Medieval glossarium Flashcards
(38 cards)
aids/ hulpmiddelen
In Engeland verwijst dit naar betalingen van vazallen aan hun heren bij belangrijke gelegenheden.
De annunciatie
Toen de engel Gabriël haar aankondigde dat
zij de Messias zou baren.
Maria-Boodschap of Aankondiging van de Heer is het hoogfeest ter gedachtenis van de aankondiging (annunciatie) van de geboorte van Jezus aan Maria. In de Orthodoxe Kerk en Rooms-Katholieke Kerk valt deze feestdag op 25 maart, dus negen maanden voor Kerstmis.
Antiking / Tegenkoning
Een illegaal gekozen koning.
antipope / tegenpaus
Een illegaal gekozen paus.
Book of Hours / Getijdenboek
Een gebedenboek voor lekendevotie, bedoeld om acht keer per dag te lezen, thuis of in de kerk. Het bevatte gewoonlijk de kerkelijke kalender, een les uit elk van de evangeliën (gospels), gebeden en andere lezingen ter ere van de Maagd Maria gebaseerd op vereenvoudigde versies van het ‘the Divine Office’ (Getijdengebed), de boetepsalmen, het Officie van de Doden en gebeden tot heiligen. Sommige waren rijk geïllustreerd en zelfs bescheiden exemplaren waren meestal versierd.
Bul
Een officieel document uitgegeven door het pausdom. Het woord is afgeleid van bulla, de loden afdruk van het zegel van de paus dat op het document werd aangebracht om het geldig te maken.
Canoniek recht (Canon law)
De wetten van de kerk. Deze werden in eerste instantie opgesteld naar behoefte tijdens verschillende regionale kerkraden en in regels uitgevaardigd door grote bisschoppen, voornamelijk de paus. Vroege verzamelingen van canoniek recht waren onvolledig en soms tegenstrijdig. Vanaf de negende eeuw begonnen commentatoren ze te ordenen en te systematiseren. De beroemdste van deze verhandelingen was het Decretum van Gratianus uit het midden van de twaalfde eeuw, dat, hoewel het geen officiële code was, de basis werd voor de opleiding in canoniek recht in de scholen.
Kathedraal (dom)
De hoofdkerk van een bisschop of aartsbisschop.
Kerk (rooms-katholieken in de middeleeuwen)
Voor de rooms-katholieken in de Middeleeuwen had dit twee gerelateerde betekenissen. Het betekende in de eerste plaats de door Christus geschapen eeuwige instelling, samengesteld uit het hele lichaam van christelijke gelovigen, en op aarde bediend door de dienaren van Christus - priesters, bisschoppen, de paus. Gerelateerd aan de eeuwige kerk waren individuele, lokale kerken (parochiekerken, kathedralen, collegiale kerken (kapittelkerk), kapellen) waar de dagelijkse liturgie werd uitgevoerd en de gelovigen de sacramenten ontvingen.
geestelijke (cleric)
Een man in een kerkorde.
collegiale kerk (collegiate chruch)
Een kerk voor priesters die gemeenschappelijk leven volgens een regel.
De kruisiging (Crucifixion)
De executie van Jezus door ophanging aan een kruis (crux in het Latijn). De scène, die in de evangeliën met enig detail beschreven staat, werd vaak afgebeeld in de kunst; en vrijstaande crucifixen (kruizen met de afbeelding van Jezus erop) werden vaak op kerkaltaren geplaatst.
dieet (diet)
Een formele vergadering van Duitse prinsen.
dogma
De gezaghebbende waarheid van de kerk.
Een dogma is een leerstelling die door een religie, ideologie of organisatie als onbetwistbaar wordt beschouwd.
