ned numeriek- zaakgelastigde ex Flashcards

(143 cards)

1
Q

numeriek

A

getalsmatig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

objectief

A

neutraal,
onpartijdig,
feitelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

occasioneel

A

nu en dan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ongefundeerd

A

ongegrond,
niet met argumenten onderbouwd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

onheus

A

onbeleefd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

operationeel

A

in werking gesteld,
geschikt om ermee te werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

(de) oppertunist

A

iemand zonder principes,
die iedere gelegenheid aangrijpt om zichzelf te verbeteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

opportuun

A

gelegen,
passend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

(de) oppositie

A

tegenpartij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

opteren

A

kiezen,
de voorkeur geven aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

(de) optie

A

keuzenmogelijkheid,
alternatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ostentatief

A

om de aandacht te trekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

offensief

A

aanvallend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

(de) paraaf

A

verkorte handtekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

(het) paradox

A

schijnbare tegenstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

parafraseren

A

in eigen/andere woorden weergeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

(de) parodie

A

belachelijk makende nabootsing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

participeren

A

deelnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

partieel

A

gedeeltelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

(de) periferie

A

de buitenkant,
aan de rand van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

(de) permissie

A

toestemming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

plenair

A

voltallig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

(de) polarisatie

A

op de voorgrond treden van tegenstellingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

