Module 3: economische groei Flashcards

(79 cards)

1
Q

Wat zijn de voordelen van meer productie?

A

Meer keuze

Meer productie leidt tot een grotere variëteit aan producten en diensten voor consumenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de nadelen van meer productie?

A

Meer CO2-uitstoot, snellere opwarming van de aarde

De verhoogde productie kan negatieve gevolgen hebben voor het milieu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat meet het BBP?

A

Verkochte producten op de markt

Het BBP houdt alleen rekening met economische transacties en niet met onbetaalde werkzaamheden (bv: werk in je huishouden).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom is het BBP een beperkte maatstaf voor welvaart?

A

Het houdt geen rekening met vrije tijd, huishoudelijk werk, vrijwilligerswerk, het milieu, inkomensverdeling, en andere niet-meetbare zaken

Deze factoren zijn belangrijk voor het welzijn van mensen maar worden niet in het BBP gemeten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom gebruiken we het BBP toch als maatstaf?

A

Het is gecorreleerd met veel zaken die mensen belangrijk vinden

Voorbeelden zijn inkomen, gezondheid en mogelijkheden voor vrije tijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het inkomenseffect?

A

Hogere inkomens leiden tot meer tijd en mogelijkheden voor activiteiten die mensen belangrijk vinden

Dit effect toont de relatie tussen inkomen en levenskwaliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de easterlin paradox?

A

Rijkere landen zijn gemiddeld gelukkiger, maar de geluksniveaus fluctueren zonder een duidelijke trend naar boven

Dit fenomeen toont aan dat rijkdom en geluk niet altijd in een directe relatie staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurt er met geluk als je rijker wordt volgens de easterlin paradox?

A

Je wordt niet noodzakelijk gelukkiger

Geluk is vaak gerelateerd aan sociale vergelijkingen en niet alleen aan persoonlijke rijkdom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de impact van armoede op geluk?

A

Armoede leidt tot minder geluk

Mensen in oorlog of extreme armoede zijn doorgaans ongelukkiger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurt er met je geluk na een negatieve financiële gebeurtenis zoals het verliezen van een baan?

A

Het effect op geluk is sterk, maar na een tijdje went de situatie

Mensen keren vaak terug naar hun basisgeluksniveau na een schommeling in hun financiële situatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is BBP/capita?

A

Maatstaf van het inkomen van een land

BBP/capita kan ook gebruikt worden om landen met elkaar te vergelijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de formule voor BBP/capita

A

ΔBBP/capitaₜ = [(BBP/capitaₜ − BBP/capitaₜ₋₁) / BBP/capitaₜ₋₁] × 100

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom zien we vandaag zo een groot verschil tussen het rijkste en het armste land?

A

Het verschil is niet te verklaren door 1-jarige groeivoeten, die vaak door toeval bepaald worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is belangrijker dan kijken naar verschillen in groeivoeten op 1 jaar tijd?

A

Het is belangrijker om naar een langere trend van groeivoeten te kijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat verklaart meer het verschil dat we vandaag observeren?

A

Een tragere maar gestage groei over een lange periode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom zijn hoge groei in 1 jaar minder relevant?

A

Omdat ze vaak situaties reflecteren die niks zeggen over structurele verschillen in de economie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is productiviteit?

A

De hoeveelheid goederen en diensten die iemand kan produceren in een bepaalde periode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is fysiek kapitaal?

A

Machines die ter beschikking staan, zoals een betere tractor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is menselijk kapitaal?

A

Kennis en gezondheid, zoals weten welke groenten op welk moment te zaaien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is natuurlijk kapitaal?

A

Kwaliteit van grond en het weer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is technologische vooruitgang?

A

Ontwikkelingen die grootschalige landbouw mogelijk maken, zoals pesticiden en genetische modificatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat was de situatie voor de industriële revolutie?
Wat gebeurt er door de stijging van de productiviteit?

A

De meeste mensen waren landbouwers die net genoeg eten produceerden om te overleven.
Er komt arbeid vrij om in andere sectoren te werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Geef een voorbeeld van hoe stijging van productiviteit invloed heeft op de samenleving.

A

Mensen kunnen met dezelfde tijd en inputs meer produceren, waardoor kinderen naar school kunnen gaan in plaats van op het land te werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Vul de lege plek in: De productiviteit van een land hangt af van _______.

