementaire domocratie
- macht ligt door de burgers bij de volkvertegenwoordigers - op nationaal niveau kan kabinet ter verantwoordelijkheid woorden geroepen door de volksvertegenwoordiging - parlement neemt uiteindelijk de beslissing voor wetvoorstellen - vrije en geheime verkiezingen - in een volksvertegenwoordiging neemt men beslissing met een meerderheid van de stemmen, maar wordt rekening gehouden met minderheidstandpunten en de grondrechten - actief en passief kiesrecht - algemeen kiesrecht - Bevoegdheden en machten staan in wet en regelgeving waaronder de grondwet - op provinciaal en gemeentelijk niveau geld dezelfde principes `
51
Ministeriële verantwoordelijkheden
op nationale niveau kan de kabinet ter verantwoording worden geroepen door de volksvertegenwoordiging
52
wie neemt de laster beslissing voor de wetvoorstel?
Parlement
53
vrije verkiezingen
iedereen zelf mag kiezen op wie of wat ze willen stemmen, zonder dat iemand hen dwingt of dreigt met straf als ze op iemand anders stemmen
54
Geheime verkiezingen
dat niemand weet op wie jij hebt gestemd. Je stem is dus geheim, en niemand mag je vragen of je keus was.
55
algemeen kiesrecht
iedere volwassene om te stemmen bij verkiezingen
56
kiesstelsel/evenredige vertegenwoordiging
Dit betekent dat de aantal stemmen dat een partij krijgt, bepaalt hoeveel zetels ze in de Tweede Kamer krijgt.
57
meerderheidsstelsel
Daarbij moet een partij in een gebied de meeste stemmen krijgen om een zetel te winnen
58
Kabinetsformatie
Na de verkiezingen vormen partijen samen een kabinet
59
Peilingen
laten zien hoe partijen het doen vóór de verkiezingen.
59
Lijsttrekkers
zijn de belangrijkste personen van een partij. Ze zijn vaak het gezicht van de campagne
60
Zwevende kiezers
weten nog niet op wie ze gaan stemmen.
61
Regeerakkoord
Coalitie maakt afspraken voor de komende jaren
62
Hoe wordt een wet gemaakt?
Voorstel van de regering of een Kamerlid. Tweede Kamer bespreekt en stemt. Eerste Kamer controleert en stemt. Koning en minister ondertekenen → dan is het een wet!
63
Prinsjesdag
Elke derde dinsdag van september. De koning leest de Troonrede (plannen voor het jaar). De regering presenteert de Miljoenennota en begroting (waar gaat het geld naartoe?). Algemene beschouwingen: debat over de plannen.
64
Controle van de regering
Het parlement controleert of de regering goed werkt. Ze mogen vragen stellen, onderzoeken doen en ministers ter verantwoording roepen.
65
Legaliteitsbeginsel
Het principe dat wetten voor iedereen gelden en dat de overheid zich aan de wet moet houden.
66
Hoofdtaken van het Parlement
Wetgevende taak: Wetten maken of aanpassen. Controlerende taak: Het kabinet controleren.
67
fractievoorzitter
Kamers bestaan uit fracties (groepen per partij). Elke fractie heeft een fractievoorzitter als leider.
68
controlerende taak horen de volgende rechten:
Het recht om mondelinge en schriftelijke vragen te stellen * Het recht om moties in te dienen, waaronder motie van wantrouwen * Het recht om de ministers en staatssecretarissen ter verantwoording te roepen in een debat, waaronder het recht van aanvragen van een dertigledendebat * Het recht van parlementair onderzoek, waaronder recht van enquête * Het budget- of begrotingsrecht
69
onschendbaar
De koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk.
70
Ministers en hun rol
- **Leidinggeven**: Ministers leiden een ministerie (bijv. Onderwijs, Gezondheid). - **Ambtenaren**: Ze geven leiding aan de ambtenaren daar. **Verantwoordelijkheid**: Ministers zijn verantwoordelijk voor wat er goed of fout gaat in hun ministerie.
