Multitasking Flashcards
(13 cards)
1
Q
beharren auf
A
volharden, bij je plannen blijven
2
Q
der Beweis(e)
A
het bewijs
3
Q
die Kapazität(en)
A
de capaciteiten
4
Q
darbieten (bietet dar, bot dar, hat dargeboten)
A
aanbieden
5
Q
gelangen zu
A
te bereiken
6
Q
haufenweise
A
talrijk
7
Q
der Reiz(e)
A
de prikkel
8
Q
scheitern an
A
mislukken met
9
Q
vermeiden (vermeidet, vermied, hat vermieden)
A
vermijden
10
Q
verschwenden
A
verspillen
11
Q
versetzt
A
verplaatsen
12
Q
sich verzörgern
A
vertraagd worden
13
Q
zuständig sein für
A
verantwoordelijk zijn voor