OZA (ondersteunende zorgactiviteiten) Flashcards

(325 cards)

1
Q

Wat is ergonomisch werken?

A

Dit is het werk aanpassen aan je lichaam. Dat wil zeggen dat je werkt met een goede
werkhouding en met goede werkmaterialen en middelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn maatregelen ter bevordering van Ergonomisch werken?

A
  • Verplaats zorgvragers samen met iemand van je eigen lengte.
  • Pas de bedhoogte aan je lengte aan.
  • Gebruik hulpmiddelen, vraag hoe het werkt als je dit niet weet.
  • Draag schoenen die je rug ondersteunen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn aandachtspunten voor een goede werkhouding?

A
  • Ga goed staan en zitten, zorg voor een rechte rug.
  • Zak bij het bukken door je knieën.
  • Werk niet boven je macht.
  • Voorkom gedraaide en scheve houdingen.
  • Wissel dynamische en statische spierkracht af.
  • Probeer werk wat je normaal staand verricht, eens zittend te doen.
  • Wissel staand en zittend werk af.
  • Til met een rechte rug. Probeer zo min mogelijk te tillen, te schuiven en te duwen.
    Trekken of rollen is vaak een beter alternatief.
  • Werk zoveel mogelijk dicht bij het lichaam.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is hygiënisch werken?

A

Dit betekent dat je besmetting met micro-organismen (bacteriën, gisten, schimmels en
virussen) probeert te voorkomen, omdat je van sommige micro-organismen ziek kunt
worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem aandachtspunten voor persoonlijke hygiëne

A
  • Was je handen goed (bij aankomst en vertrek, na toiletgang en indien nodig).
  • Desinfecteer je handen na contact met besmet materiaal (bloed, urine of ontlasting).
  • Zorg dat, als je wondjes hebt, deze afgedekt zijn.
  • Doe sieraden af, ze zijn een bacteriebron en kunnen onveilig zijn.
  • Houd nagels kort en schoon, bind je haar in een staart en verzorg baard en snor
    goed.
  • Zorg dat je kleding op hoge temperaturen wasbaar zijn en draag een plastic schort
    als je met water of vervuilde situaties werkt.
  • Draag geen open schoenen, omdat bacteriën tussen tenen kunnen gaan zitten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn algemene aandachtspunten voor hygiene?

A

Algemene aandachtspunten voor hygiëne zijn:

  • Draag (wegwerp)handschoenen wanneer je “vieze” werkzaamheden uitvoert.
  • Was je handen met handschoenen aan als deze daarna weer gebruikt moeten worden.
  • Maak melding als je besmettelijk ziek bent. Dan kan overlegd worden of je kunt werken.
  • Verschoon werkmaterialen (thee-, hand- en werkdoekjes) op tijd.
  • Reinig schoonmaakmateriaal goed en droog ze na.
  • Voorkom ongedierte.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is planmatig werken?

A

wil zeggen, dat je zoveel mogelijk werk in een zo kort mogelijke tijd met zo min mogelijk inspanning verricht.
Plannen is belangrijk zodat je niets vergeet, je efficiënt werkt, je overzicht hebt en je makkelijk kunt evalueren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe maak je een tijdsplanning?

A

Een tijdsplanning maak je door:
- Een lijstje te maken van wat je moet doen, rekening houdend met wat de zorgvrager
zelf kan.
- Te bedenken hoeveel tijd je hebt en (schat) hoelang iedere activiteit duurt.
- De activiteiten in volgorde van belangrijkheid.
- Te kijken naar efficiënte en tijdbesparende combinaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de juiste volgorde van werken?

A

Richtlijnen voor een goede werkvolgorde zijn:

  • Eerst droog of klamvochtig, daarna pas nat.
  • Werk van schoon naar vuil.
  • Werk van boven naar beneden.
  • Verwijder stof, verspreid het niet.
  • Combineer gelijksoortige werkzaamheden.
  • Wissel zwaar en licht werk af, bewaar licht voor het laatst.
  • Wissel aangenaam en onaangenaam werk af en eindig met aangenaam.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waarvoor dient een MIC

A

In organisaties wordt verwacht dat je bij een (bijna) ongeval (vallen, snijden, branden,
vergiftiging, verdrinking, verstikking) een MIC (melding incidenten cliënten) invult om
beïnvloedbare herhalingen in de toekomst te voorkomen. In de thuiszorg moet je ook letten
op preventie van ongelukken. Let dus op losse kleedjes, meubels die in de weg staan en
waar schoonmaakmiddelen staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn aandachtspunten voor veilig werken?