70
Taken van de regering
- Het voorbereiden van overheidsbeleid * Het uitvoeren van overheidsbeleid
71
Machtsmiddelen van het kabinet
* Steunen op de meerderheid van het parlement * De beschikbaarheid van deskundige ambtenaren * Het regeerakkoord * Dreigen met een kabinetscrisis dreigen met aftreden van een minister, staatssecretaris of kabinet
72
taken van de koning
* De koning ondertekent wetten en Koninklijke Besluiten. * De koning beëdigt ministers en staatssecretarissen en andere hoge functionarissen. * Jaarlijks op de derde dinsdag van september leest de koning de Troonrede voor
73
Gemeenteraad
Wordt gekozen door de inwoners. Is de volksvertegenwoordiging van de gemeente. Neemt besluiten over het beleid en controleert het bestuur. Is het hoogste orgaan in de gemeente.
74
College van B en W (Burgemeester en Wethouders)
s het dagelijks bestuur van de gemeente. Voert het beleid uit. Wethouders worden voorgedragen door de gemeenteraad. Coalities worden ook in gemeenten gevormd.
75
De burgemeester
Wordt benoemd door de Kroon (koning en ministers). Staat boven de partijen. Is voorzitter van het college én van de gemeenteraad. Zorgt voor orde en veiligheid in de gemeente.
76
Taken van de gemeente zijn
Bijhouden wie er woont (basisregistratie). Lokale belastingen heffen. Officiële documenten geven (zoals paspoorten). Uitkeringen regelen. Wegen en voorzieningen aanleggen.
77
ambtenaren in de politieke besluitvorming
ze hebben vaak specialistische kennis; * ze spelen een grote rol in het voorbereiden van wetsvoorstellen; * ze spelen een grote rol bij het uitvoeren van wet- en regelgeving
78
Europese besluitvorming
- Burgers stemmen eens in de 5 jaar op het Europees Parlement. -De Europese Commissie: Doet wetsvoorstellen. Voert beleid uit. Controleert of landen zich aan de regels houden. - De Raad van de Europese Unie én het Europees Parlement stemmen over die voorstellen. - De Europese Raad (alle regeringsleiders van EU-landen) bepaalt de grote lijnen en richting van de EU. - EU-wetten kunnen: Besluiten zijn: die gelden direct. Richtlijnen zijn: landen moeten een doel halen, maar mogen zelf kiezen hoe ze dat doen.
79
de invloed die de burgers hebben op de politiek
* Actief en passief kiesrecht bij verkiezingen voor volksvertegenwoordigers * Lidmaatschap van politieke partij en meedoen in een politieke partij * Het oprichten van belangen- of pressiegroepen * Beïnvloeding via lidmaatschap van en deelname aan belangen- of pressiegroepe
80
kenmerken van belangen- of pressiegroepen."
- komen op voor een bepaald belang of een groep mensen - Ze proberen invloed uit te oefenen op de politiek om hun doel te bereiken.
81
belangen- of pressiegroepen om politieke besluitvorming te beïnvloeden
Lobbyen * Verzoek indienen om een referendum te houden in de gemeente * Overleg in adviesorganen
82
machtsmiddelen die burgers, belangen- en pressiegroepen
* Beschikken over kennis/deskundigheid * Omvang van de groep die zij vertegenwoordigen/het aantal leden * Financiële middelen * Formele/wettelijke bevoegdheden hebben * Gezag/charisma van leidinggevende personen * Toegang tot politici * Zitting hebben of deel uitmaken van adviesorganen * Toegang tot en gebruik maken van de media
82
mogelijkheden die zowel individuele burgers als belangen- of pressiegroepen hebben.
