Motorisch Controle Flashcards

1
Q

Welke theorieën horen bij de motor approach?
(interne processen in het lichaam en brein als startpunt)

A

Engram Theorie (Lashley)
Schema Theorie (Schmidt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke theorieën horen bij de action approach?
(meer ecologische uitgangspunten, bijv. omgeving)

A

Ecologische theorie (gibson)
Dynamische Systeem theorie (bernstein)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat houdt de Engram Theorie in?
(motor approach)

A

De engram theorie is een reflex model. Dat wil zeggen dat we doormiddel van een prikkel krijgen en daar op reageren
(ex- en reafferentie)

Dit is op te delen in sensorisch en motorisch engram.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een sensorisch engram?

A

Sensorisch gevolg in de hersen op basis van sensorische prikkels. Dit kan een gevoels of visuele prikkel zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een perceptueel geheugenspoor?

A

Dit houdt in dat de hersenen bepaalde prikkels gaan herkenen naar mate ze verschijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een motorisch engram?

A

Motorisch engram ontstaat door het ervaren, herhalen, oefenen en variëren. Dit komt naast een reflex in een motorisch kader

Sensoriek en motoriek zijn nauw aan elkaar gekoppeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een nadeel van de Engram Theorie?

A

Per beweginf moet je een motorisch programma opbouwen. Waar bevinden deze engrammen zich? Het verklaart ook niet waarom er variaties zijn bij eenzelde soort taak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houdt schema theorie in?

A

Hiermee wordt bedoeld dat er schema’s in het hoofd zijn met motorische programma’s waaruit een actie/handeling/activiteit tot stand kan komen.

Springen zou een motorisch programma kunnen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn invariante kenmerken?
(schema theorie)

A

Altijd terugkerende kenmerken waardoor je ziet dat het een bepaalde beweging betreft.
(bij springen dus bijv. de heup/knie buiging)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het verloop van de invariante kenmerken?

A

Perceptie/sensoriek,
Brein,
Ruggenmerg,
Spieren,
Actie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat wordt er bedoelt met herkenningsschema’s?

A

Herkenningsschema’s zitten in het brein en halen het geheugen van de motoriek op (oproepschema’s)
Dut laten dan een motorisch programma draaian. Deze bevatten variante kenmerken. Die bepalen bijvoorbeeld bij springen hoe hard/hoog/ver je moet springen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het nadeel van schema theorie?

A

De opslag capaciteit voor de bewegingen is beperkt.

De oplossing hiervoor is dan wel het novelty principe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het novelty principe?

A

Hier worden niet de bewegingen vastgelegd maar de invariante eigenschappen. (generalized motor programs)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke soorten feedback kunnen er plaats?

A

Closed-loop of feedback
(feedback bij een beweging, waardoor er herstel kan plaatsvinden tijdens de handeling)

Open-loop of feedforward
(hierbij gebeurt de handeling/beweging te snel waardoor er geen feedback meer plaatsvind)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De engram en schema theorie zijn erg topdown gericht. Wat wordt hiermee bedoelt?

A

Dat ze lopen van
Neo
(grote hersenen, intellect ratio)
Via Paleo
(middenhersenen, emotionele deel)
Naar Archi
(ruggenmerg, reflexen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat heeft onderzoek aangetoont over de engram/schema theorie?

A

Dat we veel klein zelfstandig opererende celnetwerken in ons lichaam hebben die de bewegingen in gang kunnen zetten.
(Cel Pattern Generators (CPG))

Dit heeft ertoe geleidt dat we de hersenen een klein beetje opzii hebben gezet en motorische controlle proberen te verklaren uit andere hoeken (bijv. Action Theorie)

17
Q

Wat houdt ecologische theorie in?

