Muis Flashcards

(88 cards)

1
Q

Taxomonie

  • Klasse
  • Orde
  • Familie
  • Genus
  • Species
A
  • Klasse: Zoogdieren of Mammalia
  • Orde: Rodentia
  • Familie: Muridae
  • Genus: Mus
  • Species: Mus musculus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Soortspecifieke biologie

  • Volwassen gewicht mannetjes
  • Volwassen gewicht vrouwtjes
  • Levensduur
A
  • Volwassen gewicht mannetjes: 25-40g
  • Volwassen gewicht vrouwtjes: 18-35g
  • Levensduur: 1-3 jaren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Soortspecifieke biologie

  • Hartslagfrequentie
  • Ademhalingsfrequentie
  • Lichaamstemperatuur
  • Bloedvolume
A
  • Hartslagfrequentie: 400-800 per minuut
  • Ademhalingsfrequentie: 100-200 per minuut
  • Lichaamstemperatuur: 36,5-38°C (Kan door stress van vasthouden in de hoogte schieten).
  • Bloedvolume: 76-80 mL/Kg lichaamsgewicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Soortspecifieke biologie

  • Geslachtsrijp
  • Drachtduur
  • Speenleeftijd
A
  • Geslachtsrijp: 4-6 weken
  • Drachtduur: 18-21 dagen
  • Speenleeftijd: 3-4 weken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Soortspecifieke biologie

  • Gebit
  • Tandformule + totaal aantal tanden
  • Voedingstype
A
  • Gebit: Gebit is uitgerust om plantaardige materiaal te knagen en te vermalen.
  • Voedingstype: Omnivoor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoeveel bloed bevat een muis dat 30g weegt?

A

0,030kg*80mL/kg=2,4mL

Een muis dat 30g weegt bevat slechts 2,4g bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geslachtskenmerken

  • Volwassen mannetjes
  • Vrouwtjes
A
  • Volwassen mannetjes: Teelballen/testikels MAAR kunnen deze optrekken tot in het bekken. Verschil niet altijd goed te zien.
  • Vrouwtjes: Tepels duidelijk zichtbaar (10 tepels).
  • Geslachtsbepaling: via anogenitale afstand (afstand tussen anus en geslachtsopening). Groter bij ma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geslachtsbepaling

A

Geslachtsbepaling via anogenitale afstand (afstand tussen anus en geslachtsopening).
Groter bij mannetjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Lee-Boot effect

A

Cyclus stopt = Anoestrus

Wanneer volwassen vrouwelijke muizen samen gehuisvest worden in groep zonder de aanwezigheid van een mannetje.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Whitten effect

A

Oestrus synchronisatie

Wanneer een mannetje wordt geïntroduceerd -> synchronisatie van de cyclus bij alle vrouwtjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bruce effect

A

Geen innesteling van embryo na paring

Wanneer na succesvolle paring een andere mannetje in de kooi wordt geïntroduceerd binnen 24u.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat verschijnt er na succesvolle paring?

A

Viskeuze vaginale plug voor 8-24u.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Zijn muizen groepsdieren?

A

Ja, ze zijn groepsdieren met duidelijk sociale interacties en een sociale rangorde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe ziet de familiegroep eruit binnen 1 territorium?

A

De familie groep bestaat uit een dominante man, verschillende vrouwtjes met nakomelingen en ondergeschikte mannetjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe gedraagt een dominante man in 1 territorium?

A

Dominante man verdrijft onbekende mannetjes uit het territorium, jonge en ondergeschikte mannetjes uit de eigen familie worden getolereerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat gebeurt er als de groep te groot wordt?

A

Ondergeschikte mannetjes verhuizen uit het territorium en leven in vrijgezellengroepen of starten een eigen territorium.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Onder wat verstaat men: “Muizen zijn gewoontedieren”?

A

Ze nemen geregeld zelfde route, baseren zich op bepaalde oriëntatiepunten en verzekert bepaalde verstopplaatsen.

Ze vermijden ook open gebieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat kunnen muizen goed?

A

Muien kunnen goed klimmen, springen en zwemmen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn hun activiteitspatroon?

A

Ze zijn crepusculair (actief tijdens schemering) of nucturnaal (actief ‘s nachts).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke factoren kunnen het activiteitspatroon van muizen beïnvloeden?

A

Het activiteitspatroon kan beïnvloed worden door voedselbeschikbaarheid, menselijke activiteit en reproductieve status (lactatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waarom vermijden muizen fel (zon)licht?