A

Aandachtspunten voor veilig werken zijn:
- Houd je aan de regels van de organisatie en werk rustig.
- Zet je materialen en middelen binnen handbereik en ruim alles weer goed op,
zonodig achter slot en grendel.
- Controleer je materialen op gebreken vóór gebruik. Werk alleen met goed materiaal.
- Volg de gebruiksaanwijzingen op.
- Zorg voor voldoende ruimte en voldoende geventileerde ruimte.
- Bewaar schoonmaakmiddelen in de oorspronkelijke verpakking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn aandachtspunten voor energie milieubewust werken?

A

Aandachtspunten voor milieubewust energiegebruik zijn:
- Laat verlichting niet onnodig branden, gebruik indien mogelijk een spaarlamp.
- Zet geen verwarming aan bij luchten. Zorg voor isolatie.
- Vermijd onnodig waterverbruik (doe je emmer half vol), gebruik een
thermostaatkraan.
- Doe alleen een was als de trommel vol is, op een energiebesparend programma.
- Let op het energielabel bij aanschaf van apparatuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn aandachtspunten voor milieubewust gebruik van materialen?

A
  • Kies het juiste schoonmaakmiddel, liefst milieuvriendelijk. Beperk het gebruik van agressieve middelen en neem de juiste dosering (meer is niet beter). Neem een geconcentreerd middel dit zit vaak in een kleinere verpakking.
    Voorbeelden van milieuvriendelijke middelen zijn: afwasmiddel, soda en groene zeep. Gebruik zo min mogelijk: chloor, desinfecterende middelen en speciale reinigers. Ze zijn schadelijk voor het buitenwater, doordat ze bacteriën doden die het water schoonhouden.
  • Zorg voor goed onderhoud van je materialen. Reinig regelmatig dan wordt het niet heel vuil.
  • Gebruik zo min mogelijk wegwerpverpakkingen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Aandachtspunten voor afval beperken zijn?

A
  • Koop liever grotere verpakkingen (minder verpakkingsmateriaal) en
    navulverpakkingen.
  • Scheid afval.
  • Koop niet te veel, dan hoef je ook niet veel weg te gooien.
  • Neem een boodschappentas mee met boodschappen doen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de 4 groepen waarin je vuil kan indelen?

A
  • Losliggend vuil: stof, zand of haren.
  • Licht gehecht of aangekleefd vuil: verse vlekken, zoals modder, vieze vingers of
    koffievlekken.
  • Sterk gehecht of ingedrongen vuil: oude vlekken, zoals bloed, roest en kauwgum.
  • Onzichtbaar vuil: micro-organismen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de 3 schoonmaak methodes?

A
  • Droog: met een droge doek, stofzuiger of stofwisser. De methoden voor droog
    schoonmaken zijn: vegen, stofwissen, stofzuigen, ragen en stoffen.
    Een bezem met zachte haren houdt stof beter vast.
    Stofwissen is een wegwerpdoekje onder een wisser te leggen en de vloer stofvrij
    maken
    Ragen is spinraggen en stof van muren verwijderen met een ragebol.
    Een nadeel van vegen en ragen is dat dit veel stof veroorzaakt.
  • Klamvochtig schoonmaken: met een vochtige of vettige doek of een doek waarin
    schoonmaakmiddel verwerkt is. Voordeel is dat stof aan het materiaal hecht.
  • Nat schoonmaken: dit doe je meestal met een schoonmaakmiddel. Je kunt veel
    soorten vuil van waterbestendige oppervlakten verwijderen (soppen, schrobben,
    shamponeren, stomen etc.).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke 3 groepen van schoonmaakwerkzaamheden zijn er?

A
  • De dagelijkse beurt bestaat uit opruimen, zichtbaar vuil verwijderen en waar nodig
    voor de hygiëne (wc).
  • Bij de wekelijkse beurt doe je iets extra’s, zoals het bed verschonen of de meubels
    opzij zetten voor het stofzuigen.
  • De grote schoonmaakbeurt (inclusief plafond en muren), één keer per half jaar of één
    keer per jaar.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn materialen voor droog schoonmaken?

