Vocabulaire: L'entretien d'embauche (solicitatie) Flashcards

handige woordenschat voor formeel gesprek (102 cards)

1
Q

de ambitie

A

l’ambition (v)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de advertentie

A

l’annonce (v)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de kandidaat

A

le candidat (m), la candidate (v)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de competentie

A

la compétence

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

het verlof

A

le congé

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

het contract

A

le contrat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de cv

A

le cv

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

het diploma

A

le diplôme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de baan, de job

A

l’emploi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de werknemer

A

l’employé (m), l’employée (v)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de werkgever

A

l’employeur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

het sollicitatiegesprek

A

l’entretien d’embauche

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de proefperiode/ in proeftijd

A

l’essai/ à l’essai

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de ervaring

A

l’expérience (v)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de studierichting

A

la filière

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de opleiding

A

la formation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

de motivatiebrief

A

la lettre de motivation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

het vak (op school)

A

la matière

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

het werkaanbod

A

l’offre d’emploi (v)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

de kans

A

l’opportunité (v)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

de studierichting

A

l’orientation (v)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

het zwakke punt

A

le point faible

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

het sterke punt

A

le point fort (les qualités)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

het profiel

A

le profil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
de aanwerving
le recrutement
26
de referentie
la référence
27
het salaris
la salaire
28
de knowhow
le savoir-faire
29
de stagiair
le satgiaire
29
de stage
le stage
30
het deeltijdswerk
le temps partiel
31
het voltijds werk
le travail à temps plein/ complet
32
het teamwork
le travail d'équipe
33
de autonomie (dat je zelf beslissingen kunt maken)
l'autonomie (v)
34
de nieuwsgierigheid
la curiosité
35
de creativiteit
la créativité
36
de empathie
l'empathie (v)
37
het goede humeur
la bonne humEUr
38
de loyaliteit
la loyauté
39
de motivatie
la motivation
40
de passie
la passion
41
de kwaliteit
la qualité
42
de verantwoordelijkheid
la responsabilité
43
het gevoel voor humor
le sens de l'humOUr
44
helpend
aidant(e)
45
actief
actif (m), active (v)
45
aangenaam
agréable
46
dapper
audacieux (m), audacieuse (v)
47
avontuurlijk
aventureux (m), aventureuse (v)
47
autonoom (zelf beslissingen kunt nemen, zelfstandig)
autonome
47
bekwaam
capable
48
tweetalig
bilingue
49
bekwaam
compétent(e)
50
overtuigend
convaincant(e)
51
creatief
créatif (m), créative (v)
52
nieuwsgierig
curieux (m), curieuse (v)
53
afgestudeerd
diplômé(e)
54
efficiënt
efficace
55
aangenomen
embauché(e)
56
energiek
énergique
57
toegewijd
engagé(e)
58
enthousiast
enthousiaste
59
extravert
extraverti(e)
60
betrouwbaar
fiable
61
loyaal
fidèle
62
flexibel
flexible
63
eerlijk
honnête
64
nederig, onderdaanig
humble
65
vindingrijk
ingénieux (m), ingénieuse (v)
65
vernieuwend
innovateur (m), innovatrice (v)
66
eerlijk
juste
67
ontslagen
licencié(e), viré(e)
68
loyaal
loyal(e)
69
professioneel
professionnel(le)
70
gemotiveerd
motivé(e)
71
georganiseerd
organisé(e)
72
open-minded
ouvert d'esprit
73
gepassioneerd
passsionné(e)
74
veelzijdig
polyvalent(e)
75
punctueel
ponctuel(le)
76
precies
précis(e)
77
productief
productif (m), prodictive (v)
78
stipt, uiterst nauwkeurig
rigoureux (m), rigoureuse (v)
79
gevoelig
sensible
80
eerlijk, oprecht
sincère
80
dienstbaar, van dienst zijn
serviable
81
hardwerkend
travailleur (m), travailleuse (v)
82
starten
commencer
83
samenwerken
collaborer
84
ontslag nemen
démissionner
85
leiden
diriger
85
aanwerven, in dienst nemen
embaucher, engager
86
geld verdienen
gagner de l'argent
87
ontslaan
licencier
87
motiveren
motiver
88
een baan krijgen
obtenir un emploi
89
solliciteren
postuler
90
verwerven
recruter
91
toezicht houden op
superviser
92
omgaan met druk/ stress
supporter la pression/ le stress
93
deeltijds werken
travailler à mi-temps, à temps partiel
94
voltijds werken
travailler à plein temps