A

Muizen hebben een goed ontwikkeld geur-, smaak-, tast- en gehoorzintuigen. Ze kunnen minder goed zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waar brengen muizen hun inactieve periode door?

A

In afgeschermde plekken zoals nesten (vaak ondergronds) of schuilhuisjes, ter bescherming tegen roofdieren en het weer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is grooming?

A

Grooming is een poetsgedrag waar muizen voor hun vacht verzorgen.
Ze doen dit tijdens de overgang van inactieve naar actieve periode en ook tijdens actieve periode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Self-grooming vs. Allogrooming

A
  • Self-grooming: belangrijk vaar hygiëne en vachtonderhoude.
  • Allogrooming: belangrijk voor sociale relaties.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Gehoor
Ze zijn gevoelig voor geluiden met frequenties tussen 1Hz-100kHz (mens tussen 20Hz-20kHz). Ze gebruiken mens hoorbare en ultrasone geluiden voor communicatie. Vb: Jongen gebruiken heel lage geluiden om verzorgingsgedrag bij moeder te stimuleren en hoogfrequente geluiden bij scheiding van moeder.
26
Reukzin
Geur is een belangrijke communicatiemiddel. Feromonen in urine worden gebruikt voor afbraken van territoria, herkennen van bekende soortgenoten. De feromonen kunnen paringsgedrag en agressief gedrag uitlokken. Ze ruiken ook aan de adem van soortgenoten om te zien als voedsel eetbar is.
27
Eetgedrag van een muis.
Muizen eten dagelijks tot 20% van hun lichaamsgewicht, verspreid over 200 kleine maaltijden. Ze eten voornamelijk bij schemer of 's nachts.
28
Wat is het dieet van een muis?
Ze zijn omnivoren, maar hebben een voorkeur voor voedsel met een hoog vet- en eiwitgehalte.
29
Wat is voedselneofobie?
De neiging van muizen om terughoudend te zijn ten opzichte van onbekend voedsel. Muizen verkrijgen hun voedselvoorkeur via geursignalen tijdens allogrooming van hun moeder en andere muizen.
30
Wat is coprofagie?
Coprografie is het eten van een deel van hun eigen keutels om voedingsstoffen van micro-organismen in de dikke darm op te nemen.
31
Wat doen muizen voor elke slaapperiode?
Voor elke slaapperiode vertonen muizen poest- en nestbouwgedrag. Dit gebeurt door zowel de mannetjes als vrouwtjesmuizen.
32
Waaruit bestaat de nesten van muizen?
Nesten bestaan uit zacht materiaal.
33
Waarom is nestmateriaal belangrijk voor muizen?
Muizen moeten altijd toegang hebben tot nestmateriaal, ook voor bescherming tegen licht.
34
Hoe beïnvloedt gevangenschap het gedrag van muizen?
Gevangenschap verandert het gedrag van dieren, ze kunnen bepaalde gedragingen niet vertonen in het laboratorium.
35
Kunnen de natuurlijke behoefde van muizen 100% vervuld worden in het laboratorium?
Nee, muizen in het laboratorium kunnen niet 100% voldoen aan hun natuurlijke behoeften, waardoor afwijkend gedrag kan ontstaan. Sommige stammen ontwikkelen sneller gedragsafwijkingen, hoe armer de omgeving, hoe groter de kans op abnormale gedrag.
36
Wat is het doel van standaardisatie bij de huisvesting van muizen?
Het doel van standaardisatie is om de variatie binnen en tussen experimenten en laboratoria te verminderen.
37
Wat zijn de wettelijke vereisten voor ventilatie en klimatisering in muizenverblijven?
De wettelijke vereisten zijn de aanvoer van verse lucht, de afvoer van vuile lucht, een constante temperatuur, een constante relatieve luchtvochtigheid (RH) en geen tocht.
38
Hoe ziet standaard huisvesting voor muizen uit?
De standaard huisvesting bestaat uit een kunststof (makrolen) bak met zaagsel, een draadglazen deksel, een waterfles en een voorziening voor voedsel.
39
Standaard huisvesting: Voordelen voor dierverzorgers
- Goed te tillen, licht gewicht en stapelbaar. - Goed schoon te maken (gladde wanden, afgeronde hoeken, kunnen tegen heet ater en zelfs tegen autoclaveren). - Doorzichtig zodat muizen goed waar te nemen zijn.
