Brainscape's Knowledge GenomeTM

Browse over 1 million classes created by top students, professors, publishers, and experts.


See full index

Noam > Néerlandais - Les phrases > Flashcards

Néerlandais - Les phrases Flashcards

1
Q

Waar woon je ?

A

Où habites-tu ?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe oud ben je ?

A

Quel âge as-tu ?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ik ben twaalf jaar oud

A

J’ai douze ans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ik woon in Namen

A

J’habite à Namur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Heb je zussen ?

A

As-tu des soeurs ?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Nee, ik heb geen zus

A

Non, je n’ai pas de soeur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Nee, ik heb er geen

A

Non, je n’en ai pas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Mijn moedertaal is Frans

A

Ma langue maternelle est le français

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Spreekt U Engels ?

A

Parlez-vous l’anglais ?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ik eet groenten

A

Je mange des légumes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ik ben een jongen

A

Je suis un garçon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Je bent een meisje

A

Tu es une fille

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Mijn broer heet Yann en hij is tien jaar oud

A

Mon frère s’appelle Yann et il a dix ans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ik heb een stiefvader en een stiefmoeder

A

J’ai un beau-père et une belle-mère

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ik leer Nederlands op school en thuis

A

J’apprends le néerlandais à l’école et à la maison

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ik heb geen dieren thuis

A

Je n’ai pas d’animal à la maison

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Ik eet graag pasta en kaas

A

Je mange volontiers des pâtes et du fromage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Op school schrijf ik op bladen

A

A l’école j’écris sur des feuilles

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Ik neem een appel

A

Je prends une pomme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Je vois le soleil

A

Ik zie de zon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Ik luister naar mijn leraar

A

J’écoute mon professeur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Ik ga naar school met mijn broer

A

Je vais à l’école avec mon frère

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Mijn ouders zijn veertig jaar oud

A

Mes parents ont quarante ans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Mijn vader spreekt Nederlands en Engels

A

Mon père parle le néerlandais et l’anglais

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Mijn moeder was een lerares

A

Ma maman était un professeur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Mijn lievelingkleur is rood

A

Ma couleur préférée est le rouge

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is je lievelingskleur ?

A

Quelle est ta couleur préférée ?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Ik heb twee broers en geen zus

A

J’ai deux frères et pas de soeur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Mijn haar is grijs

A

Mes cheveux sont gris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Ik neem en ik eet twee sinaasappels

A

Je prends et je mange deux oranges

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Ik wens je een gelukkige verjaardag !

A

Je te souhaite un heureux anniversaire !

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Mijn geboortedatum is 29 maart 2010.

A

Ma date de naissance est le 29 mars 2010.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Mijn moeder is jarig op acht mei.

A

Ma mère est née le 8 mai.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

De geboortedatum van mijn vader is 31 mei.

A

La date de naissance de mon père est le 31 mai.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Waar is het toilet ?

A

Où sont les toilettes ?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Mag ik een glas water ?

A

Puis-je avoir un verre d’eau ?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Twee ijsjes, alstublieft !

A

Deux glaces, s’il-vous-plaît !

38
Q

Neem je boek !

A

Prends ton livre !

39
Q

Luister en herhaal !

A

Ecoute et répète !

40
Q

Kijk naar het bord !

A

Regarde le tableau !

41
Q

Neem je schoolagenda !

A

Prends ton journal de classe !

42
Q

Wat is de datum van vandaag ?

A

Quelle est la date d’aujourd’hui ?

43
Q

Vandaag is het 15 oktober.

A

Aujourd’hui nous sommes le 15 octobre.

44
Q

Wanneer ben je jarig ?

A

Quand as-tu ton anniversaire ?

45
Q

Wanneer is je verjaardag ?

A

Quand est ton jour d’anniversaire ?

46
Q

Wanneer ben je geboren ?

A

Quand es-tu né ?

47
Q

Ik ben geboren op 29 maart 2010.

A

Je suis né le 29 mars 2010.

48
Q

Woon je in een dorp ?

A

Habites-tu dans un village ?

49
Q

Wat is je familienaam ?

A

Quel est ton nom de famille ?

50
Q

Heb je hobby’s ?

A

As-tu des hobbys ?

51
Q

Waar ga je naar school ?

A

Où vas-tu à l’école ?

52
Q

In welke klas zit je ?

A

Dans quelle classes es-tu ?

53
Q

Welke taal spreek je ?

A

Quelle langue parles-tu ?

54
Q

Heb je dieren thuis ?

A

As-tu des animaux à la maison ?

55
Q

Kom binnen !

A

Entre !

56
Q

Ga zitten !

A

Assied-toi !

57
Q

Neem een stoel !

A

Prends une chaise !

58
Q

Ga naar je plaats !

A

Va à ta place !

59
Q

Neem je schoolspullen !

A

Prends tes affaires (d’école) !

60
Q

Neem je map !

A

Prends ta farde !

61
Q

Neem je boek op bladzij 17 !

A

Prends ton livre à la page 17 !

62
Q

Schrijf het antwoord in je boek !

A

Ecris la réponse dans ton livre !

63
Q

Onderlijn de woorden met een fluostift !

A

Souligne les mots avec un marqueur fluo !

64
Q

Kun je heralen ?

A

Peux-tu répéter ?

65
Q

Werk per twee !

A

Travaillez par deux !

66
Q

Vul je schoolagenda in !

A

Complète ton journal de classe !

67
Q

Lees de zin !

A

Lis la phrase !

68
Q

Lees het woord !

A

Lis le mot !

69
Q

We verbeteren samen !

A

Nous corrigeons ensemble !

70
Q

Mag ik zitten ?

A

Puis-je m’asseoir ?

71
Q

Ik heb mijn boek niet.

A

Je n’ai pas mon livre.

72
Q

Goeiedag meneer / mevrouw !

A

Bonjour monsieur / madame !

73
Q

Ik begrijp U niet !

A

Je ne vous comprends pas ! (“vous” poli)

74
Q

Ik begrijp je niet !

A

Je ne te comprends pas !

75
Q

Wat betekent … in het Frans ?

A

Que veut dire … en français ?

76
Q

Mag ik naar het toilet gaan ?

A

Puis-je aller aux toilettes ?

77
Q

Mag ik het raam opendoen ?

A

Puis-je ouvrir la fenêtre ?

78
Q

Mag ik het raam dichtdoen ?

A

Puis-je fermer la fenêtre ?

79
Q

Tot ziens !

A

Au revoir !

80
Q

Tot morgen !

A

A demain !

81
Q

Mag ik een zakdoek nemen ?

A

Puis-je prendre un mouchoir ?

82
Q

Mag ik een blad nemen ?

A

Puis-je prendre une feuille ?

83
Q

Kunt U me helpen ?

A

Pourriez-vous m’aider ? (“vous” poli)

84
Q

Kunt U luider zetten ?

A

Pourriez-vous mettre plus fort ?

85
Q

Wat zegt de leerling in de klas ?

A

Que dit l’élève en classe ?

86
Q

Ik stel me voor !

A

Je me présente !

87
Q

De leraar staat in de klas

A

Le professeur se trouve dans la classe

88
Q

De tafel staat in de keuken

A

La table se trouve dans la cuisine

89
Q

Er stad een bed in mijn kamer

A

Il y a un lit dans ma chambre

90
Q

Er staan twee bedden in mijn kamer

A

Il y a deux lits dans ma chambre

Noam (24 decks)

Brainscape helps you reach your goals faster, through stronger study habits.
© 2024 Bold Learning Solutions. Terms and Conditions