A

doeken, stoffer en blik, stofzuiger, stofwisser en

plumeau.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Materialen voor klamvochtig schoonmaken zijn?

A

microvezeldoekjes, mop, dweil, spons,
zeem en borstel. Microvezeldoekjes kunnen vocht en vuil vasthouden en houden olie en vet vast, daarom hoeft er geen schoonmaakmiddel gebruikt te worden bij deze doekjes. Als ze vol zitten, moet je een nieuwe doek pakken en na gebruik kun je ze in de wasmachine doen.
Gebruik ze altijd klam vochtig. Er zijn ook elektrostatische wegwerpdoekjes, maar die belasten het milieu meer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Materialen voor nat schoonmaken zijn:

A

doeken, sprayflacon, watertrekker en borstel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn micro organismen?

A

Micro-organismen kunnen het therapeutisch milieu verstoren. Het zijn de kleinste levende wezens die er bestaan. Ze zijn plantaardig of dierlijk en niet zichtbaar met het blote oog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn de 4 manieren waarop micro organismen ons lichaam kunnen binnendringen?

A
  • Via luchtwegen door inademing.
  • Via een (beschadigde) huid en slijmvliezen.
  • Via het maagdarmkanaal door besmet eten en drinken.
  • Via bloed, bij bloed-bloedcontact. Bijvoorbeeld via naalden of bij een SOA (een
    seksueel overdraagbare aandoening).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn voorbeelden van directe besmetting?

A

seksueel contact, via verwondingen, tijdens de geboorte, via aerosolen (hoesten en niezen) via de bloedbaan en via de slijmvliezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn voorbeelden van indirecte besmettingen?