* Allerlei vormen van openlijke actie * Oprichten van politieke partijen * Inschakelen van politieke partijen en/of contact opnemen met politici * Indienen van klacht of bezwaarschrift bij de volksvertegenwoordiging of het dagelijks bestuur * De openbaarheid zoeken door het inschakelen van media * Bij onenigheid met de overheid de rechter inschakelen * Petitie indienen * Burgerinitiatief indienen * Klachten over het gedrag van bestuursorganen, van ambtenaren van de rijksoverheid en van de politie deponeren bij de Nationale ombudsman * Gebruik maken van officiële inspraakmogelijkheden tijdens het besluitvormingsproces * Verzoek indienen om een referendum te houden in de gemeente
83
Progressief
veranderingsgezind
84
Conservatief
behoudend
85
kenmerken van populistische politieke
Keren zich af van de gevestigde partijen en/of bestuurlijke elite * Zeggen te luisteren naar de wil van het volk * Leggen sterk de nadruk op (charismatisch) leiderschap * Doen vaak een beroep op vaderlandsliefde
86
extremistische politieke
Willen ingrijpende ondemocratische veranderingen in de samenleving * Verspreiden haat- of angstgevoelens * Zijn bereid geweld te gebruiken of te dreigen met het gebruik van geweld
87
1 Liberale stroming
Individuele vrijheid, individuele rechten en eigen verantwoordelijkheid * Vrijheid op economische gebied. Particulier initiatief; de vrijheid om te ondernemen, ruimte voor de vrije markt, en dus beperkte overheidsinvloed * Nadruk op de kerntaken van de overheid: bescherming van de rechtsstaat, handhaving van openbare orde en defensie
88
Sociaaldemocratische stroming:
Streven naar meer sociaaleconomische gelijkheid; verkleinen van verschillen in inkomen, welvaart, en macht * Relatief grote rol van de overheid om nadelen van de vrijemarkteconomie te verminderen, om ongelijkheid te verkleinen en om gemeenschapsgoederen zoals onderwijs, sociale voorzieningen e.d. te scheppen * Internationale solidariteit * Opkomen voor de zwakkeren in de samenleving
89
Christendemocratische stroming:
* Bijbelse waarden als naastenliefde en gemeenschapszin, christelijke geloof als inspiratiebron * Harmonie en samenwerking tussen diverse groepen binnen de samenleving * Faciliterende rol van de overheid in die samenwerking: de overheid verricht vooral taken die niet door andere groepen in de samenleving kunnen worden vervuld * Rentmeesterschap * Gespreide verantwoordelijkheid
90
Ecologische stroming
Stellen duurzame ‘groene’ consumptie boven economische groei. Te bereiken via mentaliteitsverandering bij burgers en bedrijven en zeker ook via overheidsmaatregelen (zoals wetgeving) * Geen verdere aantasting van natuur en milieu * Milieuvriendelijk en duurzaam produceren en consumeren
91
Nationalistische stroming:
Stellen de oorspronkelijke bewoners van het land centraal * Streven naar onafhankelijkheid en volledig zelfbestuur. Proberen dus zo min mogelijk deel te nemen aan internationale organisaties zoals de EU * Globalisering en immigratie worden gezien als een bedreiging voor het land * Bevat vaak populistische elementen
92
criminalitiet
het gedrag dat wettelijk strafbaar is
93
misdrijf
moord, doodslag, mishandeling, verkrachting, inbraak, diefstal en heling
94
overtreding
wildplassen, openbaar dronkenschap en buren overlast
95
wetboek van strafrecht
geweldsmisdrijven, fraude, witwassen, belastingontduiken, diefstal
96
opiumwet
delicten exploiteren dealen van harddrugs
97
wet wapens en munitie
egelt wie wapens en kogels mag hebben. Je mag geen wapens bij je hebben, tenzij je daar speciaal toestemming voor hebt. Zo probeert de wet Nederland veiliger te maken.
