overervingsmechanismen Flashcards
(14 cards)
Gen
een stukje DNA dat codeert voor een
eigenschap
Allel
Een variant of alternatieve vorm van een gen. Allelen ontstaan meestal door mutaties
en kunnen verantwoordelijk zijn voor variaties in fenotypen. Een gen kan meer dan één
allelen bev
Genotype
Het setje allelen van een gen dat het fenotype van een eigenschap bepaalt.
Fenotype
De verschijningsvorm van een eigenschap.
Homozygoot
Beide allelen van een kenmerk zijn identiek.
Heterozygoot
Beide allelen van een kenmerk zijn verschillend
Dominant allel
dit allel komt altijd tot uiting in het fenotype
Recessief allel
dit allel komt tot uiting als er geen dominant allel aanwezig.
Diploïd
Behalve de gameten zijn alle cellen in een organisme diploïd, dit betekent dat elk
chromosoom twee keer voorkomt. Dus elk gen bevat dus twee allelen.
Haploïd
De gameten (eicellen, zaadcellen) zijn haploïd. Elk chromosoom komt maar één
keer voor, dus elk gen heeft nu maar één allel.
De uniformiteitswet
Als men twee raszuivere individuen kruist, die slechts in één kenmerk verschillen, zijn in de
eerste generatie alle nakomelingen gelijk aan elkaar.
De dominantiewet
Alle individuen uit de eerste generatie vertonen hetzelfde kenmerk als het kenmerk van één
van beide ouders (P-generatie).
De splitsingswet
Bij onderlinge kruising van individuen uit de eerste uniforme generatie krijg je nakomelingen
met verschillende verschijningsvormen. Daarbij komen de kenmerken in een vaste
getalsverhouding tot uiting.
De onafhankelijkheidswet
De verschillende kenmerken worden onafhankelijk van elkaar overgeërfd, indien ze op
verschillende chromosomen liggen.