Nederlands Flashcards
(35 cards)
succes
iets dat goed afloopt
drama
Een ramp(overdrijven)
toevallig
zonder het te weten of het te willen doen
toestemming
goed keur geven
verspil
het loos gebruik
traditioneel
volgens de oude gewerk
ploegen
de grond omkeren
geschikt
bruikbaar
aanleggen
op zetten
enthousiast
gemotiveerd zijn
sneu
teleurgesteld
mv premie
premies
mv melodie
melodiËn
mv lelie
lelies
mv: museum
Musea of museum’s
Geef trap van vergelijking van: sterk
Sterk sterker sterkst
Trap van vergelijking: goed
Goed beter Best
Tieners maken veel veranderingen mee
O=tieners
Pv= maken(zww)
Mee = adpv
Ze heeft mooi haar
O= Ze
PV= Heeft (ZWW)
We gaan morgen zwemmen
O=We
PV=gaan(HWW)
Ww=zwemmen
Dat is heel logisch
O=Dat
PV=is(KWW)
Iemand bij de neus nemen
Iemand beetnemen,foppen
het ligt op het puntje van mijn tong
je wilt een woord zeggen maar het komt even niet op
een dikke huid hebben
veel kunnen verdragen