poneren

A

naar voren brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
(de) positionering
plaatsing
26
potentieel
de mogenlijkheid hebben om iets te worden
27
pragmatisch
zakelijk, puur gericht op de praktische kant en de haalbaarheid
28
(het) precedent
iets wat er gebeurd is en waarop men zich later beroepen kan
29
pretenderen
voorgeven, aanspraak maken op
30
(de) prioriteit
voorgang verlenen, als eerste behandelen
31
preventief
ter voorkoming van
32
privatiseren
particulier maken
33
(het) procedé
methode, werkwijze
34
(de) procedure
systematiscch manier van doen, methode, aanpak
35
(de) progressie
(geleidelijke) vooruitgang
36
progressief
vooruitstrevend
37
(het) project
ontwerp, plan
38
(het) prototype
voorbeeld, oorspronkelijke type
39
provoceren
uitdagen
40
punctueel
nauwgezet
41
(de) perceptie
waarneming (die subjectief gekleurd is)
42
periodiek
gezegd van iets dat regelmatig gebeurt
43
plausibel
geloofwaardig klinkend, aanemelijk
44
(het) principe
grondbeginsel, grondoorzaak, vaste overtuiging
45
principeel
uit principe, beginselvast
46
(de) prioriteit
iets wat voorrang heeft
47
quasi
zogenaamd
48
(de) rationalisatie
verstandelijke argumentatie voor dat wat je in eerste instantie op basis van je gevoel voor koos
49
rationeel
redelijk, verstandelijk
50
redigeren
aan bestaande tekst opnieuw goed vorm geven
51
reduceren
verminderen
52
(het) referentiekader
het geheel aan kennis en ervaring van waaruit iemand de wereld bekijkt
53
(de) referenties
vermelding van personen die inlichtingen kunnen geven over een sollicitant
54
refereren aan
verwijzen naar
55
regulier
regelmatig, volgens vastgelegde afspraken of patronen
56
(de) relatie
verband tussen dingen
57
relatief
betrekkelijk, in verband staand met iets anders, bepaald door vergelijking met iets anders
58
relateren aan
in verband brengen, vergelijken met
59
relativeren
ergens de betrekkelijkheid van laten zien
60
relevant
belangrijk, ter zake
61
rendabel
winstgevend
62
(het) rendement
wat het oplevert
63
(de) repercussie
nadelig of onaangenaam gevolg
64
representatief
geschikt om iets of iemand te vertegenwoordigen
65
(het) respijt
uitstel
66
(de) restrictie
beperking
67
resumeren
samenvatten
68
retorische
een vraag waar je geen, of hooguit een instemmend antwoord op verwacht
69
rigide
strikt, zonder soepelheid, streng
70
recapituleren
samenvatten
71
satirisch
kritisch op een geestige, spottende manier
72
sceptisch
kritisch, het alsnog niet gelovend
73
(het)schema
getekende voorstelling, geheel van hoofdpunten of algemene begrippen met behulp waarvan men verschijnselen, gebeurtenissen, handelingen overzichtelijk maakt
74
schematisch
met een schema, schetsmatig
75
screenen
grondig onderzoeken, doorlichten grondig onderzoeken, doorlichten
76
(het) segment
deel
77
secundair
op de tweede plaats, bijkomend
78
select
voortreffelijk
79
sensibiliseren
gevoelig maken voor een bepaald probleem
80
significant
veelbetekenend, belangrijk door zijn betekenis
81
(de) sinecure
karwei die weinig inspanning of tijd kost
82
simuleren
iets nabootsen, doen alsof; een gelijkaardige situatie nabootsen
83
specifiek
met bepaalde speciale en kenmerkende eigenschappen (specificeren)
84
sporadisch
zelden voorkomend
85
(het) stadium
periode, fase in een ontwikkelingsproces
86
staven
bewijzen, kracht bijzetten
87
stagneren
tot stilstand komen
88
statisch
onveranderlijk
89
(de/het) status-quo
de toestand waarin het zich nu eenmaal bevindt
90
(het) stereotiep
vaststaand, onveranderlijk
91
(de) strategie
tactiek, manier waarop je t werk gaat om je doel te bereiken
92
structureren
een structuur in iets aanbrengen
93
(de) structuur
manier waarop iets is opgebouwd en het verband tussen de delen waaruit het bestaat
94
structureel
wezenlijk, het hart van de zaak, niet de bijkomstigheden betreffend
95
subjectief
naar eigen inzicht, partijdig
96
subliem
zeer verheven, voortreffelijk
97
(de/het) substituut
vervanging
98
subtiel
verfijnd, haast niet opvallend
99
subversief
gezagondermijnend
100
(de) suggestie
iemand ingeven wat hij moet doen of zeggen
101
summier
in het kort
102
superieur
van betere kwaliteit
103
(de) superlatieven
woorden gebruiken die iets/iemand de hemel in prijzen
104
(het) supplement
aanvulling
105
(het) symptoom
verschijnsel
106
synchroon
gelijktijdig
107
synoniem
met dezelfde betekenis
108
(het) symbool
ding of dier dat volgens afspraak een begrip voorstelt
109
(de) synthese
samenvatting, samengestelde eenheid
110
systematisch
volgens een systeem, met name wat op een doordachte wijze geordend is, stelselmatig
111
temporeel
tijdelijk
112
(de) tendens
strekking, ontwikkelig
113
tendentieus
onjuiste voorstelling van zaken gevend
114
(de) teneur
bedoeling, inhoud
115
(de) terminologie
het geheel van vaktermen, de keuzen van woorden
116
territoriaal
behorend bij een stukje grondgebied
117
totalitair
alle macht hebbend, ondemocratisch
118
traceren
opsporen, uitstippen
119
(het) traject
de af te leggen weg (ook figuurlijk)
120
(de) transformatie
omvorming
121
transparent
doorzichtig, helder
122
tutoyeren
aanspreken met jou of je
123
(de) tweespalt
ruzie, verdeeldheid
124
(het) ultimatum
de allerlaatste eis waarna de beslissing valt
125
unaniem
met algemene instemming
126
(het) understatement
uitdrukking waarbij je doet voorkomen of iets niet zo erg is als in werkelijkheid het geval is
127
(de) urgentie
dringende noodzaak, soedeisend
128
vacant
openstaand, niet vervuld
129
valide
gezond, in staat te werken, rechtsgeldig
130
(de) vaardigheid
de bekwaamheid om iets te doen
131
(de) variant
andere versie, iets dat in vorm afwijkt van de meest gewone vorm
132
variëren
veranderen, (af)wisselen
133
verbaal
door middel van taal
134
verifiëren
nagaan of iets juist is
135
(de) versie
elk van de manieren waarop iets verteld/geschreven is
136
versus
tegenover
137
vervreemden
contact verliezen met
138
(de) vicieuze cirkel
(eindeloze) rondgang waarbij de gevolgen van iets de oorzaken nog meer doen toenemen
139
viriel
mannelijk
140
virtueel
niet reël, kunstmatig
141
vitaal
levenskrachtig, van groot belang
142
(de) voucher
briefje dat je recht geeft op iets
143
wishful thinking
iets geloven omdat je het zo graag wiilt