A

[fysiek kapitaal, menselijk kapitaal, natuurlijk kapitaal, technologische vooruitgang]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Waarvoor is de neoklassieke groeitheorie verantwoordelijk?
Het verklaren van de verschillen in groeivoeten tussen landen.
26
Wat is de productfunctie in het Solow-Swan model?
Y = A * f(K, L) ## Footnote Y is de output, K is het kapitaal, L is de arbeid, en A is de technologie.
27
Wat stelt Y voor in de productfunctie?
Output ## Footnote Y is de totale output van de economie.
28
Wat is de betekenis van y in de context van de productiefunctie?
y = Y/L ## Footnote Dit is de output per arbeider.
29
Wat betekent de kleine letter k in de productiefunctie?
k = K/L ## Footnote Dit is het kapitaal per arbeider.
30
Wat gebeurt er met L/L in de productfunctie?
Het valt weg ## Footnote Omdat L/L = 1.
31
Wat zijn de inputs in de productfunctie?
* Fysiek kapitaal * Menselijk kapitaal * Natuurlijk kapitaal * Arbeid ## Footnote Deze inputs worden gebruikt in de productiefunctie om output te genereren.
32
Wat is de rol van technologie (A) in de productfunctie?
Het bepaalt hoe efficiënt de inputs worden gebruikt ## Footnote Technologie verhoogt de productiviteit van de gebruikte inputs.
33
Wat is de productiefunctie per arbeider?
Y/L = A * f(K/L, L/L) ## Footnote Dit toont de output per arbeider in relatie tot kapitaal per arbeider.
34
Wat is de relatie tussen y en A in de productiefunctie?
y = A * f(k) ## Footnote Dit toont de output per arbeider als functie van technologie en kapitaal per arbeider.
35
Wat zijn constante schaalvoordelen?
Dat we niet efficiënter worden als we op grote schaal gaan produceren ## Footnote Bijvoorbeeld: als we 10 of 100 papers schrijven, je wordt niet beter of sneller door het vaker te doen
36
Wat is de formule voor het BBP in relatie tot consumptie en sparen?
Y = C + S We veronderstellen dat ons volledig BBP, onze volledige output geconsumeerd of gespaard blijft. Er is hier geen OH, geen belasting en geen buitenland. ## Footnote Hierin is Y de totale output, C de consumptie en S de besparingen. Er is geen OH, geen belasting en geen buitenland.
37
Wat betekent het afnemend marginaal product van arbeid en kapitaal?
Elke extra eenheid kapitaal zorgt voor minder extra output bij een vaste hoeveelheid arbeid ## Footnote Bijvoorbeeld: In een textielbedrijf met 10 werknemers en 0 naaimachines zorgt 1 extra naaimachine voor een grote toename in productiviteit.
38
Welke assumpties maken we bij het Solow Swan model?
* Constante schaalvoordelen * Y = C + S * Afnemend marginaal product van arbeid en kapitaal
39
Hoe verandert de productiefunctie bij afnemend marginaal product?
De productiefunctie is geen rechte lijn, maar een curve ## Footnote Dit komt door het afnemend marginaal product.
40
Wat is het effect van het toevoegen van kapitaal op de output?
Bij het toevoegen van kapitaal stijgt de output, maar de toename wordt kleiner naarmate er meer kapitaal wordt toegevoegd ## Footnote Bijvoorbeeld: van K1 naar K2 is de stijging groter dan van K2 naar K3.
41
Wat gebeurt er met de output als er 0 eenheden kapitaal zijn?
Er zijn 0 eenheden output ## Footnote Dit betekent dat zonder kapitaal er geen productie mogelijk is.
42
Wat produceert het toevoegen van 1 eenheid kapitaal?
Y1 eenheden output ## Footnote Dit is de output bij het toevoegen van de eerste eenheid kapitaal.
43
Wat is het resultaat van het toevoegen van een tweede eenheid kapitaal?
Y2 eenheden output ## Footnote De toename in output is minder dan bij de eerste eenheid kapitaal.
44
Wat toont de grafiek van de productiefunctie en investeringsfunctie met kapitaal k₁ en output y₁?
De oranje lijn is de productiefunctie y = A * f(k), die de totale output (BBP) bij een bepaalde hoeveelheid kapitaal k1 toont. Een deel van deze output wordt geconsumeerd, en een deel wordt gespaard/geïnvesteerd. De blauwe investeringscurve I is een fractie van de productiefunctie, want sparen = investeren. Het verschil tussen de twee curves bij y1 toont welk deel van het inkomen geconsumeerd wordt en welk deel geïnvesteerd.
45
Wat toont de grafiek met de productiefunctie, investeringscurve en depreciatielijn, en wat is de betekenis van het punt k★?