98
wegenverkeerwet
rijden onder invloed, joyriding, gevaarlijk rijden
99
rechtsbronnen
de nederlandse wet jurisprudentie (gehele uitspraak van de rechter) internationale weggeving (houden aan de regels van de EU)
100
rechtregels
regels die daar door de overheid zijn vastgesteld en bepaal wat wel en niet mag in de samenleving
101
Criminaliteit al relatief begrip
wat in de wet crimineel gedrag is kan verschillen in land en tijd
102
kenmerken van vele voorkomende crimianiteit
- schade veroorzaken - hinderlijk zijn en gevoelens van onveiligheid - Massaal voorkomende strafbaar gedrag
103
Geregistreerde crimineel
crimineel dat bekend is bij de politie
104
Ongeregistreerde crimineel
crimineel dat niet bekend is bij de politie
105
politiestatestiek
bevat cijvers over ter kennis van de politie gekomen strafbare feiten nadelen vele komen niet naar politie ene geeft meer mensen toe waardoor het lijkt dat die het meest word gepleegd
106
slachtofferonderzoek
Enquêtes onder onderzochten personen die kunne aangeven of ze het slachtoffer zijn geweest van bepaalde misdrijven
107
daderonderzoek
Enquêtes waarin de onderzochte persoon zalf kunnen aangeven af ze al wel of niet delict hebben gepleegd
108
veiligheidsmonitor
Overheid wilt weten hoe veilig nl zich voelt en waar de onveiligheid vandaan komt
109
beeldvorming over criminaliteit
- media versterkt stereotype - Beïnvloeden opinie over aanpak en straf - Criminele gedrag stimuleren door navolging
110
kernmerken van rechtstaat
machtsscheiding er is een grondwet alle burgers zijn voor de wet gelijk handelen van overheid is gebaseerd op de wet
111
jeugdstrafrecht
Onder 12 jaar: geen strafrecht. 12-18 jaar: kinderrechter, lichtere straffen, niet-openbare zittingen. 16-23 jaar: soms jeugdstraf- of volwassenenstrafrecht, afhankelijk van situatie. PIJ-maatregel: behandeling in jeugdinrichting, soms omgezet naar tbs. Halt: bij lichte vergrijpen leer-/werkopdracht en herstelacties. Taakstraf kan leerstraf zijn, gericht op gedragsverandering.
112
rechten en plichten van verdachte
Recht om te weten waarvan je verdacht wordt Recht op een advocaat Recht om te zwijgen Plicht tot tonen ID en medewerking aan identificatie Beperkte tijd vasthouden volgens wet Recht op eerlijk proces en hoger beroep
113
taken van justitie
- leiden opsporingsonderzoek, politie, strafbare feiten opsporen - vervolgd strafbare feiten treedt in rechtzaal op als aanklager
114
seponeren
neit te vervolgens
115
schrikken
voorstel bijv.boete of taakstraf van plaats voor de rechter te komen
116
vervolging
wel voor de rechter komen
117
rechten slachtoffer
Spreekrecht op zitting Schadevergoeding via rechter Recht op slachtofferhulp Recht op informatie over de zaak Nabestaanden hebben ook spreekrecht
118
reclassering
Ex-verdachte en veroordeelden om herhaling ter voorkomen
119
taken van reclassering
- adviseren van rechtbank en openbaar ministerie over de dader en verdacht - begeleiden van controleren mensen op toezicht - ten uitvoer leggen van werkstraffen
120
klassenjustitie
is ongelijke behandeling van mensen door politie of justitie op basis van sociale klasse of afkomst.
121
rol van media in selectie proces
- productie e verspreiden van nieuws - grote rol in beeldvorming van maatschappelijke problemen - nieuws dat verschijnt in media is resultaat van selectieproces - actoren zijn verslagvers, journalisten, persbureau en redactie
122
media beïnvloed onze gedachte door
door selectieve perceptie, waarbij we informatie aanpassen aan ons referentiekader. Dit leidt tot stereotypen (zoals "jongeren zijn crimineel") en vooroordelen (zoals "buitenlanders zijn gevaarlijk"), die vaak niet overeenkomen met de werkelijkheid.