40
Standaard huisvesting: Nadelen voor de muizen
- Saai - Te glad - Laten veel licht door
41
Wat is het effect van het afstammen van de huisvesting op de behoeften van muizen?
Het verbetert de kwaliteit van het onderzoek van bevordert het welzijn van de muizen door te voldoen aan hun fysiologische en ethologische behoeften.
42
Hoe moeten muizen idealiter worden gehuisvest in termen van groepsverband?
Muizen moeten in groepsverband worden gehuisvest, en als dat niet mogelijk is, moet individuele huisvesting tot een minimum beperkt blijven. Ze moeten elkaar kunnen hoeren, zien, ruiken en voelen.
43
Waarom is het belangrijk dat muizen in hun kooi enige controle hebben over hun omgeving?
Wanneer muizen hun omgeving kunnen controleren, vermindert dit stress. Kooiverrijking, nestmateriaal en schuilmogelijkheid helpen daarbij.
44
Wat is belangrijk aan de bodembedekking in een muizenkooi?
De bodembedekking moet goed vocht opnemen, vrij van stof, ziekteverwekkende micro-organismen en giftige stoffen. Alleen zaagsel specifiek gemaakt voor proefdieren mag worden gebruikt.
45
Welke vormen van kooiverrijking kunnen worden gebruikt voor muizen?
Nestkastjes, buisjes en nestmateriaal kunnen worden gebruikt voor kooiverrijking.
46
Wat is een uitdaging bij het vormen van een sociale groep bij muizen.
Het vormen van een stabiele groep, vooral bij mannetjes of agressieve stammen.
47
Wanneer stel je het beste een muizengroep samen?
Meteen na het spenen, en houden de groep daarna intact.
48
Wat is de maximale grootte van een sociale mannetjesgroep bij muizen?
3 tot 5 dieren.
49
Wat doe je met het nestmateriaal bij het verschonen van de kooi van muizen?
Neem het oude materiaal mee naar de schone kooi, maar geen bedding met urinesporen om agressie te voorkomen.
50
Hoe kun je agressie in een mannetjesgroep muizen vermijden?
Vermijd verstoring van de groep en zorg dat ze geen geur of zicht van vrouwelijke muizen hebben.
51
Hoe moeten mannelijke en vrouwelijke muizen worden gehuisvest?
In aparte kamers, zonder geur of zicht van elkaar. Eerst de mannelijke muizen verzorgen, dan de vrouwelijke.
52
Wat kun je doen met agressieve mannetjesmuizen om agressie te verminderen?
Ze eventueel huisvesten met niet-vruchtbare vrouwtjes.
53
Wat voor soort voer krijgen de meeste muizen, onafhankelijk van stam of leeftijd?
Meestal krijgen alle muizen hetzelfde type onderhoudsvoer, onafhankelijk van stam en leeftijd.
54
Wat voor voer krijgen: - Drachtige en zogende muizen - Muizen die geopereerd moeten worden - Zieke muizen
- Drachtige en zogende muizen: fokvoer met hoger eiwitgehalte. - Muizen die geopereerd moeten worden: krijgen enkele dagen vooraf fokvoer. - Zieke muizen: geweekt voer of energierijke watergel.
55
Wat is een risico van het geven van fokvoer aan alle muizen om praktische reden?
Kan leiden tot overgewicht.
56
Welke 2 soorten voer kunnen muizen krijgen?
Muizen kunnen geperste of geëxpandeerde korrels krijgen.
57
Hoe wordt het voer aan muizen verstrekt?
Het voer wordt ad libitum (onbeperkt) versterkt.
58
Hoe lang kun je muizenvoer bewaren?
Voer kan maximaal 3 maanden bewaard worden, omdat vitamines niet stabiel zijn. het moet koel, droog en donker bewaard worden.
59
Hoeveel water drinken muizen per dag?
Muizen drinken 4-5mL water per dag, en het water moet onbeperkt beschikbaar zijn.
60
Kenmerken van C57BL/6
- Bruin/zwart - Agressiever, bijten sneller - Meer vachtverzorging - Gevoeliger voor geluid en geuren
61
Speciale eigenschappen van C57BL/6
- Pijnmedicatie werkt minder goed - Ze drinken vrijwillig alcohol - Gevoeliger voor morfineverslaving - Gevoeliger voor leeftijdsgerelateerde gehoorsverlies - Gevoelig voor dieet-geïnduceerde obesitas, diabetes type 2 en atherosclerose
62
Kenmerken van BALB/c