De grafiek toont dat kapitaal elk jaar waarde verliest aan een constante depreciatiefactor (δk, rechte lijn). Bij kapitaalniveau k₁ zijn de investeringen groter dan de kapitaaldepreciatie, waardoor de kapitaalvoorraad stijgt. Dit blijft zo tot het punt k★, waar investeringen gelijk zijn aan de depreciatie. Dat punt noemen we de steady state: hier blijft het kapitaalniveau constant en is ook de output (y*) stabiel. Als we links van k★ zitten stijgt de kapitaalvoorraad, rechts ervan daalt ze. Zo evolueert de economie automatisch naar een evenwichtstoestand.
46
Wat gebeurt er als investeringen groter zijn dan kapitaaldepreciatie?
De kapitaalvoorraad stijgt. Zolang er meer geïnvesteerd wordt dan het kapitaal dat verdwijnt door depreciatie, neemt het totaal beschikbare kapitaal toe.
47
Wat is het effect van kapitaaldepreciatie op lange termijn bij constante investeringen?
Als investeringen en depreciatie gelijk worden (snijpunt van investeringscurve en δk-lijn), bereikt de economie een steady state: het kapitaalniveau blijft constant.
48
Wat is de ‘steady state’ in een economie volgens het Solow Swan model?
De steady state is het punt waar investeringen precies gelijk zijn aan de kapitaaldepreciatie. De kapitaalvoorraad en output (Y*) blijven hier constant, tenzij externe factoren veranderen.
49
Wat gebeurt er als we minder investeren dan de kapitaaldepreciatie?
De kapitaalvoorraad daalt. Bijvoorbeeld: als een bedrijf jaarlijks 1 laptop moet vervangen maar er elk jaar slechts 0,5 koopt, daalt het totaal aantal laptops.
50
Wat zegt het Solow Swan model?
Landen gegeven een bepaalde hoeveelheid input (gegeven de arbeid en het kapitaal dat ter beschikking is), dat landen gaan groeien totdat ze in dat steady state punt terechtkomen. Hier is de kapitaalvoorraad/de investering exact gelijk aan de depreciatievoet van kapitaal. In dit steady state punt van kapitaal is er een bepaald BBP per capita waar dat landen naar toe gaan evolueren. Volgens Solow zijn die verschillen die we zien tussen de verschillende landen, kunnen die verklaard worden door verschillende inupts. Het feit dat sommige landen meer/minder kapitaal of meer/minder arbeid ter beschikking hebben, sommige landen zijn al in hun steady state en andere landen nog niet. Sommige landen groeien nog sneller om in die steady state te geraken, maar dit zouden we enkel op korte termijn mogen zien want op lange termijn zouden alle landen in die steady state moeten zitten.
51
52
Wat zijn de drie oorzaken van verschillen in groeivoeten tussen landen?
1. Kapitaalaccumulatie door een stijging van sparen 2. Een toename van de bevolking 3. Een toename in de technologische vooruitgang ## Footnote Deze oorzaken beïnvloeden de economische groei en het BBP per capita.
53
Wat gebeurt er met de investeringscurve als een land besluit om meer te gaan sparen?
De investeringscurve stijgt van I1 naar I2 ## Footnote Dit leidt tot een stijging van de totale kapitaalvoorraad en een nieuw steady state punt K**.
54
Wat is het effect van een stijging in sparen op het BBP per capita?
Het kan ervoor zorgen dat we een hoger BBP per capita hebben ## Footnote Gedurende de overgang naar het nieuwe steady state punt is er ook een snellere economische groei.
55
Wat gebeurt er met de economische groei zodra we in het nieuwe steady state punt zitten?
De economische groei blijft hetzelfde ## Footnote Dit komt omdat er geen nieuwe kapitaalaccumulatie meer is.
56
Hoe beïnvloedt een toename van de bevolking de groei volgens het Solow-model?
Het heeft een dubbel effect op groei: * Meer menselijk kapitaal * Minder fysiek kapitaal per eenheid menselijk kapitaal ## Footnote Dit betekent dat investeringen moeten toenemen om K/L constant te houden.
57
Wat is de rol van technologische vooruitgang in economische groei?
Het zorgt ervoor dat we productiever worden van het ene jaar ten opzichte van het andere ## Footnote Dit is de enige oorzaak waarom we een constante economische groei zouden kunnen zien.
58
Wat is het effect van een stijging van de spaarfunctie op de economische groei?
Het zorgt voor een tijdelijke economische groei ## Footnote Dit kan leiden tot een hogere kapitaalaccumulatie in de overgang naar een nieuw steady state.
59
Waar heeft een toename van de bevolking een dubieus effect op?
Economische groei ## Footnote Dit komt door de afname van fysiek kapitaal per eenheid menselijk kapitaal.
60
Wat is het Solow-model?
