OWG 3.7 Flashcards

(29 cards)

1
Q

Wat betekend “hypoxemie”?

A

Een daling van het zuurstofgehalte van alleen het arteriële bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat betekend “hypoxie”?

A

Een daling van het zuurstofgehalte in de perifere weefsels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat betekend “Asfyxie”?

A

Een algemeen zuurstofgebrek dat ook van invloed is op de centrale organen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke oorzaken kunnen een tachycardie geven bij de foetus?

A
  • Infectie
  • Anemie foetus
  • Maternale koorts
  • Epiduraal
  • Medicijnen
  • Hypoxie foetus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke oorzaken kunnen een bradycardie geven bij de foetus?

A
  • Serotiniteit
  • Hypotensie (Vena Cava)
  • Medicatie
  • Navelstrengcompressie
  • Solution placentae
  • Uterusruptuur
  • Asfyxie
  • Maternale registratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de normaalwaarde van de foetale cortonen wanneer je luistert met de doptone?

A

110-160

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de normaalwaarde van de foetale cortonen wanneer je beoordeeld op het CTG?

A

110-150

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurt er bij een linksverschuiving (van de zuurstofdissociatiecurve)?

A

Hb geeft O2 moeilijk af

  • alkalose
  • hypothermie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurt er bij een rechtsverschuiving (van de zuurstofdissociatiecurve)

A

Hb geeft O2 makkelijk af

  • Acidose
  • Hyperthermie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de invloed van veel H+ ionen op de pH ?

A

De pH daalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn omstandigheden waarbij een linksverschuiving zal ontstaan?

A
  • Laag CO2
  • Hoog pH
  • Lage temp
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn omstandigheden waarbij een rechtsverschuiving zal ontstaan?

A
  • Hoog C02
  • Laag pH
  • Hoge temp
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het “Bohr effect”?

A

Bij een hoge PO2 neemt Hb makkelijk O2 op & en bij een lage P02 geeft Hb makkelijk O2 af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het “Haldane effect”?

A

Bij een hoge PCO2 neemt Hb makkelijk CO2 op & en bij een lage PC02 geeft Hb makkelijk C02 af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn redenen voor veranderingen in de foetale hartfrequentie?

A
  • Normale veranderingen in de foetale activiteit
  • Wijzigingen in de placentaire doorbloeding
  • Hypoxie
  • Externe stimuli
  • Temperatuur verhogingen
  • Geneesmiddelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn belangrijke factoren voor goede foetale oxygenatie ?

A
  • Adequate utero-placentaire circulatie
  • Adequate gasuitwisseling
  • Adequate foetale circulatie
17
Q

Waarom kan een foetus overleven in een omgeving met een relatief lage P02?

A
  • HbF heeft een grotere zuurstof affiniteit
  • Foetus heeft hoger Hb gehalte
  • De PO2 in het maternale bloed is een stuk hoger dan in de v. umbillicalis (O2 diffundeert makkelijker)
18
Q

Wat betekend “pH/zuurgraad”?

A

Dit is de maat voor de concentratie H+ ionen.

19
Q

Wat is het verschil tussen zuren en basen als je kijk naar H+ ionen?

A
  • Een zuur staat H+ ionen af

- Een base neemt H+ ionen op

20
Q

Waardoor wordt de pH gereguleerd?

A
  • Aanmaak van C02

- Regulatie van de buffers

21
Q

Wat is een buffer?

A

een stof die in een oplossing ervoor zorgt dat bij een toevoeging van een sterk zuur of base de pH weinig verandert door H+ ionen af te geven of te binden.

22
Q

Wat is het verschil tussen aerobe en anaerobe metabolisme?

A
  • Aeroob = met zuurstof

- Anaeroob = zonder zuurstof

23
Q

Wat zijn kenmerken van een respiratoire acidemie?

A
  • PCO2 hoog
  • Onderdeel van normale geboorte
  • Komt snel opzetten en verdwijnt ook snel
  • Kan eerste ademhaling uitstellen
24
Q

Wat zijn kenmerken van een metabole acidose?

A
  • H+ concentratie hoog
  • Risico op aantasten van de weefsels
  • Heeft tijd nodig om te ontwikkelen
  • Herstelt niet snel, lijft langer bestaan
25
Wat zijn baroreceptoren?
Druk gevoelige receptoren
26
Wat zijn chemoreceptoren?
Receptoren die reageren op chemische veranderingen (PCO2, PO2)
27
Hoe en welk deel van het autonome zenuwstelsel reageert bij een stijging van de bloeddruk?
- Parasympatisch | - Daling hartfrequentie
28
Hoe en welk deel van het autonome zenuwstelsel reageert bij een daling van de bloeddruk?
- Sympathisch | - Stijging hartfrequentie
29
Hoe reageert een foetus op veranderingen van het CO2 gehalte gemeten door baroreceptoren?
Past het hartminuutvolume aan - Hartfrequentie - Bloeddruk - Doorbloeding van het weefsel