* Albinomuis * Veel substammen * Resistent tegen voedings-geïnduceerde atherosclerose -> goed model voor cardiovasculair onderzoek. * Gemakkelijk om tumors te induceren. * Th2 cellen worden gemakkelijk geactiveerd -> reageren zeer goed op immunisatie.
63
# Virus Muis hepatitis virus (mouse hepatitis virus)
* Coronavirus * Zeer besmettelijk (aerosols, besmette voorwerpen, direct contact) * Kan ook celculturen besmetten * De symptomen variëren afhankelijk van de stam van het virus en de genetische achtergrond van de muizen. * Sommige muizen worden niet klinisch ziek -> onderzoeksresulaten kunnen toch afwijken. * Regelmatige screening op MHV: strikte hygiëne, quarantaine van nieuwe dieren, PCR-test
64
# Virus Wat zijn de 3 vormen van MHV (muis hepatitis virus)?
1. Enterische vorm: ontsteking in darmkanaal (diarree, uitdroging, plotse dood bij jonge muizen). 2. Respiratoire vorm: ademhalingsmoeilijkheden, niezen. 3. Hepatische vorm: meest ernstige vorm, leverontsteking, levernecrose, sterfte.
65
# Virus Ectromelia-virus (muispokken)
* Transmissie door direct contact of besmette voorwerpen. * 7-11 dagen na infectie ontstaan er laesies op de huid. * symptomen: oedeem, gezwollen poten, necrotische letsels (ledenmaten en staart). * Niet besmettelijk voor mesen.
66
# Virus Ectromelia-virus (muispokken) zijn de klinische teken afhankelijk van muizenstam. Welke stam is resistent/gevoelig?
* Resistente stammen (C57BL/6): geen tekenen van infectie, maar kan virus wel doorgeven. * Gevoelige stammen (BALB/c): tot wel 80-90% mortaliteit.
67
# Bacterie Staphylococcus aureus
* Vaak via de mens * Via aerosols en direct contact. * Opportunistische pathogeen (huidwondes, verminderde immuunsysteem). * Kan zorgen voor de vorming van abcessen.
68
# Bacterie Pasteurella pneumotropica
* Infecties zijn vaak asymptomatisch. * Opportunistische pathogeen (vooral wanneer immuunsysteem laag is). * Kan ademhalingsproblemen en gewichtsverlies veroorzaken.
69
# Endoparasiet (leeft in de muis) Syphacia Obvelata (aarsworm)
* Vrouwelijke wormen leggen eitjes op de huid en haar in de perianale regio. * Opgenimen eitjes vormen om tot larven in de dunne darm waar ze gaan migreren naar de caecum in 24u. * Wormen blijven 10-11 dagen in caecum voor maturatie en paring. * Vrouwtjes migreren naar dikke darm en leggen eitjes wanneer ze de gastheercel verlaten. * Vaak subklinisch * Symptomen: jeuk, stress, rectum, prolaps en verstoorde immuunreacties. * Diagnose: perianale cellofaan test.
69
# Bacterie Mycoplasma pulmonis
* Bacterie zonder celwand. * Transmissie via direct contact, aerosols en via placenta bij drachtige dieren. * Kolonisatie vooral in middenoor en nasofarynx. * Dieren worden er meestal wel ziek van. * Veroorzaakt gewichtsverlies, doffe vacht, adehalingsmoeilijkheden en inactiviteit.
70
# Ectoparasiet (leeft op de muis) Mijten/schurftmijt
* Alle dieren. * Symptomen: irritatie, jeuk, haarverlies, korstvorming. * Vatbaarder bij andere infecties, stress, zwangerschap, ouderdom en lactatie. * Diagnose: afbraksel en microscopische onderzoek. * Behandeling: alle dieren, mens en omgeving. * Het is een zoönose.
71
# Niet-infectieuze triggers Olifantstanden
* Afslijten van tanden is niet mogelijk door afwijkende stand. * Voer moet hard genoeg zijn zodat de tanden kunnen afslijten terwijl de muizen eten. * Nooit de tanden knippen. * Geen knaagstenen. * Veroorzaakt gewichtsverlies, omdat het moeilijk wordt voor het eten. * Tanden atlijd checken wanneer men ziet dat de muis moeilijk eet zonder aanwijsbare oorzaken.
72
# Niet-infectieuze triggers Ringtail
Necrose staart door uitdroging. Dit kan veroorzaakt worden door: * Omgevingsfactoren niet gunstig zijn (te lage luchtvochtigheid, te hoge temperatuur, ...). * Bedding absorbeert te goed. * Herhaalde bloedname via de staart. * Soms voedingsgerelateerd: te weinig vetzuren.
73
