Overlevingsdata Flashcards

(26 cards)

1
Q

algemeen overlevingsdata

A
  1. risico
    - relatief risico = risico 1 / risico 2
    - risico verschil = risico 1 - risico 2
  2. probleem
    - iedereen zal ooit outcome hebben vb: sterven
    - geen rekening houden met tijd tot optreden
    - nood aan overlevingsanalyze
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

overlevingsanalyze

A
  1. eindpunt = tijdstip van bepaald kenmerk bekomen
    - overlijden
    - zangerworden
    - sportletsel
    - herstel/herval/terugkeer werk
    - verbetering van 2 putnen op een schaal
  2. outcome
    - dichotoom: eindpunt bereikt ja/nee
    - ook rekening houden met lengte tot eindpunt of censoring
    - time at risk = tijdsduur tussen start & eindpunt of einde van studie
  3. incidentiedichtheid
    - aantal sterftes/tijd at risk
    –> doden/persoonsjaar
    - kan ook voor verschillende letsels tov. trainingsuren
    - vooral van belang voor vergelijkingen voor populaties of sporten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

tijden

A
  1. overlevingstijd
    - kalender tijd
    - leeftijd
    - tijd sinds laatst voorkomen vb: revisie prothese
  2. origin time kiezen
    - start van bloodstelling
    - verschillende starttijden kunnen vereenvoudigd worden naar zelfde beginmoment
    - experimenteel = tijdstip van randomisatie
  3. einde
    - sterfte/bereiken van dichtome
    - of censoring = drop-out/einde van studie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

censoring

A
  1. left-censoring = bij begin
    - opvolging pas na eigenlijke startdatum
    - deel van populatie zal al dichotoom zijn
  2. right-censoring = bij einde
    - terugtrekking = withdrawal
    - stoppen van studie
    - lost to follow-up
    - true survivaltime > observed survival time
  3. voorwaarden = at random
    - moet non-informative zijn = geen informatie bevatten
    - individuen moeten representatief zijn voor alle proefpersonen die tot op T overleven
    - prognose van overlevindtijd tot T wordt niet beinvloed door censoring op T
    - censoring heeft geen invloed op resterende overlevingstijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

survivor functie

A
  1. S(t) = P(T>t)
    - kans om langer dan een tijdstip te overleven
    - T = niet-negatieve toevalsveranderlijke die aangeeft na hoeveeltijd de gebeurtenis zich voordoet
    - S(t) = kans tussen 0-1 of %
    - t = 0 dan S(t) = 1
    - t = oneindig dan S(t) ≈ 0
    –> vaak al voor dit moment stoppen
  2. verloop van functie
    - theoretisch = sigmoidaal
    - in praktijk met stappen
  3. ^S(t) = geschatte
    - empirische schatting door gegevensindeling van faaltijden
    - geen censoring = overlevend voorbij punt t / totaal aantal deelnemers
    - wel censoring = Kaplan-Meier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kaplan-Meier

A
  1. algemeen
    - overlevingsdata visueel in kaart brengen
    - follow-up tijd opgedeeld in kleine peroide
    - per kleinen periode = kans op overleven berekenen
    –> persoon aan begin van periode nog overlevend
  2. S(t) = S(t-1) x overlevingsfractie
    - alle probaliteiten van vorige fracties vermenigvuldigen met elkaar
    - overlevingsfractie = levend op einde / levend in begin
    –> censoring niet mee tellen
  3. mediane overlevingstijd
    - kleinste tijd waarbij overlevingsfunctie =< 0,5
    - indien niet kunnen berekenen = minder dan de helft heeft dichtoom gehaald tijdens de studie
    - mediane overlevingstijd >= mediane observatietijd
    –> overleving = tijd tot gebeurtenis
    –> observatie = tijd tot gebeurtenis of censuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

logrank-test

A
  1. inhoud
    - vergelijken van overlevingscurves
    - tussen 2 groepen = niet-parametrische test
    - H0: h1(t) = h2(t)
    –> geen verschil tussen Kaplan-Meier curves
    - optimaal wanneer risico constant is over tijd
  2. gelijkenissen met chi-kwadraat
    - verwacht tov. geobserveerd indien H0 juist is
    - op elk tijdstip ≠ chi-kwadraat
    - testgrootheid X² = som G->g (O-E)²/E
    - verdeling volgend aantal vrijheidsgraden = groepen - 1
    –> log-rank waarde kunnen omzetten naar p-waarde met tabel
  3. SPSS
    - in Kaplan-Meier test
    - Compare Factor -> Log Rank aanduiden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Breslow & Tarone-Ware test

A

= log-rank voor meerdere groepen
–> onderling andere weging

  1. log-rank = zelfde gewicht bij elk falen = 1
  2. Breslow/Wilcoxon
    - houd meer rekening met begin van survival curve
    - nog meer PP at risk = falen in begin weegt meer door
  3. Tarone-Ware
    - gebruiken wanneer effect groter is in begin van toepassing
  4. keuze
    - altijd op voorhand
    - resultaten leiden meestal tot zelfde conclusie
    - toch keuze maken = meeste power
    - klinische reden voor bepaalde curve
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kaplan-Meier SPSS