keizerrijk (empire)
Verwijst in eerste instantie naar het Romeinse Rijk. Byzantium beschouwde zichzelf als de voortzetting van dat rijk. In het Westen waren er verschillende opvolgerrijken, allemaal geregeerd door mannen die de titel “keizer” (emperor) droegen: er was het rijk van Karel de Grote, dat min of meer omvatte wat later Frankrijk, Italië en Duitsland zou worden; het werd in de tiende eeuw (vanaf de tijd van Otto I) gevolgd door het rijk dat (na een kroning in Rome) in handen was van de Duitse koningen. Dit kon ingewikkeld zijn: een heerser als Hendrik IV werd in 1056 op zesjarige leeftijd koning van Duitsland, maar als minderjarige werd zijn koninkrijk door zijn moeder en anderen in zijn naam bestuurd. in 1065, op 15-jarige leeftijd, werd hij volwassen en kon hij de teugels van de macht in handen nemen. Maar hij werd pas in 1084 tot keizer gekroond. Toch trad hij al veel eerder op als keizer. Dat “Duitse” rijk, dat duurde tot de dertiende eeuw, omvatte Duitsland en (tenminste in theorie) Noord-Italië. Sommige historici noemen al deze opvolgerrijken van Rome het “Heilige Roomse Rijk”, maar hoewel Barbarossa zijn rijk sacer, “heilig”, noemde, werd de volledige term “Heilige Roomse Rijk” pas in 1254 gebruikt. Dit rijk, dat niets met Rome te maken had, eindigde in 1806. Bij uitbreiding kan de term rijk verwijzen naar andere grote gebieden, vaak verkregen door verovering, zoals het Mongoolse Rijk of het Ottomaanse Rijk.
episcopaal (episcopal)
Zoals gebruikt in de Middeleeuwen, is dit gelijk aan “bisschop”. Een “ episcopaalse kerk “ is de kerk van de bisschop; een “ episcopale benoeming” is de benoeming van een bisschop; Een “ episcopale macht “ is de macht die door een bisschop wordt uitgeoefend.
excommunicatie
Een handeling of uitspraak die iemand afsnijdt van deelname aan de sacramenten van de kerk en dus van de middelen tot verlossing.
fresco
Een vorm van schilderen met pigmenten op nat pleisterwerk, vaak gebruikt op de muren van kerken.
(Italiaans voor vers)
een muur- of plafondschildering waarbij de verf direct op de natte kalk wordt aangebracht, zodat zij daarmee, na droging, één geheel vormt. Het voordeel van fresco’s is dat de pigmenten, die door de kalklaag geabsorbeerd worden, zeer duurzaam zijn. Het nadeel is dat latere correcties niet mogelijk zijn. Het werken met verf op verse natte kalk heet schilderen al fresco of in fresco.
Landadel (Gentry)
Tegen het einde van de Middeleeuwen bestonden de Engelse landheren uit twee groepen, lords (hoge adel (herenboeren?)) en de landadel (gentry). De landadel stond onder de heren; ridders, schildknapen en heren werden allemaal beschouwd als (land)adel. Hoewel de term uit de late middeleeuwen komt, wordt hij door historici vaak door historici vaak gebruikt als een ruwe categorie voor de lagere Engelse landadel vanaf de twaalfde eeuw.
Grisaille
Schilderij van monochrome grijstinten gehighlight (benadrukt) met kleurtinten.
Guelphs en Ghibellines
Guelf was het Italiaans voor Welf (de dynastie die streed om de Duitse troon tegen de Staufen), terwijl Ghibelline verwees naar Waiblingen (de naam van een belangrijk Staufens kasteel). In de verschillende conflicten tussen de pausen en de keizers Staufen, waren de “Guelfs” de factie binnen de Italiaanse stadstaten die het pausdom steunde, terwijl de “Ghibellijnen” de keizer steunden. Meer in het algemeen werden de namen bijnamen voor verschillende politieke facties binnen en tussen steden die weinig of niets te maken hadden met pauselijke/keizerlijke kwesties.
illuminatie
De term die wordt gebruikt voor schilderingen in middeleeuwse manuscripten. Deze kunnen variëren van eenvoudige versiering van hoofdletters tot paginagrote composities. Een “ geïllumineerd “ manuscript is een manuscript dat illuminaties bevat.
laymen/ laywoman/ laity (leken)
Mannen en vrouwen die geen kerkorde hebben, niet gewijd zijn. In de vroege Middeleeuwen was het het mogelijk om tegelijkertijd monnik en leek te zijn. Maar in de Karolingische periode, waren de meeste monniken priesters, en hoewel nonnen dat niet waren, werden ze niet beschouwd als deel tot de leken omdat ze geloften aan de kerk hadden afgelegd.
Levant (of Morgenland)
Het land dat grenst aan de oostelijke oever van de Middellandse Zee; “Het Heilige Land”.