# Niet-infectieuze triggers Grazen of snorbijten (barbering)
* Kale plekken in de vacht. * Grazende muis bijt haren weg van 1 of meer kooigenoten of poetst zichzelf zo hard dat hij kale plekken krijgt, soms start dit bij de snorharen. * Dader? Enige muis in kooi zonder kale plekken. * Vaak toont dit dat er een probleem is met welzijn, zoals te weinig verrijking of agressie in de groep.
74
# Niet-infectieuze triggers Stereotiep gedrag
* Dier maakt regelmatig en zelfde soort beweging zonder bepaald doel, voorbeeld is rondjes draaien. * Gedrag vaker wanneer dier stress ervart. * Meer verrijking zorgt voor een lagere kans op stereotypie. * een dier dat extreme stereotypie veroont, mag niet gebruikt worden in een proef.
75
Herkennen van ziekte bij proefdieren: * Logboek * Klinische onderzoek
Logboek: * Welk dier? Welke genetische stam? * Leeftijd? * Gewicht * Welke stoffen/medicatie werd toegediend? Welke handelingen? * Aanpassingen aan de omgeving? * Welke voeding? Klinische onderzoek: * Eet het dier meer/minder dan normaal? * Hoe is het drinkgedrag? Polydipsie? Gedaalde vochtinname? Uitdroging? * Hoe ziet de vacht van het dier eruit? * Hoe is het gedrag van het dier? Afscheiden van de groep, traag/amper bewegen? * Hoe is de houding van het dier? * Hoe ademt het dier? * Wat is de rectale temperatuur van het dier? * Maakt het dier nog stoelgang/urine? * Hoe ziet de huid eruit?
76
Herkennen van pijn en lijden
* The Mouse Grimace scale. * Atypisch gedrag (afscheiden van de groep; stil zitten, traag wegen; geen vachtverzorging; geen nestbouwgedrag; agressie). * Body codition score (meten is weten, dagelijks gewicht registreren en bijhouden).
77
Naar waar moet je kijken om pijn en lijden te herkennen?
1. Slijmvlies: licht roze, mond, oog en vulva. 2. Hydratatiestatus 3. Ogen: diepliggend, uitpuilend, ooguitvloei
78
Wat is zoönose?
Ziekte of infectie die natuurlijk wordt overgedragen tussen dieren en mens.
79
# Zoönosen Hantavirus
Overgedragen van knaagdieren op mens via urine, faeces en speeksel. Kan ook via bijtwonde of krabwonde van wilde knaagdieren.
80
# Zoönosen Bij de mens zijn er 2 uitingen van de Hantavirus. De welke?
Hantavirus cardiopulmonair syndroom: potentieel dodelijk met 50% mortaliteit. Veroorzaakt volgende symptomen: * Koorts * Hoofdpijn * Moeheid * Misselijkheid en braken * Ademhalingsmoeilijkheden * Hartfalen Hemorrhagische koorts en niersyndroom: minder dan 10% mortaliteit. Veroorzaken: * Zwelling van de nieren binnen hun kapsel, hevige rugpijn en nierfalen. Meestal herstelbaar. * Bloedingen op de romp, rode ogen en bloedarmoede.
81
# Zoönosen Wat zijn de maatregelen dat men moet nemen bij Hantavirs?
* Uitroeiing (vernietiging op grote schaal) * Desinfectie van materiaal. * Keizersnede om fokpopulatie te bewaren. * Screening door PCR of ELISA (serologie).
82
# Zoönosen Lymfocytair choriomeningitis virus (LCMV)
* Overgedragen van knaagdieren op mensen via urine, faeces, speeksel en nestmateriaal. * Groot risico voor immuno-deficiënte personen en zwangere vrouwen. De virus kan naar foetus gaan en kan voor miskraam en serieuze afwijkingen veroorzaken. * Meeste mensen ervaren geen of zeer milde symptomen.
83
# Zoönosen Welke maatregelen moet men nemen bij LCMV?
* Uitroeiing. * Keizersnede is niet mogelijk.
84
# Zoönosen Geïnfecteerde beten
* Normale orale flora van proefdieren kan voor infectie zorgen bij de mens als ze gebeten worden. * Voorbeeld: Pasteurella spp., Streptococcus ssp., Staphylococcus ssp. * Gevolg: lokale ontstekingen, abces, osteomyelitis, bacteriëmie (schade aan interne organen).
85
Hanteren van muizen
* Optillen bij staartbasis. * Plaatsen op een oppervlak. * Huid aan nek naar achter nemen en met je pink de staart klemmen. * Let op: onderstudden toont onderzoek aan dat oppakken bij staart, angst kan induceren.
86
Wat is dit?
Restrainers
87
Wat is dit?
Cupping