Module 3 Flashcards

1
Q

Tweecellig vs broer zus

A

Zelfde baarmoeder
Zelfde klas
Zelfde vrienden
Zelfde regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Verband genen en nurture

A

1 cellig. 2cellig. Broer zus.
Genen. 100. 50. 50.
Nurture. 100. 100. <100.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Als iets aan de genen ligt

A

De toename bij eencellige is anders dan bij tweecellige

Verband tussen kind en biologische ouders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Als iets aan nurture ligt

A

De toename bij 1celligr is gelijk aan die van 2cellige

Verband tussen adoptieouders en kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Heterotypische stabiliteit

A

Hoe een kenmerk veranderd over de jaren heen

Het kenmerk blijft hetzelfde maar de uiting us anders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Homotypische stabiliteit

A

Hoeveel blijft een trek dezelfde uiting hebben over langere tijd

Absolute stabiliteit en differentiele stabiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Absolute stabiliteit

A

Hoeveel het gemiddelde verandert

Group level en individual level

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Group level

A

Hebben 20 jarige meer stress van 40 jarige gemiddeld genomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Individual level

A

De verandering van het stresslevel van een individu over tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Differential stability

A

Blijft de volgorde hetzelfde? Blijft Jeroen altijd conscientieuzer dan mij, en Fleur dan Jeroen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Cumulative continuity principle of personality developement

A

Blijft de rangorde hetzelfde? Hij veranderd minder naar mate je ouder wordt. Nu kan ik nog netter worden dan Jeroen, maar over 50 jaar zit mijn persoonlijkheid er zo ingesleten dat het moeilijker wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

James

A

Personality is set like plaster

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Maturity principle of adult personality developement

A

Als je ouder wordt, wordt je extraverter, meer afreeable en zorgvuldiger, en minder neurotisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Active person environment transactions

A

Mensen zoeken een omgeving die goed bij hun persoonlijkheid past

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Reactive person- environment transactions

A

Mensen reageren anders op hun omgeving door hun persoonlijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Evocative person-environment transactions

A

Je wordt uitgekozen of niet door je persoonlijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Platicity principle

A

Alle eigenschappen kunnen veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Astma

A

Attraction
Selection
Transformation
Manipulation
Attrition

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Attraction

A

Mensen voelen zich aangetrokken door situaties die bij hun persoonlijkheid passen

20
Q

Selection

A

Mensen worden gekozen voor rollen die bij hun persoonlijkheid passen

21
Q

Transformation

A

Je past je een beetje aan op de omgeving

22
Q

Manipulation

A

Je past je omgeving aan om beter bij jou te passen

23
Q

Attrition

A

Mensen gaan weg uit een omgeving die teveel aanpassing vereist

24
Q

Corresponsive principle of personality developement

A

Je zoekt een omgeving uit die bij je persoonlijkheid past, waardoor je persoonlijkheid minder zal veranderen doordat het al goed in de omgeving past

25
Hostile attribution bias
Ik ben boos dus de ander zal dat ook zijn waardoor ik al bozer reageer
26
Structural consistency
---------------Relative. Absolute. Population. Rank order Mean level change Individual ipsative. Individual difference
27
Rank order consistency
Ik blijf slordiger dan Jeroen Kleine Janne was ook slordiger dan kleine Jeroen Piekt rond de 50
28
Mean level change
De verandering van een kenmerk over een deel van de populatie
29
Identity developement principle
Hoe ouder je bent, hoe meer je al ontwikkeld bent dus joe consistenter je persoonlijkheid is
30
Waarom verandert persoonlijkheid
Role contigencies Watching ourselves Listening to others Role expectations and demands Watching others
31
Waarom verandert persoonlijkheid niet meer dan het nu doet?
Filibustering Identity structure Dispositions Sociaal cognitieve mechanismen
32
Role contigencies
Een rol die je aanneemt versterkt het gedrag dat daarbij hoort
33
Watching ourselves
Verschil zien in ons eigen gedrag, leid tot een ander beeld over onszelf
34
Watching others
Verandering komt door te zien hoe andere mensen zich gedragen en dit na te doen
35
Listening to others
Luisteren naar feedback van anderen
36
Role expectations
Rollen geven een gedrag aan dat versterkt wordt
37
filibustering
Wachten en hopen dat hetgeen wat je verandering aanduwt stopt met duwen
38
Identity structure
Onze identiteit is erg ingewikkeld, wat er ook voor zorgt dat deze niet zomaar verandert
39
Dispositions
Bepaalde kenmerken maken mensen minder vatbaar voor persoonlijkheidsveranderingen
40
Plaster hypothese
Als je persoonlijkheid ontwikkeld is veranderd hij niet meer Je persoonlijkheid stopt met ontwikkelen rond je 30e Drijvende factor is biologie 5 factor theorie zegt dat persoonlijkheidskenmerken disposities zijn van binnen
41
Plasticiteitshypothese
Roberts: trekken worden voor maar een gedeelte bepaald door biologie Persoonlijkheid is kneedbaar gedurende het leven Sociale investeringstheorie
42
Sociale investeringstheorie
Substantiele veranderingen in je omgeving kunnen leiden tot nieuw gedrag Als je ABCD op lange termijn veranderen kan je persoonlijkheid veranderen
43
Sociogenomische theorie
Roberts en Jackson -Je omgeving heeft invloed op je biologische factoren en je gedrag -Biologische factoren hebben invloed op trekken en staten -Staten hebben invloed op gedrag, trekken, omgeving en biologische factoren -Trekken hebben invloed op je staat
44
16 going on 66
Damian, persoonlijkheidsstudie over tijd
45
Welke trekken zijn het erfelijkst?
Neuroticisme (41-58) Extraversie (49-57) Openheid (45-61)
46
Erfelijkheid openheid
43 procent additief gen, dat is veel
47
Jackson 2012
Militaire dienst op persoonlijkheid - Selectie mensen met een lagere A gingen het leger in - Socialisatie mensen in het leger stegen minder op A ten opzichte van de vergelijkingsgroep