NL-FA Flashcards
(70 cards)
1
Q
De hobby
A
Le passe-temps
2
Q
De online games
A
Les jeux en ligne
3
Q
Winkelen
A
Faire les magasins
4
Q
Gamen
A
Jouer à la console
5
Q
Uitgaan
A
Sortir
6
Q
Verslaafd zijn aan
A
Être accro à
7
Q
Zich voorstellen
A
Se présenter
8
Q
Eindigen
A
Terminer
9
Q
Geloven
A
Croire
10
Q
Beginnen
A
Commencer
11
Q
Stoppen
A
S’arrêter
12
Q
Plezier hebben
A
S’amuser
13
Q
(Zich) ontspannen
A
Se détendre
14
Q
Lol hebben
A
Rigoler
15
Q
Ieder(e), elk(e)
A
Chaque
16
Q
(Tijd) besteden
A
Consacrer (du temps)
17
Q
Ongeveer
A
Environ
18
Q
De keer
A
L fois
19
Q
Lessen volgen
A
Suivre des cours
20
Q
(Cadeau) geven
A
Offrir
21
Q
Onder, tussen
A
Parmi
22
Q
Allereerst
A
D’abord
23
Q
Gevorderde
A
Avancé
24
Q
De leeftijd
A
L’âge
25
De wijk
Le quartier
26
Wandelen
Se balader
27
Levendig
Vivant
28
Gevaarlijk
Dangereux
29
Lawaaierig
Bruyant
30
Het voetbalveld
Le terrain de foot
31
Leven
Vivre
32
Slapen
Dormir
33
De sfeer
L’ambiance
34
De stijl
Le style
35
Het voorwerp
L’objet
36
De boekenkast
La bibliothèque
37
Het voetgangersgebied
La zone/rue piétonne
38
Het openbaar vervoer
Les transports en commun
39
De groen voorziening
L’espace vert
40
Het verkeer
La circulation
41
De kast
L’armoire
42
Sober
Sobre
43
Gezellig
Convivial
44
Naast
À côté de
45
Tegenover
En face de
46
In het midden van
Au milieu de
47
De relatie
Le rapport
48
Het enige kind
Le fils/ la fille unique
49
De tweeling
Le jumeau/ la jumelle
50
De mensen
Les gens
51
De intresse
Le centre d’intérêt
52
Gescheiden
Divorcé
53
Plagen
Taquiner
54
Zich opwinden
S’énerver
55
Boos worden
Se vexer
56
Spraakzaam
Bavard
57
Lastig
Pénible
58
Open
Ouvert
59
Oudst
Aîné
60
Jongst
Cadet
61
Verbonden
Connecté
62
Bestaan uit
Se composer de
63
‘Close’ zijn met
Se sentir proche de
64
Ruzie hebben met
Se disputer Avec
65
Gevoelig
Sensible
66
Spontaan
Spontané
67
Grappig
Drôle
68
Introvert
Introverti
69
Sociaal
Sociable
70
In plaats van
Au lieu de