A
  1. analyze
  2. survival
  3. Kaplan-Meier
    - time & dichotome status kiezen
    –> define evens
    - factor = groep
    - save = survival plots
    - CI = 95% aanduiden
    - compare factor = Log-rank
  4. outcome
    - survival plot
    - tabel met alle waardes
    –> geen estimate, … = censoring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hazardrate

A
  1. risicofunctie of hazardfunctie
    - verhouding van de kans
    - dat de gebeurtenis gebeurd in een tijdsinterval / breedte van interval
    - onder de voorwaarde dat de gebeurtenis nog niet is opgetreden
    - ≈ indicentiedichtheid maar dan voor bepaald interval
  2. formules
    - hazard = parametrische schatting van survival functie
    - hazard is constant: h(t) = λ landa
    - vertalen naar survivalfunctie = S(t) = exp(-λt)
  3. gemiddelde hazard rate
    - h = totaal # falen / som geobserveerde overlevingstijden
    - berekenen per groep
    - hogere hazard = kleinere kans van overleven
    - in spss berekenen door data -> aggregate voor sommen & berkenening bij transform -> comute variable
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hazardratio

A
  1. inhoud
    - hazard 1 / hazard 2
    - zelfde als incidentiedichtheid ratio
    –> verschil is dat dit niet op geobserveerd maar op gemodelleerde data is
    - geen effect therapie: HR = 1
    - verschil RR & OR = HR is cumulatief over gehele periode
    –> tijd wordt ook belangerijk
  2. interpretatie
    - kleiner als 1 = hazard reductie
    - groter als 1 = stijging
    - 1 = gelijk blijven over tijd
    - hoger: x-1 = % van stijging
    - lager: 1-x = % van daling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

coxregressie

A
  1. doel
    - Kaplan-Meier & logrank toont verschillen aan
    - coxregressie zal deze verschillen kwantificeren
  2. cox proportional hazard model
    - regressie op hazard = uitkomen van formule om hazard in te schatten
    - h(t,X) = h0(t) x exp(B1X1 + B2X2 + …)
    –> ln van beide geeft som ≈ lineaire regressie
    - h0t = baseline hazard
    –> wordt niet geschat
    - regressiecoëfficienten B = worden wel geschat
    –> met MLE
  3. e^B = hazard-ratio
    - 95% betrouwbaarheids interval berekenen door b + 1,96xSE
    - indien 1 niet in CI = sign. verschillend
    - combinatie verschil in aantal & verschil in tijd
    - hazardratio moet constant zijn over tijd
  4. andere uitkomsten
    - standaard fout
    - wald-statistic = (B/SE)^2
    –> chi-sqr met 1 vrijheidsgraad
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

uitbreiding coxregressie

A
  1. likelihood-ratiotest = omnibus test of model coëfficent
    - test om 2 modellen te vergelijken
    - chikwadraatverdeling met 1 vrijheidsgraad
    - bijhorende p-waarde
    - beslissen voor samenstelling model
  2. meerdere groepen = dummyvariabelen maar gebeurt automatisch
  3. continue determinant
    - Kaplan Meier & log-rank niet mogelijk
    - altijd coxregressie gebruiken
    - regressiecoëfficiënt = verschil in uitkomst bij verschil in 1 tijd
    - negatief = lager hazard <=> positief
    - ligt vaak dicht bij 1 maar per tijd dus exponentieel
  4. voorbeeld voor 3j verschil
    - HR = exp(3xB)
    - HR = expB^3
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

coxregressie spss

A
  1. analyze
  2. survival
  3. coxregression
    - time kiezen
    - status kiezen = define event
    - categorisch = aanduiden dat categorisch is & referetie categorie kiezen
    - options = confidence interval
  4. assumpties
    - log minus
  5. keuze van referentie
    - meestal placebo tov. referentie = actieve behandeling
    - keuze andersom dan is B2 = 1/B1
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

cox-regressie met meerdere variabelen

A
  1. main-effects model
    - zonder interacties
    - toevoegen van covariaat = andere variabele is nauwkeuriger geworden = kleiner CI
    - zelfde interpretatie als appart
  2. 2-wegsinteractie
    - main effect x interactie effect^waarde van variabele
    - met alle variabelen die in model zitten rekening houden tenzij = 0
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

assumpties voor cox-regressie

A
  1. censoring = non-informative
  2. proportionele hazards = continu over tijd
  3. lineair verband tussen continue covariaten & hazard
  4. geen multi collineariteit tussen covariaten
  5. onafhankelijkeheid van survival tijden
17
Q

