Wiskunde Flashcards

(57 cards)

1
Q

wat is een hoek

A

Een hoek is vlakke figuur,begrensd door twee halfrechte met eenzelfde grenspunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

twee hoeken zijn complementair als hun som 90°

A

â en b^zijn complementaire hoeken
als en slechts
â+B^=90°

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

twee hoeken zijn suplementaire als hun som 180° is

A

A^ en B^ suplemnetaire hoeken
als en slechts als
A^+B^=180°

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Als twee rechten evenwijdig Zijn met een derde rechte, dan zijn ze ook onderling evenwijdig

A

B//a en c//a daar uit volgt b//c

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

B//a en c//a daar uit volgt b//c

A

Als twee rechten evenwijdig zijn met een derde rechte, dan zijn ze ook onderling evenwijdig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Als een rechte loodrecht staat op een van twee evenwijdige rechten,dan staat ze ook loodrecht op de Andrée rechte

A

A//b en c loodrecht b daaruit volgt c loodrecht a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

A//b en c loodrecht b daaruit volgt a//c

A

Als een rechte loodrecht staat op een van de twee evenwijdige rechten, dan staat ze ook loodrecht op de Andere rechte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Als twee rechten loodrecht staat op eenzelfde derde rechte, da zij ze onderling evenwijdig

A

A loodrecht b en c loodrecht b daaruit volgt a // c

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

A loodrecht b en c loodrecht n daaruit volgt a //c

A

Als twee rechten loodrecht steen op de zelfde derde rechte, dan zijn ze onderling evenwijdig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Als een rechte een van de twee evenwijdige rechten snijdt dan snijdt ze ook de andere rechte

A

A//b en c snijdt b daaruit volgt c snijdt a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

U=…

A

De verzameling met alle elementen van A en die van B is de UNIE van A en B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

A/B=…

A

De verzameling met alle elementen van A, maar niet die van B is het VERSCHIL VAN A EN B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

B/A=…

A

De verzameling met alle elementen van B, maar niet van A is het VERSVHIL VAN B EN A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een hoek

A

Een hoek is een vlakke figuure,begrensd door twee halfrechten met eenzelfde grenspunt .

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Â=0°

A

Nul hoek de Benen vallen samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

0°<B<90°

A

Scherpe hoek
Een hoek tussen 0° en 90°

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

C=90°

A

Rechte hoek
De Benen staat loodrecht op Elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

90°<D<180°

A

Stompe hoek
Een hoek tussen 90° en 180°

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Ê=180°

A

Gestrekte hoek
De benen liggen in elkaars verlengde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

180°<F<360°

A

Inspringende,concave of overstretched hoek
Een hoek tussen 180°en 360°

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

G=360°

A

Volle hoek
De benen vallen samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn aanliggende hoeken

A

Aanliggende hoeken zijn hoeken die het hoekpunt en een been gemeenschapelijk hebben. Het gemeenschappelijke been light tussen de twee andere hoekbenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn nevenhoeken