A

Indirecte besmetting gaat via een transportmiddel, zoals scherpe voorwerpen,
insecten, voedsel en de handen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat zijn de 4 groepen van micro organismen?
- Virussen - Bacterien - Schimmels - Protozoa
26
Wat zijn virussen?
Het is niet duidelijk of ze dierlijk of plantaardig zijn. Ze kunnen zich alleen vermeerderen in levende cellen ten koste van een ander organisme. Virussen kunnen zich snel aanpassen, daardoor is het moeilijk een medicijn te ontwikkelen. Bekende ziektes die door virussen veroorzaakt worden zijn kinderziekten, griep, verkoudheid en aids.
27
Wat zijn bacterien?
Bacteriën zijn er in verschillende soorten: - Kokken zijn bolvormig. - Stafylokokken zijn bekend als veroorzaker van etterende ontstekingen. - Streptokokken en pneumokokken. - Bacillen hebben de vorm van een cilinder, bijvoorbeeld de tubercolosebacil en de tetanusbacil. - Spirocheten (spirila) zijn spiraalvormig, ze zijn onder meer de verwekker van syfilis.
28
Wat zijn Schimmels?
Schimmels veroorzaken schimmelinfecties. Bekend zijn voetschimmel, ook wel zwemmerseczeem, de kalknagel en schimmel in de liezen (doordat smetplekken opengaan).
29
Wat is Protozoa?
Protozoa (enkelvoud is protozoön) zijn eencelligen die niet zoveel in ons land voorkomen, bijvoorbeeld malaria en dysenterie.
30
Wat is een voorbeeld van een Nuttige bacterie?
Een voorbeeld van een nuttige bacterie is de colibacil in de darmen, die speelt een rol bij de productie van vitamine B en K.
31
Wanneer spreken we van een infectieziekte?
Pathogene micro-organismen kunnen het lichaam binnendringen en zich daar vermenigvuldigen. Wanneer het lichaam hierop met ziekteverschijnselen reageert, spreken we van een infectieziekte.
32
Wat zijn de voorwaarden voor een infectiecyclus?
1. Er moeten micro-organismen aanwezig zijn. 2. Er moet een geschikte leefomgeving voor micro-organismen zijn. Vaak is dat een vochtige, warme omgeving. Het kan ook een zuurstofrijke of zuurstofarme omgeving zijn. 3. Ze moeten de leefruimte kunnen verlaten, bijvoorbeeld via feces, braaksel, lucht en bloed. 4. Ze moeten na het verlaten van de leefomgeving verder getransporteerd worden, bijvoorbeeld via lucht, voedsel, insecten, voorwerpen of de mens. 5. Ze moeten bij de nieuwe leefomgeving een toegangspoort hebben.
33
Welke 2 manieren zijn er om micro organismen uit te schakelen?
sterilisatie en desinfectie.
34
Wat is kruisbesmetting?
Kruisbesmetting vindt plaats wanneer iemand besmet wordt met micro-organismen via andere zorgvragers, medewerkers, stof of apparatuur. Als dit tot een besmetting leidt, is het een kruisbesmetting.
35
Hoe kan je kruisbesmetting voorkomen?
- Handhygiëne, de helft van de besmettingen vindt plaats door slechte handhygiëne. Na gebruik van toilet en bij zichtbaar vuil dient met water en zeep gewassen te worden en afgedroogd met een wegwerphanddoekje. Desinfectie met alcohol is huidvriendelijker en doodt meer bacteriën. Doe dit na ieder contact met een zorgvrager, na het verrichten van handelingen, na hoesten of niezen en na het uittrekken van handschoenen. - Houd de nagels kort, gebruik bij voorkeur geen nagellak of kunstnagels. - Houd je haar schoon en bijeengebonden. Baarden en snorren zijn verzorgd en kort geknipt. - Draag geen sieraden of hinderlijke piercings. - Gebruik papieren zakdoeken en gooi die direct weg. - Gebruik schoenen alleen voor op je werk, desinfecteer ze desnoods met alcohol. - Draag iedere dag schone werkkleding met korte mouwen. - Hoofddoekjes mogen niet in contact komen met de zorgvrager en moeten op 60 graden wasbaar zijn. - Wondjes moeten met vochtwerende pleister afgedekt zijn. - Draag bij ernstige verkoudheid een monddoekje.
36
Welke 3 soorten schoonmaakmiddelen zijn er?
zuur, alkalisch en | neutraal
37
Wat doen alkalische middelen?
Alkalische middelen verwijderen over het algemeen vettig vuil (zeep en allesreiniger).
38
Wat reinig je met een zuur middel?
Kalkaanslag reinig je het best met een zuur middel (sanitairreiniger of azijn).
39
Je kan schoonmaakmiddelen onderverdelen in?
- reinigingsmiddelen (allesreiniger, ammonia, schuurmiddel, spiritus, zeep, soda en azijn). - onderhoudsmiddelen (meubelwas en ledervet). - desinfectiemiddelen.
40
Hoe bewaar je schoonmaakmaterialen?
- Schoon, droog en gebruiksklaar. - Indien mogelijk hangend, dat voorkomt slijtage van haren en het wordt minder vuil. - Elektrisch materiaal in een droge kast.
