oui oui mon ami je m'appelle lafayette Flashcards
(32 cards)
gemakkelijk
facile
veeleisend/streng
exigeant
ernstig
sévère
lui
paresseux
een bijnaam
le surnom
Duits onderwijzen
enseigne l’allemand
Welk vak geeft hij?
Quelle matière enseigne-t-il?
spotten met iemand
se moquer de quelqu’un
kwaadspreken over iemand
dire du mal de quelqu’un
roddelen over iemand
faire des ragots/des cancans sur quelqu’un
iemand bekritiseren, ‘afgeven’ op iemand
critiquer de quelqu’un
zich schamen
se gêner, avoir honte
hoesten/niezen/geeuwen
tousser/éternuer/bâiller
van onderwerp veranderen
changer de sujet
Ze slaagt er niet in.
Elle n’y réussit pas.
We slagen er niet in.
Nous n’y réussissons pas.
Hij staat met de mond vol tanden.
Il reste bouche bée.
Is jouw toets van wiskunde goed verlopen? Ben je geslaagd?
Alors, ça été, ton test de mathématiques? T’as réussi?
Natuurlijk! Dus geen herexamen in augustus!
Bien sûr! Donc pas d’éprouvé de repêchage en août!
Ze heeft een hevige hoestbui. Ze hoest zo hard!
Est-elle prise d’un violent aces de toux. Elle tousse tellement fort!
Is hij zo streng? Misschien dat hij ondertussen veranderd is.
Il est exigeant? Peut-être il a changé.
Sinds wanneer interesseer jij je voor voetbal en voor klassieke muziek?
Depuis quand est-ce que tu t’intéresses du football et à la musique classique?
Maar iedereen interesseert er zich voor!
Mais tout le monde s’intéresse!
Je ziet helemaal bleek! Heb jij die rotte eieren gegeten in de refter? Ga eventjes zitten.
Tu es toute pâle! T’as quand même mangé ces œufs au réfectoire? Tais-toi.