A

Nevenhoeken zijn aanliggende hoeken die supplémentaire zijn

24
Q

Nevenhoeken zijn suplementaire

A

Nevenhoek zijn suplementair

25
Wat zijn overstaande hoeken
Overstannde hoeken zijn hoeken waarvan de benen in elkaars verlengde liggen
26
Wat Zijn overstaande
Overstaande hoeken zijn hoeken waarvan de Benen in Elkaars verlegende liggen
27
Wat is een bissectrice of Deelijn
Een bissectrice of deelijn van een hoek is de rechte door het hoekpunt die de hoek in twee evengroote delen verdeelt
28
D=…
Deeeltal
29
d=…
Delers
30
q=…
Quotient
31
r=…
Rest
32
Geef formule van een deling
D=d.q+r
33
Geef me de eerste 5 priemgetallen
2,3,5,7,11,13,17,19,23
34
def rationale getallen
een rationaal getal is het quoitient van twee gehele getallen, waarvan de deler niet nul is
35
Wat is de grotse gemeenschapelijke deler (ggd)
de grotse gemeenschapelijke deler (ggd) van twee of meer getalen dat een deler is van die getallen
36
Wat Zijn snijdende rechten
Snijdende rechten zijn rechten die juist een punt gemeenschapelijk hebben.
37
Wat zijn loodrechte rechten
Loodrechte rechten zijn twee snijdende rechten die een hoek van 90° vormen
38
De middeloodlijn van een lijnstuk is de rechte die door het midden van het lijnstuk gaat en loodrecht op dat lijnstuk staat
De rechte m is de m is de middelloodlijn van lijnstuk (AB) Als en slechts als M is loodrecht op lijnstuk (AB) en m door het midden van (AB)
39
Wat zijn strikt evenwijdige rechten
Strikt evenwijdige rechten zijn rechten die geen enkel punt gemeenschappelijk hebben
40
Wat zijn samenvallende rechten
Samenvallende rechten zijn rechten die allé punt en gemeenschappelijk hebben
41
∀a∈ N,b∈:√a =b🠸🠺b²= a speciaal geval √0 =0
de vierkantswortel van a is b als en slechts als het kwadraat van b gelijk is aan a
42
wat is de absolute waarde
de absolute waarde van een getal is dat getal zonder toestandsteken
43
wat zijn tegengestelde getallen
tegengestelde getallen zijn rationaale getallen met eenzelfde absolute waarde , maar een verschillende toestandsteken
44
de vierkantswortel van a is b als en slechts als het kwadraat van b gelijk is aan a
∀a∈ N,b∈:√a =b🠸🠺b²= a speciaal geval √0 =0
45
twee breuken zijn gelijk als product van de uiterste termen gelijk is aan het product va de middelste termen
∀a,c∈Z en∀b,d∈Z ₒ : a c _____ = ____🠸🠺 a.d=b.c b d
46
∀a,c∈Z en∀b,d∈Z ₒ : a c _____ = ____🠸🠺 a.d=b.c b d
twee breuken zijn gelijk als product van de uiterste termen gelijk is aan het product va de middelste termen
47
als je de teller en de noemer van een breuk door eenzelfde van nul verschillend getal deelt, dan bekom je een gelijk breuk
∀a∈Z en∀b,m∈ Zₒ : a=a:m __=____ b b:m
48
∀a∈Z en∀b,m∈ Zₒ : a=a:m __=____ b b:m
als je de teller en de noemer van een breuk door eenzelfde van nul verschillend getal deelt, dan bekom je een gelijk breuk
49
om een geheel getal tot een macht te verheffen,vermenigvuldig je dat getal met zichzelf zo vaak als de exponent aangeeft
∀a∈Zₒ,∀n∈N/{0,1}:an=a.a.a. ... .a(n factoren)
50
Wat is de afstand van een punt tot een rechte
De afstand van een punt tot een rechte is de afstand van dat punt tot het voetpunt van de loodlijn uit dat punt op die rechte
51
Wat is de afstand tusssen 2 strikt evenwijdige rechten
de afstand tusssen 2 strikt evenwijdige rechten is de afstand van een punt op een van de rechte tot voetpunt van de loodlijn uit dat punt op de Andere rechte
52
Wat zijn strikt evenwijdige rechten
Strikt evenwijdige rechten zijn rechten die geen enkele punt gemeenschappelijk hebben
53
Wat zijn samenvallende rechten
Samenvallede rechten zijn rechten die allé punten gemeenschappelijk hebben
54
Wat zijn loodrechte rechten
Loodrechte rechten zijn rechten die een hoek van 90° vormen
55
Wat zijn snijdende rechten
Snijdende rechten zijn rechten die juist een punt gemeenschappelijk hebben
56
De verzameling van de rationale getallen sonder nul
Q = ( °
57
Wat is de bissectrice