Niveau 7 - Mondeling Flashcards

(136 cards)

1
Q

geloofwaardig

A

geloof verdienend

adj

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

misleiding

A

bedroog

de + v

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

doodeerlijk

A

absoluut eerlijk

adj

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

rechter

A

persoon die recht spreekt (judge)

de + m/v + s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

beseffen

A

een duidelijk begrip hebben van

to realize

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ramp

A

groot ongeluk
(disaster)

de + m/v

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

verborgen

A

onzichtbaar

adj

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

autonoom

A

onafhankelijk, zelfstandig

adj

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

culinair

A

met betrekking tot de kookkunst

adj

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

dilemma

A

lastige keus tussen twee zaken

het

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bedriegen

A

misleiden

bedroog, bedrogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

simultaan

A

simultaneous

adj

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

egocentrisch

A

self-centered

adj

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

apathisch <> empathisch

A

geen zin hebben <> gedachtegang van anderen

adj

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

chaotisch

A

chaotic

adj

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

op voorhand

A

in advance

adv

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

voorspellen

A

als verwachting uitspeken
(to predict)

regl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

weerman

A

weatherman

de + m

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

bedorven

A

spoiled (food)

adj

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

omkomen

A

sterven

sp v.

kwam om, omgekomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

oftewel

A

in other words

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

stichten

A

to found

zijn gesticht door iemand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

beschikbaar

A

available

adj

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

werkvloer

A

workplace

de

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
afstandswerk
thuiswerk het
26
beleid
(work) policy het
27
medewerker
employé de
28
ploeg
shift de bv: vroege ploeg, late ploeg, nachte ploeg, dage ploeg
29
loon
het salaris het
30
verlof
leave (of absence) het
31
openstaande vacatures
open vacancies
32
in dienst zijn
to be employed (bij)
33
bereikbaar
reachable (by phone & email) adj
34
overuur
overtime het
35
presteren
doen regl.
36
bedreigen
iemand bang maken p. bedreigd
37
prestaties leveren
to do tasks
38
uitbetalen
to pay (an employee) p. uitbetaald
39
rapporteren
melden
40
stresserend
stressful adj
41
dweilen
to mop regl.
42
zich uitdrukken (in)
to express oneself sp. v: drukte uit, uitgedrukt
43
iets beheersen
to master sth p. beheerst
44
iets aanleren
to teach sth sp.v: leerde aan, aangeleerd
45
besluiten
to decide besloot, besloten
46
niet per se
not necessarily adv
47
moeite krijgen (met iets)
to have troubles with sth
48
(een taal) machtig zijn
vlot zijn in een taal
49
in de war raken
to get confused = in de war zijn van iets regl.
50
diversiteit
diversity de
51
compromis
overeenkomst het
52
duplicaat
duplicate het
53
accessoire
accessories het
54
interventie
tussenkomen de
55
catastrofe
ramp de
56
pro deo
gratis (een werk voor ieamand)
57
dominant
overheersend adj
58
condoleren (iemand)
give condolences to sb regl.
59
weetje
iets dat aardig is om te weten het
60
leugenaar
iemand die liegt de
61
geloofwaardig
kan geloven worden adj
62
waar
true adj
63
fake nieuws
vals nieuws het
64
onlangs
recently adv
65
(iemand/iets) doorhebben
to catch the lie/lier
66
verzinnen
to make up (een excuus / leugen) verzon, verzonnen
67
manipuleren
to manipulate (iemand) regl.
68
door de mand vallen
iets zeggen dat mag niet
69
benieuwd zijn (naar iets)
to be curious about sth
70
bespreking
discussion de
71
in een notendop (bv. vertellen)
in a nutshell
72
opnemen
=inspreken to record sp.v: nam op, opgenomen
73
dissectie
dissection de
74
zich inzetten voor iets
to be committed to sth regl. sp.v: zette zich in, zich ingezet
75
de leidinggevende
manager
76
firma
bedrijf de
77
een bijdrage leveren aan bijdragen aan
to contribute regl: leverde, geleverd
78
zonnepaneel
solar panel het + en (zonnepanelen)
79
verslijten
kapot gaan onrgl: versleet, versleten
80
stilstaan bij iets
goed nadenken over iets onrgl:stond stil, stilgestaan
81
overschrijden (grenzen)
buiten de grenzen gaan onrgl: overschreed, overschreden
82
iets in kaart brengen
iets onderzoeken, een overzicht hebben onrgl: bracht, gebracht
83
stel dat ... BZ?
wat als ...
84
toekomen met
voldonde zijn van iets = rondkomen met sp.v: kwam toe, toegekomen
85
aanbieden
verkopen sp.v: bood aan, aangeboden
86
inflatie
inflation de
87
belastingaangifte
tax return letter de
88
aanslagbiljet
tax bill het
89
uitgaven
expences de
90
uitkering
geld dat aan werklozen betaald wordt de
91
kinderbijslag
child benefits de
92
schuld hebben bij iem.
to be in sb's debt
93
bepalen
to determine regl: bepaalde, bepaald
94
begroting
budget de
95
telen
to grow rgl: telde, geteeld
96
loof (van groenten)
leaves het
97
wortel (van groenten)
roots de
98
houdbaar
de tijd die producten goed blijven adj. subs + heid
99
voedzaam
nutritious adj
100
overschot
restje het
101
veld
groen land het
102
aan de slag gaan met iets te doen
beginnen iets te doen
103
bereide gerechten
prepared dishes
104
potje
jar het +s
105
iemand laten overkomen
laten iem. komen vanuit buitenland samen te wonen sp.v: kwam over, overgekomen
106
iem. onderhouden
financeel zorgen voor iem. sp.v: hield onder, ondergehouden
107
de boot missen
de kans missen regl: miste, gemist
108
tippen aan iets
iets bereiken in kwaliteit
109
(kennis) bijspijkeren
verbeteren onrgl: spijkerde bij, bijgespijkerd
110
instemmen met iem.
akkoord gaan met sp.v: stemde in, ingestemd
111
vooroordeel
prejudice het + en
112
brengen zich van streek
verdrietig worden onrgl: bracht, gebracht
113
gedreven
gemotiveerd adj
114
Er scheelts iets met ...
er is een probleem met ...
115
voldoen aan
to match onrgl: voldeed, voldaan
116
Ik zit ermee in
Ik ben bezorgd
117
herenigen
to reunite onrgl: herenigde, herenigd
118
iem. een gunst vragen
ask sb for a favor
119
(gsm) uitzetten
uitschakelen sp.v: zette uit, uitgezet
120
berichtjes sturen
sms'en
121
iem. ontvolgen
to unfollow
122
een profiel aanmaken
to create a profiel
123
volger
follower de + s
124
iem. oplichten
iem. financieel bedriegen sp.v: lichtte op, opgelicht
125
geld versluizen
negatief geld overschrijven
126
fraudeur
oplichter de + s
127
in een mum van tijd
heel snel
128
slachtoffer
iem. die bedrogen wordt het + s
129
de rekening plunderen
al het geld halen
130
iets ondervinden
iets ervaren, meemaken onrgl: ondervond, ondervonden
131
geur
smel de + en
132
nagaan
controleren sp.v: ging na, nagegaan
133
uitstellen
naar een latere datum .. sp.v rglm.
134
nalezen | nakijken
nog een keer ter controle
135
ontzettend
terribly adv.
136
verkennen
to explore verkende, h. verkend