neurologische aandoening: mentale retardatie Flashcards

1
Q

mentale beperking/retardatie definitie

A

beperking in intellectueel functioneren, beperking in adaptief functioneren (conceptueel denken, sociale vaardigheden, praktische vaardigheden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

5 dimensies van mentale beperking/retardaties

A
  1. ) intellectuele capaciteit
  2. ) adaptief gedrag
  3. ) participatie, interactie en sociaal gedrag
  4. ) gezondheid
  5. ) context
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

4 voorbeelden van neurologische aandoening

A
  • mentale retardatie
  • syndroom van down
  • ADHD
  • autismespectrum stoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

doel van ondersteuning bij mensen met mentale retardatie (3)

A
  • verbeteren van individueel functioneren
  • bevorderen van ontwikkeling, opvoeding, persoonlijk welbevinden
  • verbeteren van onafhankelijkheid, sociale participatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

interventie ondersteuning bij mensen met mentale retardatie (4)

A
  • leren en opvoeden
  • dagelijks leven
  • gezondheidszorg
  • tewerkstelling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

classificaties van mentale beperking

  • mild
  • matig
  • ernstig
  • zeer ernstig
A
  • mild
  • -> IQ 50-59, praktische vaardigheden kunnen worden aangeleerd.
  • matig
  • -> IQ 35-49. kan niet lezen, schrijven en leren. leert eenvoudige gewoonten en vaardigheden. persoonlijke hygiëne met ondersteuning
  • ernstig
  • -> IQ 20-24. aanzet tot persoonlijke hygiëne met ondersteuning. kan lopen, beperkt spreken
  • zeer ernstig
  • -> IQ <20. constante supervisie en ondersteuning. sterke beperking in zelfredzaamheid, communicatie, mobiliteit en continentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

fragile X syndroom + hoe werd dit vroeger genoemd?

A

syndroom met ‘breekbaar’ deel aan het uiteinde van de lange arm van het X-chromosoom. martin-bellsyndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

uiterlijke kenmerken fragile X-syndroom

A

lang/smal gezicht, prominente oren, prominent voorhoofd, hoog/smal palatum, korte lichaamslengte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

kenmerken bij mannen met fragile x syndroom

A
  • matige tot ernstige verstandelijke beperking
  • stoornissen in taal
  • vermijden oogcontact
  • bijten op handen
  • incontinentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

kenmerken bij vrouwen met fragile xsyndroom

A
  • verstandelijke beperking (minder ernstig dan bij mannen)
  • problemen met plannen, organiseren
  • vermijden oogcontact
  • depressie
  • agressie
  • verlegenheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

oorzaak mentale retardatie (5)

A
  • alcohol, drugs, ondervoeding tijdens zwangerschap
  • complicaties tijdens zwangerschap en bevalling
  • infecties tijdens zwangerschap
  • stoornissen in het metabolisme
  • hoofdletsel kindertijd
  • ongekende oorzaak
  • sociaal culturele factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

benoem complicaties tijdens zwangerschap en bevalling (3)

A
  • pre-eclampsie
  • prematuur
  • zuurstofgebrek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

benoem infecties tijdens zwangerschap

A

rubella, syfillis, herpes, HIV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

benoem sociaal culturele factoren (4)

A
  • lage sociale klasse
  • weinig stimulerend milieu
  • ongezonde voedingsgewoonten
  • minder goede algemene gezondheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

fysieke kenmerken mentale retardatie (3)

A
  • soms geen speciale karakteristieken
  • vertraagde groei en ontwikkeling
  • soms typische faciale afwijkingen verbonden aan een syndroom (bv down)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

algemene karakteristieken: gezondheid (3)

A
  • minder fysiek uithoudingsvermogen
  • verminderde motorische coördinatie
  • soms verhinder gezichtsvermogen
17
Q

algemene karakteristieke: mentale en motorische mogelijkheden (3)

A
  • kort geheugen
  • beperkte spraak
  • moeilijkheden met concentreren
18
Q

algemene karakteristieken: sociale en emotionele mogelijkheden (3)

A
  • kan niet leren uit ervaring
  • kan niet om gaan met kritiek
  • volgers, geen leiders
19
Q

orale verschijnselen metale retardatie (5)-

A
  • hogere prevalentie van parodontale aandoeningen
  • cariës
  • meer misvormingen thv mond tgv ontwikkelingsstoornissen
  • gewoonten –> klemmen, knarsen, tongpersen, mondademhaling
20
Q

gevolgen van attritie (3)

A
  • functionele eruptie
  • abnormale eruptie
  • microdontie
21
Q

problemen tanden poetsen bij mensen met mentale retardatie (4)

A
  • plots dichtbijten
  • tong wordt naar buiten gestoken
  • slikken
  • kok halzen
22
Q

mondzorg bij personen met milde retardatie (3)

A
  • hygiëne instructies demonstreren
  • activiteit aanleren
  • geen conceptuele uitleg
23
Q

mondzorg bij personen met matige retardatie (3)

A
  • hygiëne instructies via show-tell methode
  • activiteit aanleren
  • mondhygiëne instructies herhalen bij elke consultatie
24
Q

mondzorg bij personen met ernstige retardatie (4)

A

gewoonte training

  • constant herhalen van procedures en bewegingen
  • mh onder constante supervisie
  • realistische doelen
  • verzorgende betrekken bij instructie
25
Q

tips voor mh instructie (3)

A
  • bij problemen terug naar voorgaande stap om stress en angst te vermijden
  • kleine vooruitgang wordt positief versterkt
  • instructies starten met gekende activiteiten
26
Q

mondzorg bij personen met zeer ernstige retardatie (3)

A
  • verzorgende is verantwoordelijk voor mh
  • niet instaat tot zelfzorg
  • uitdagend voor verzorgende
27
Q

wat is de primaire doelstelling bij pt met ernstige verstandelijke beperking?

A

plaquecontrole

28
Q

waarom bij het tanden poetsen niet voor de pt staan?(3)

A
  • weinig zicht in de mond
  • geen controle over pt
  • je staat zelf in een kwetsbare positie
29
Q

wat is de beste poetshouding? (4)

A
  • niet voor de pt staan
  • schuin achter pt staan
  • druk de wang met vinger in de mond van pt opzij
  • duw de lip met de duim weg
30
Q

wat moet je doen al de pt een kokhalsreflex heeft? (4)

A
  • poets eerst zonder tandpasta
  • gebruik evt een elektrische tb
  • best vetrekkend vanuit het midden naar opzij en naar achteren
  • buig het hoofd iets naar voren, hierdoor ontspant de mond makkelijker
31
Q

3 soorten beloning voor positief gedrag te versterken

A
  • sociale beloning
  • activiteit als belong
  • materiële beloning
32
Q

opbouwen van een vertrouwensrelatie (4)

A
  • laat pt wennen aan omgeving
  • geef traag uitleg
  • tell-show-do methode
  • beloon frequent voor goede uitvoering