controle van proportionaliteit

A
  1. algemeen
    - verhouding van hazards = hazard ratio
    - blijft gelijk over tijd
    - invloed van covariaat is onafhankelijk over tijd
  2. grafische controle
    - log minus log aanvinken tijdens coxregressie & categorische variabele kiezen
    - transformatie van survival curve
    - niet mogelijk voor continue variabelen = categorische maken
    –> best 3-4 groepen
    - visuele controle = paralelle lijnen = moet niet perfect zijn!
    - Schoenfeld residuals plotten
  3. statistische test = Goodness of fit test
18
Q

controle van lineariteit

A
  1. algemeen
    - effect van continue covariaten op ln(hazard) is lineair
    - controle door transformatie van variabele vb: kwadrateren, log, …
  2. controle door kwartielen = continu -> categorisch
    - 3/4 groepen = visual binding in SPSS
    - zien of effect lineair is
    - significantie onderling zien = coxregessie opnieuw uitvoeren
  3. martingale residuals
    - nulmodel tov. continue variabele
    - M = O - H(t)
    - M = martingale residu
    - O = geobserveerde status (0 of 1)
    - H(t) = verwachte aantal op basis van gefitte model
  4. martignale in SPSS
    - save hazards in numodel = enkel tijd & status
    - manueel in SPSS berekenen door nieuwe variabele = hazard - observeerd
    - lineair verband controleren door scatterplot met Y = martignale & X = variabele te testen
    –> toevoegen van LOESS fit-line
19
Q

controle van multicollineariteit

A
  1. indicaties
    - hoge bivariate correlatie
    - hoge standaardfouten voor regressiecoëfficient
    - groter veranderingen van regressiecoëfficient bij toevoegen predictoren
    - regressiecoëfficient met tekens tegengesteld aan verwachting
  2. implicaties
    - geen probleem indien enkel om effect te zien = geen interpretatie
  3. oplossing
    - verwijderen gecorreleerde variabele
    - variabele selectie op basis van Lasso
    - PCR principal component regression = maken van nieuwe variabele die vorige combineert
20
Q

AIC

A
  1. Akaike’s informatiecentrum
    - vergelijken van modellen
    - informele vergelijking = geen p-waarde
    - niet-geneste modellen = alle variabelen van beide modellen moeten verschillend zijn
  2. AIC
    - 2k - 2ln(L) = 2 x #parameters - 2 x loglikelihood
    - houd rekening met complexiteit = aantal parameters
    - kleiner is beter
    - absolute waarde heeft geen betekenis: enkel onderling vergelijken
21
Q

LRT

A
  1. likelihood ratio test
    - vergelijken van modellen
    - geneste modellen = complexe modellen tov. gereduceerde modellen
    - op basis van likelihood
  2. formele vergelijking = p-waarde
    - H0: complexere model past niet beter
    - H1: complexere model past beter
  3. test statistic
    - LRT = 2 x log(complex) - 2 x log(gereduceerd)
    - volgt chi-sq met df = aantal parameters
    –> houd rekening met complexiteit
    - LRT > Xsq(1-alfa) = H0 verwerpen
    - LRT < Xsq(1-alfa) = H0 behouden
22
Q

overfitting

A
  1. algemeen
    - model te complex voor data
    - optimistische resultaten
    - geen reproductie naar realiteit/toekomst
    –> geen wetenschappelijke waarde
  2. wanneer
    - teveel predictor variabelen
    - multiplicatieve effecten vb: interactie
    - geautomatiseerde selectie = forward & backward selectie
    - pretesten van kandidaat-predictoren
  3. duimregel voor model selectie
    - 10-15 gebeurtenissen = 1 df verliezen
    - continue variabele = 1 df
    - categorische variabele met K categorieën = K-1 df
    - interactie = 1 df
23
Q

non-collapsibility van HR

A
  1. paradox van simpson
    - HR = event1/time1 x event2/time2
    - gemiddelde van subgroepen is verschillend van HR voor totaal
    - vb: vrouwen = 2, mannen = 2 dan is totaal ≠ 2
    - altijd appart berekenen
24
Q

gestratificeerde randomisatie

A
  1. gestratificeerde randomisatie
    - randomiseren in subgroepen indien geweten dat variabele prognostische waarde zal hebben
    - vb: even veel mannen & vrouwen in elke groep maar onderling gerandomiseerd
  2. effecten
    - groepen zijn meer vergelijkbaar
    - beschermen tegen type I-fout = vals-positief
    –> er worden minder testen uitgevoerd
    - verhoogde power & statistische efficiëntie
25
andere speciale gevallen
1. assumpties niet voldaan - hazard niet proportionaal = gestratifieerde cox of cox met time-dependent variabelen - recurrent events = kunnen meerdere keren voorkomen - event zorgt ervoor dat ander event niet kan voorkomen = cox met competing risks - clustering is aanwezig = frailty model
26
rapportage
1. aantal gebeurtenissen 1. frequentie & redenen voor censurering = lost to follow-up & administratief 1. mediaal & maximale follow-up tijd 2. totaal aantal geobserveerde persoonsjaren 2. Kaplan-Meier-Curven 2. mediane overlevingstijd of geschatte overleving op tijdstip 2. type p-waarde = log-rank test vs Waldtest 2. hazard & hazard ratio's