Monoloog: Handige basiswoordenschat Flashcards
(41 cards)
1
Q
een vlucht
A
un vol
2
Q
vertraging
A
du retard
3
Q
lang wachten
A
une longue attente
4
Q
een lange rij
A
une longue file d’attente, une longue queue
5
Q
een portemonnee, portefeuille
A
un portefeuille
6
Q
de verwarming
A
le chauffage
7
Q
een appartement
A
un appartement
8
Q
stuk
A
cassé
9
Q
Het werkt niet.
A
ça ne marche pas/ ça ne fonctionne pas.
10
Q
het kajakken
A
le kayak
11
Q
Niet doorgaan
A
Ne pas avoir lieu, être annuler
12
Q
vallen
A
tomber
13
Q
De sluiting, sluiten
A
La fermeture, fermer
14
Q
de regen, regenen
A
la pluie, pleuvoir
15
Q
een geschenk
A
un cadeau
16
Q
het politiekantoor
A
le commissariat de police
17
Q
de politie
A
la police
18
Q
de identiteitskaart
A
la carte d’identité
19
Q
een koelkast
A
un frigo
20
Q
een appel
A
une pomme
21
Q
een studentenjob
A
un job d’étudiant(e)
22
Q
een kat
A
un chat
23
Q
ziek
A
malade
24
Q
morsen
A
renverser
25
overslapen
avoir trop dormi
26
schoonmaken, poetsen
nettoyer
27
een winkel
un magasin
28
pesten
harceler
29
vals
faux, fausse
30
het gevaar
le danger
31
gevaarlijk
dangereux, dangereuse
32
een zawk/sterk wachtwoord
un mot de passe faible/fort
33
social media
les réseaux sociaux
34
beschermen
protéger
35
openbaar wifinetwerk
réseau wifi public
36
het netwerk
le réseau
37
Sensibiliseren
sensibiliser
38
opletten voor
faire attention à
39
de veiligheid
la sécurité
40
signaleren
signaler
41
een tip
un conseil