Een economisch model dat economische groei verklaart door bevolkingsgroei, spaarpercentage en technologische vooruitgang. ## Footnote Het Solow-model gaat ervanuit dat deze factoren buiten het model zijn bepaald.
61
Wat is het belangrijkste voordeel van het Solow-model?
Het kan duidelijk en mooi worden weergegeven en leidt tot een evenwichtspunt. ## Footnote Dit komt door de specifieke assumpties die Solow maakt.
62
Wat zijn de belangrijkste factoren die het Solow-model benoemt als verklaringen voor verschillen in economische groei?
* Bevolkingsgroei * Spaarpercentage * Technologische vooruitgang ## Footnote Het Solow-model legt geen uit hoe deze factoren tot stand komen.
63
Wat stellen endogene groei modellen in tegenstelling tot het Solow-model?
Dat economische groei invloed heeft op bevolkingsgroei, spaarpercentage en technologische vooruitgang. ## Footnote In plaats van deze factoren buiten de economie te plaatsen, benadrukken endogene modellen de wisselwerking.
64
Wat is de relatie tussen rijkdom van een land en bevolkingsgroei?
Hoe rijker een land, hoe minder kinderen er geboren worden per vrouw. ## Footnote Armere landen hebben gemiddeld veel meer geboortes per vrouw.
65
Hoe beïnvloedt economische groei het spaarpercentage?
Hoe meer een land groeit, hoe rijker het wordt, en hoe meer het kan sparen en investeren. ## Footnote Dit leidt tot een positieve feedbackloop in economische groei.
66
Wat is de impact van rijkdom op technologische vooruitgang?
Rijkere landen hebben meer ruimte om te investeren in R&D en onderwijs. ## Footnote Dit bevordert verdere economische groei.
67
Vul in: Het endogene groei model stelt dat bevolkingsgroei, spaarpercentage en technologische vooruitgang ________ economische groei beïnvloeden.
economische groei
68
Waar ligt de complexiteit in endogene groei modellen vergeleken met het Solow-model?
Endogene groei modellen laten de assumpties van het Solow-model los, waardoor het geheel complexer wordt. ## Footnote Dit leidt tot een meer dynamisch begrip van economische groei.
69
Welke vier factoren kunnen beleid beïnvloeden om groei te stimuleren?
• Investeringen • Menselijk kapitaal • Technologische vooruitgang • Buitenlandse handel ## Footnote Deze factoren zijn cruciaal voor economische groei en ontwikkeling.
70
Wat zijn de voorwaarden voor een klimaat waarin mensen willen investeren?
• Eigendomsrechten • Politieke stabiliteit • Weinig corruptie • Aantrekken van buitenlandse investeringen ## Footnote Deze voorwaarden helpen bij het creëren van een veilig investeringsklimaat.
71
Waarom zijn eigendomsrechten belangrijk voor investeringen?
Ze voorkomen dat mensen met politieke macht jouw eigendom zonder gevolgen kunnen afnemen ## Footnote Dit zorgt voor een veiligere omgeving voor investeerders.
72
Wat is de relatie tussen politieke stabiliteit en investeringsbereidheid?
Hogere politieke stabiliteit leidt tot een lagere risicoperceptie, waardoor mensen meer geneigd zijn te investeren ## Footnote Voorbeeld: De aandelenkoersen in de VS fluctueren door politieke instabiliteit.
73
Wat is het catch-up effect?
Een tijdelijke stijging van de economische groei tot een nieuw steady state BBP ## Footnote Dit effect houdt in dat er geen permanente stijging van de groei is.
74
Wat is de trade-off tussen consumptie en investeringen op korte termijn?
Meer sparen leidt tot minder consumeren ## Footnote Deze trade-off is belangrijk voor economische beslissingen.
75
Hoe kan overheid (OH) bijdragen aan de ontwikkeling van menselijk kapitaal?
• Scholing • Gezondheid ## Footnote Investeringen in deze gebieden verhogen de productiviteit en levenskwaliteit.
76
Wat zijn de voordelen van investeringen in gezondheid?
• Langere levensduur • Preventieve gezondheidszorg ## Footnote Dit vermindert het aantal mensen met chronische ziekten.
77
Hoe kan de overheid technologische vooruitgang bevorderen?
• R&D beleid • Patenten ## Footnote Investeren in onderzoek en bescherming van innovaties stimuleert economische voordelen.
78
Wat is het voordeel van buitenlandse handel?
Specialisatie leidt tot hogere productiviteit ## Footnote Voorbeeld: John kan zich specialiseren in groenten terwijl hij vlees koopt van een andere boer.
79
Vul in: De overheid kan de _______ bevorderen door investeringen in onderzoek en ontwikkeling.
[technologische vooruitgang]