A

Het benadrukt de interactie tussen de persoon en dynamische omgeving. Dit maakt dus een directe perceptie-actie koppeling

18
Q

Wat zijn affordances?
(ecologische theorie)

A

Dit is wat de omgeving het individu biedt. Dus een directe relatie tussen de omgeving en perceptie/actie koppeling

19
Q

Wat is optic array?
(ecologische theorie)

A

Dat is als een voorwerp jou nadert, dat je weet wat je moet gaan doen. De exposure van een voorwerp in je gezichtsveld.

(als een voetbal op je afkomt moet je gaan schieten)

20
Q

Hoe is dynamisch systeemtheorie ontstaan?

A

Bernstein vond de theorieën onvoldoende verklaring geven voor de sturing van onze motoriek.

Bij een onderzoek zag hij dat een zelfde soort neurale signaal kon leiden tot verschillen in motoriek en andersom. Hij dafht daardoor dat er meer moest zijn en bedacht de systeemtheorie.

21
Q

Waaruit komt motoriek voort?
(dynamische systeem theorie)

A

Niet lineaire relaties tussen patient, taak en omgeving
Niet lineaire relatie met sturing van het brein

Dit zijn dus zelfstandig werkende subsystemen in interactie met de omgeving

22
Q

Hoe is een persoon op zoek naar oplossingen in beweging om als doel stabiele activiteiten te laten zien?
(dynamisch systeemtheorie)

A

Binnen gestelde vrijheidsgraden
Binnen gestelde oplossingsruimte

(als je iets niet kunt, bijv. schaatsen, dan start je met het vast zetten van de gewrichten in de knieën (beperking vrijheidsgraden)

23
Q

Hoe werken de perceptie-actie koppelingen?

A

Motor:
Indirectie perceptie, wat je waarneemt moet nog verwerkt worden.
Actie:
Directie perceptie, wat je waarneemt heeft direct betekenis

Motor:
Lineaire opbouw
Action:
Non-lineair

Motor:
Training, ideale techniek van de uitvoering
Action:
Training, zelf organiserend systeem die zelf haar oplossingen vind.

Motor:
Training, in stukjes opgedeeld
Action:
Training, is niet deelbaar. Beweging moet in geheel worden uitgevoerd.

24
Q

Wat is constraint led approach?

A

Binnen (persoon, omgeving, taak) kunnen bepaalde beperkingen bestaan.
Constraints zijn inperkingen van de oplossingsruimte.

Je moet je patien leren omgaan met de constraints

25
Q

Wat is het 2-stage model?

A

1, initial stage. Het idee krijgen om te bewegen.
2, later stage. Vervolg stadium, fixatie van beweging waardoor je ook in gevarieerde omstandigheden de taak kan uitvoeren.

26
Q

Wat is het multistage model?

A

1, cognitive stage
2, associative stage
3, autonomous stage

27
Q

Uit welke kenmerken bestaat complex dynamisch systeem?

A

Verandering van tijd,

Bij menselijk functioneren gaat het om de relatie tussen organisme, taak en omgeving.

Er is continue interactie tussen deze elementen.

Het betreft non lineaire relaties, dus onvoorspelbaar

28
Q

Wat is het verschil met complex adaptief systeem?

A

Grote verschil zit voornamelijk in adaptatie, dus het lerend vermogen van het systeem.

De omgeving is hierbij de primitieve driver om ons gedrag aan te passen. Dmv zelforganisatie en creativiteit kan je leren.

29
Q

Wat zijn opponenten van Ilness Scripts?

A

Pathophysiology, wat veroorzaakt de aandoening?

Epidemiologie, wie valt in de risicogroep?

Time course, hoelang het duurt en wat gebeurt er over tijd?

Symptoms and signs, wat zou je kunnen vinden?

Diagnostics, wat zouden de resultaten zijn bij het testen?

Treatment, hoe zou je het kunnen behandelen?

30
Q

Wat is het voordeel van het zo gestructureerd neerzetten?

A

Je kan het vergelijken met andere aandoeningen

Doormiddel van KeyFeatures (unieke kenmerken) maak je dit onderscheid.