Niveau 8 - Schriftelijk Flashcards

(108 cards)

1
Q

kersvers

A

brand new (adj)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

gedachte

A

thought

de + vr. + (en)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ziel

A

soul

de + m/v + en

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

zwanger

A

pregnant
adj.

zwangerschap n.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

verlof

A

leave (absence from work)

het

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

andersom

A

vice versa
adv.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

aanbellen

A

to ring the bell of the door

spv. (regl.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

stil

A

quiet

adj

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

op schoot

A

on (sb’s) lap

adv

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waterachtige ogen

A

watery eyes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

toegeven

A

to admit

gaf toe
toegegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

gezellig

A

cozy

adj

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

heerlijk

A

lovely adj

adv + eten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

onderbreken

A

to interrupt

onderbrak
onderbroken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

uiteraard

A

of course

adv

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

verdelen

A

in delen scheiden

regl.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

lijf

A

lichaam

het.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

durven

A

to dare

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

gaandeweg

A

gradually

adv

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

omarmen

A

to embrace

regl.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

tegenwoordig

A

nowadays

adv

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

veeleer

A

rather

adv

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

allerlei

A

van alerhande soort

adj

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

doodgewoon

A

zeer gewoon

adj

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
doorgaans
usually adv
26
bemerken
to notice
27
rommelmarkt
garage sale de + m/v
28
herinnering
memory de + v
29
zuchten
to sigh regl.
30
pyjama
pajamas de + m
31
(het) vriest (vriezen)
(the weather) is freezing!
32
(je) hoofd leegmaken
to free your mind!
33
lijken (op)
to look like (iemand) regl. of onr.?
34
huismus
iemand die altijd thuis is de + m/v
35
(je) mond houden
to shut up!
36
piekeren
ingespannen denken regl.
37
avondmens
iemand die 's avonds het best kan doen
38
tweelingzus tweelingbroer
twinsister / brother de: tweelingbroers tweelingzusen
39
schoondochter schoonzoon
daughter / son in law
40
tegenkomen
to come a cross ontmoeten sp.v: kwam tegen, tegengekomen
41
speelgoed
toy het + eren
42
nadeel
DISadvantage het
43
slapengaan
going to sleep het
44
voorkomen
1. zorgen dat iets niet gebeurt --> NIET sp.v: te voorKomen 2. gebeuren ---> Sp. V: Voor te komen
45
een gebrek aan (iets)
lack of sth
46
beeld
image het
47
vrijmaken
to free up sp.v: maakte vrij, vrijgemaakt
48
contacteren (iemand)
to contact regl: contacteerde, gecontacteerd
49
debat
debate het
50
omgaan met (iemand/iets)
to hang out sp.v: ging om, omgegaan
51
aanpak
approach de + en
52
(ergens) wel bij varen
beter worden door iets
53
discours
onderwerp van de discussie in bepaalde periode met bepaalde mensen het
54
koppig
stubborn adj
55
hardnekkig
stubborn adj
56
allochtoon
immigrant de + en
57
(ergens) achter komen
iets ontdekken
58
(een taal bv.) oppikken
leren sp.v: pikte op, opgepikt
59
uitsluitend
exclusief adj
60
beledigen
kwetsen to insult onrgl: beledigde, beledigd
61
gebrekkig
faulty adj.
62
wieg
slaapplaats voor zeer lkleine kinderen de
63
aandacht besteden
to pay attention onrgl: bestedde, besteed
64
opsommen
to summarize sp.v. somde op, opgesomd
65
tegenslag
misfortune de
66
onderdrukken
to suppress regl. onderdrukte, onderdrukt
67
aandoening
ziekte conditie de
68
hypocriet
iemand die anders doet van wat hij zegt adj. de hypocrisie
69
erfelijk
adj: eigenschappen van ouders hebben de erfelijkheid
70
ontkennen
niet erkennen (to deny) onrgl. ontkende, ontkend
71
bestand zijn tegen iets
to withstand sth
72
lijden aan iets
to suffer from sth
73
bezorgd
concerned, worried adj
74
blits
flashy adj
75
beknopt
concise adj
76
schijnbaar
apparently adv.
77
boodschap
mesage de
78
derde
buitenstander (in verzekering) de
79
bijstand
financiele understeuning de
80
vergoeden
terugbetalen to reimburse onrgl. revgoedde, vergoed
81
een verzekering afsluiten
to sign an insurance contract
82
verzekerde verzekeraar
insured insurer de, de
83
bijstellen
aanpassen sp.v: stelde bij, bijgesteld
84
iets afkeuren
iets hebben tegen sp.v: keurde af, afgekeurd
85
kampen
worstelen met iets. regl. kampte, gekampt
86
uitkijken naar
op zoek zijn (look forward to) sp.v: keek uit, uitgekeken
87
uitstellen
to delay sp.v: stelde uit, uitgesteld
88
aanpakken
onder handen nemen sp.v: pakte aan, aangepakt
89
lassen een pauze in
to take a break sp.v: laste in, ingelast
90
barsten in huilen uit
to burst into tears sp.v: barstte uit, uitgebarsten
91
zich neerleggen bij iets
aanvaarden sp.v: legde neer, neergelegd
92
verstrooid
distracted adj.
93
wazig
blurred adj.
94
wieg
crib de
95
beledigen
to offend onrgl. beledigde beledigd
96
hardnekkig
koppig (stubborn) adj
97
toeteren
to honk regl: toeterde, getoeterd
98
opduiken
to emerge sp.v: dook op, opgedoken
99
afleiden
verstrooien (to distract) sp.v: leidde af, afgeleid
100
tegenslag
setback de + en
101
zich opstapelen
to pile up sp.v: stapelde zich op, zich opgestapeld
102
aansprakelijkheid
verantwoordelijkheid de
103
dekking bieden (verzekering)
to cover = dekken onrgl: bood, geboden regl: dekte, gedekt
104
(een verzekering) afsluiten
sign, take out, ... onrgl: sloot af, afgesloten
105
beschadigd raken
to get damaged regl: raakte, geraakt
106
kruispunt
intersection het
107
IDD
inderdaad
108
regelen
to arrange regelde, h. geregeld