41
Waar bewaar je schoonmaakmiddelen?
- In een afgesloten kastje. - In de originele verpakking met het etiket goed leesbaar. - Uit de buurt van vuur en levensmiddelen.
42
Waarvoor dient een dekenboog?
Een dekenboog zorgt ervoor dat er geen druk op de benen en voeten van de zorgvrager komt, waardoor decubitus en spitsvoeten voorkomen kunnen worden.
43
met welke hulpmiddelen kan je spitsvoeten voorkomen?
dekenboog en voetsteunen
44
Welke functies heeft beroepskleding?
- beschermen tegen vuil en micro-organismen, - het zorgt voor herkenbaarheid - het werkt prettiger, omdat aan speciale eisen is gedacht.
45
Aan welke eisen moet (beroeps)kleding voldoen?
(Beroeps)kleding moet aan een aantal eisen voldoen: - Het mag niet snel slijten. - Het mag niet te zwaar zijn. - Het moet een goede pasvorm hebben, dus elastisch zijn dat je daardoor makkelijk beweegt. - Goed wasbaar zijn. - Niet doorschijnend zijn. - Veilig zijn, bijvoorbeeld niet makkelijk vlam kunnen vatten. - Goed isoleren, maar wel vocht opnemen en doorlaten.
46
Welke soorten natuurlijke vezels zijn er?
- Wol - Zijde - Leer en Suede - Katoen - Linnen
47
Wat zijn Synthetische vezels
Synthetische vezels worden in fabrieken gemaakt. Voorbeelden zijn: polyamide, polyester en polyacryl.
48
Welke stof is het beste voor de nachtkleding van een zorgvrager?
Katoen
49
Waarin bewaar je besmet goed en luiers?
Apart in een afgesloten zak of emmer. Besmet goed was je apart
50
Wat kan je op 95 graden wassen?
Wit katoen
51
wat kun je op 60 graden wassen?
gekleurd katoen (bijvoorbeeld handdoeken)
52
wat kun je op 40 graden wassen?
Spijkerbroeken en T-shirts
53
wat kun je op 30 graden wassen?
fijne was
54
Wat kan er beter met de hand gewassen worden?
lingerie, wol en zijde
55
Wat is een andere benaming voor gekleurde was?
Bonte was
56
Welke 6 soorten wasmiddelen zijn er?
- inweekmiddelen (bevatten enzymen om vlekken op te lossen); - witwasmiddelen (met bleekmiddelen); - bontwasmiddel; - fijnwasmiddel (bevatten geen bleekmiddel); - wolwasmiddel (bevat geen enzym, want die tast eiwit aan en geen bleek); - totaalwasmiddelen.
57
Wat zijn middelen voor nabehandeling?
Middelen voor nabehandeling zijn: - wasverzachter; - azijn (blijft de kleur beter); - bleekmiddel; - ontkleuringsmiddel; - stijfsel.
58
Wat zijn aandachtspunten voor het milieu voor het wassen van kleding?
Aandachtspunten om het milieu een handje te helpen zijn: - Koop geconcentreerde wasmiddelen of navulverpakkingen. Dit is minder belastend voor het milieu. - Let op de dosering van de wasmiddelen. - Let op het energielabel van apparatuur. Dit varieert van A+ tot G. - Was niet vaker dan nodig. Zorg in de regel voor een volle wastrommel. - Breng afgedankt textiel naar een verzamelpunt.
59
Welke 4 soorten groepen was zijn er in een instelling?
- linnengoed (oftewel platgoed), - huisgebonden textiel (bijvoorbeeld tafelkleding), - beroepskleding - persoonsgebonden textiel.
60
Wat zijn de meest gebruikte desinfecteermiddelen?
- Chloor - Lysol - Dettol - Artisan-5L - Alcohol 70% - Quats - Soda
61
Welke desinfecteermiddelen werken tegen virussen?
Chloor, Artisan en Alcohol 70%
62
Wat is gekoppeld koken?
de maaltijden dezelfde dag bereid, geproportioneerd, rondgebracht en gegeten;
63
wat is ontkoppeld koken.
Wanneer er op een andere dag gekookt wordt dan gegeten
64
Waarvoor staat HACCP
(Hazard Analysis Critical Control Points).
65
Welke temperatuur moet de koelkast zijn
7 graden of lager
66
Welke temperatuur moet de vriezer zijn?
-18 of lager
67
wat zijn de juiste temperaturen om een bereidde maaltijd te bewaren?
warm bij minimaal 65 graden en koud bij maximaal 7 graden.
68
hoeveel graden moet voedsel in de kern zijn?
75 graden
69
Wat is de gevaarlijke temperatuurzone
tussen de 7 en 55 graden
70
Waar bewaar je rauwe producten en waar bereide?
rauwe producten onder in de koelkast, bereide producten bovenin.
71
Mag je voedsel in een aangebroken blik bewaren?
NEe
72
Hoe lang mag je resten bewaren?
Niet langer dan 48 uur
73
Waar ontdooi je vlees, vis en gevogelte?
onder in de koelkast of magnetron,
74
Moet je fruit en rauwkost wassen?
JA
75
wat zijn oorzaken van voedselbederf?
- Grote hoeveelheden micro-organismen die maken dat de voeding slecht ruikt en/of eruit ziet. - Chemische omzettingen, zoals verkleuring onder invloed van licht. - Chemische besmetting of vervuiling, bijvoorbeeld voeding die aangevreten is door ongedierte.
