Oorlogswinter Flashcards

(82 cards)

1
Q

Schrik

A

Shock

Zijn ogen waren wijd open van schrik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Trouwens

A

Anyway; by the way

Hij is trouwens de leider van het team geworden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Doodschieten

A

Shoot(dead)

Hij schoot de olifant dood.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Gevaar

A

Danger

Het leven is vol gevaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bezetter

A

Occupier

de Duitse bezetter hield Nederland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Lantaarn

A

Streetlamp

De lantaarn in de straat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Zodat

A

So (that)

Het heeft geregend zodat de straten nat zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Doorkomen

A

Come through

De verstandskies kwam door (the wisdom tooth came through)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ongekend

A

Unprecedented

In 2010 bereikte het geweld in Irak opnieuw een ongekende hoogte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Weelde

A

Luxury

‘in weelde leven’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Eigenlijk

A

Real

Wat is nu je eigenlijke bedoeling, want dat begrijp ik nog steeds niet goed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vooral

A

Especially

vooral in de zomer is het hier druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ongelovig

A

Unbelieving

Een atheïst is ongelovig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Oppassen

A

Look out

je moet goed oppassen, anders val je

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vervelend

A

Annoying

Wat een vervelende klus (what an annoying job)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ijzeren

A

iron

Daarin zit een ijzeren pin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Eenmaal

A

Once

Ik heb hem maar eenmaal gezien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Vlam

A

flame

in vuur en vlam staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

zoveel

A

How many

Hij gooide zoveel als 15 gram magnesium bij het mengsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

ontzettend

A

awful

De stad stonk ontzettend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

volop

A

plenty

Er is volop eten en drinken voor iedereen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

vergelen

A

yellow

Alle oude foto’s waren vergeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

ontdekken

A

discover

Ze had ontdekt dat haar baas de belasting ontdook.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

geweld

A

force;violence

Ruim 60 procent van het huiselijk geweld in Nederland gaat om partnergeweld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
afstand
distance Van hier naar de noordpool is een behoorlijke afstand.
26
onderscheiden
distinguish In de wet werden drie gevallen onderscheiden (the law distinguished three cases)
27
vlak
surface; flat Dat was een vlakke weg.
28
behalve
except (for) Behalve mij heeft hij geen enkele vriend
29
rimpel
wrinkle oma Oliva heeft rimpels bij haar ogen
30
waarachtig
truly Het boek geeft een waarachtig tijdsbeeld van die periode
31
onduidelijk
unclear Hij praat zo onduidelijk
32
zelfverzekerd
self-confident zelfverzekerd nam hij het woord
33
gedreven
passionate een gedreven medewerker
34
vervoer
transportation ik kon geen vervoer krijgen
35
ergens
somewhere Zullen we ergens gaan zitten
36
Eenvoudig
Simple De oefeningen die je moet maken zijn eenvoudig
37
Zuchten
Sigh Stop met zuchten en eet je bord leeg!
38
Afschuwelijk
Horrible het is afschuwelijk koud buiten
39
Onmisbaar
Essential de lijst is een onmisbaar onderdeel van dit schilderij
40
Zweeg
Silent ik praatte de hele tijd, maar Anja zweeg
41
Verdwijnen
Disappear Aan het eind van het krijt verdwenen de dinosauriërs.
42
Voorstellen
Introduce Pogue stelde me voor aan zijn vriend ‘Barbie’
43
Voortdurend
Constant Er kwam een voortdurende informatiestroom binnen.
44
Wegvoeren
Carry away De gewonde werd haastig weggevoerd
45
Mompelen
Mumble In zichzelf mompelen
46
Verzinnen
Invent; make up Ik zal er iets op verzinnen (I’ll think up something for it)
47
Vergadering
Meeting Vergadering van aandeelhouders
48
Namens
On behalf of Namens mijn vader
49
Verbaasd
Surprised Ik ben verbaasd
50
Bereiken
Reach Een bestemming bereiken (reach a destination)
51
Schuur
Shed;barn Zet die fiets eens in de schuur
52
Kennelijk
Evident;apparent Kennelijke gebreken (obvious defects)
53
Toeval
Coincidence Bij toeval (by accident)
54
Overstuur
Upset Hij weg was, toen was ik zo overstuur
55
Verraad
Betrayal Wat heeft dat met verraad te maken?’
56
Zwijgen
Be silent Hij bleef zwijgen (he kept silent)
57
Schuldig
Guilty Hij voelde zich schuldig
58
Scheuren
Tear apart Het document was verkreukeld en gescheurd, maar nog goed leesbaar
59
Voorzichtig
Careful Wees wel voorzichtig (be careful)
60
Naderen
Approach Het einde nadert
61
Vorderen
Make progress Naarmate de dag vorderde (as the day progressed)
62
Behoedzaam
Carefully Iets behoedzaam ergens afhalen/uithalem (carefully take something off/out of somewhere)
63
afbeelding
Illustration een afbeelding van een bijzondere vogel in een dierenencyclopedie
64
belangstelling
Interest in Een man met een brede belangstelling
65
Gerieflijk
Comfortably Hij woonde in een gerieflijke woning
66
Vertrouwen
Trust Van de huisartsen in de Vlank en de omtrek was er niet één die hij blindelings vertrouwde.
67
dergelijke
Similar Dergelijk werk wordt vandaag niet meer vervaardigd
68
ervaring
Experience ervaring met de geneeskunde
69
verantwoordelijkheid
Responsibility Kon Erica verantwoordelijkheid dragen?
70
Vooruit
Ahead;further niet voor- of achteruit kunnen be stuck, not be able to move in any direction
71
aanwezigheid
Presence In de aanwezigheid van een mooi meisje
72
doorzichtige
Transparent doorzichtige vloeistof
73
Ernstig
Serious Ernstig blijven
74
Veronderstellen
Assume Ik veronderstel dat je weet dat ze haar diploma heeft gehaald?
75
Onbeschreven
Blank Onbeschreven blad papier
76
Zenuwachtig
Nervous De student wacht zenuwachtig zijn examenresultaten af
77
Gijzelaar
Hostage Voor die gijzelaar werd het gevraagde losgeld betaald
78
Bewondering
Admiration Ik heb erg veel bewondering voor hem.
79
Getroffen
Hit; struck Dodelijk getroffen zijn
80
verhinderen
Stop; prevent Voor ik het kon verhinderen
81
opzettelijke
Deliberately Iemand opzettelijk beledigen
82
ongerustheid
Anxiety Er is geen reden tot ongerustheid