76
Wat zijn ideale omstandigheden voor micro organismen?
Ze houden vooral van een warme, vochtige, voedselrijke (vooral eiwitten) omgeving. Tussen de 15 en 40 graden Celsius ( ̊C) vermeerderen ze zich het snelst. Boven de 60 ̊C gaan de meeste bacteriën dood.
77
Wat is een voedselinfectie?
Een voedselinfectie is een ontsteking van de maag en darmen, veroorzaakt door eten met een grote hoeveelheid ziekmakende bacteriën, virussen en schimmels.
78
Wat voor klachten gaan gepaard met een voedsel infectie?
Buikpijn, diarree, koorts, overgeven, buikkrampen, misselijkheid
79
Wanneer ontstaan voedselinfectie klachten en wanneer verdwijnen ze weer?
niet eerder dan acht uur na het eten of drinken van besmette producten, soms zelfs pas na een paar dagen. klachten verdwijnen binnen één tot drie dagen.
80
Wat is een voedselvergiftiging?
door de opname van een giftige stof (toxine) die bacteriën al gemaakt hebben.
81
Wat zijn de klachten bij een voedselvergiftiging?
buikkramp, misselijkheid, diarree of braken
82
Wanneer ontstaan voedselvergiftiging klachten en wanneer verdwijnen ze weer?
Deze klachten ontstaan meestal | binnen acht uur na besmetting en duren ongeveer een dag.
83
Wat komt vaker voor, een voedselvergiftiging of voedselinfectie?
Voedselinfecties
84
Wat zijn voorbeelden van voedsel infecties?
- Salmonella komt voornamelijk voor in vlees, kip, eieren en rauwe melk. Symptomen treden 12 tot 36 uur na het eten op en zijn braken, diarree en koorts. Verhit het eten goed en zorg dat eieren hard gekookt zijn. - Staphylococcus aureus kan zich verspreiden door het niet goed wassen van de handen als je een infectie hebt (aan de slijmvliezen, steenpuisten en andere huidinfecties) en je je handen niet goed wast, ook na niezen en hoesten. - Escherichia coli zit vooral in gemalen vlees en rauwe melk, soms ook in groente en fruit. - Listeria monocytogenes zitten vooral in rauwe melk, zachte kazen, vlees(waren), kip, vis en rauwe groenten. Besmetting als je zwanger bent kan tot een miskraam leiden.
85
Wat zijn de functies van voeding?
- Lichamelijke functies, voor de bouw en instandhouding van ons lichaam. - Een sociale functie, door het samen zijn. - Een godsdienstige functie. - Een culturele functie. Het voedingspatroon zegt iets over de verdeling van de maaltijden over de dag, maar ook de keuze van gerechten. Die kan verschillen in verschillende culturen.
86
Wat doet een ergo Therapeut
Een ergotherapeut geeft onder andere adviezen over hulpmiddelen die bij de maaltijd door de zorgvrager gebruikt kunnen worden.
87
Wat doet een logopedist
Een logopedist kan een zorgvrager helpen om weer beheersing te krijgen over de spieren in de mond en het keelgebied.
88
Waaruit bestaan energieleverende stoffen?
Eiwitten, koolhydraten en vetten
89
waaruit bestaan bouwstoffen?
eiwitten, mineralen en water
90
Waaruit bestaan regulerende stoffen
(vitaminen en mineralen)
91
Waarvoor dient water?
(oplos en transportmiddel).
92
Welke soort voedingstoffen bestaan er?
Energieleverende stoffen Bouwstoffen Regulerende stoffen Water
93
Waarin wordt energie uitgedrukt?
Energie wordt uitgedrukt in kilojoule (kJ) of kilocalorie, kcal). Energie wordt geleverd door: - Vet, één gram levert 38 kilojoule (kJ) (9 kcal). - Koolhydraten, één gram levert 17 kJ (4 kcal). - Eiwitten, één gram levert 17 kJ (4 kcal).
94
hoeveel procent van ons lichaam bestaat uit water?
ongeveer 65 procent
95
Hoeveel liter water hebben we per dag nodig?
2,5 liter
96
Waarvoor dienen vetten?
Vetten leveren energie en in vet oplosbare vitaminen (A, D, E, K). Er zijn dierlijke en plantaardige vetten. Vetten beschermen je organen, zorgen voor een isolatielaagje, worden opgeslagen als reservevoorraad en maakt de ontlasting soepel.
97
hoeveel procent van onze totale energievoorraad zou uit vetten moeten bestaan?
30 to 35 procent
98
Valt plantaardige vetten onder verzadigde of onverzadigde vetten?
onverzadigde vetten
99
Waar zijn meervoudig onverzadigde vetten goed voor?
De meervoudig onverzadigde vetzuren remmen de vorming van het cholesterol en hebben zo invloed op het voorkomen van hart- en vaatziekten.
100
waarvoor heeft het lichaam cholesterol nodig?
voor de bouw van hormonen, celmembranen, zenuwweefsel en gal.
101
Welke soorten koolhydraten zijn er
enkelvoudige, tweevoudige en meervoudige
102
waarin zitten enkelvoudige koolhydraten?
glucose en fructose.
103
waarin zitten tweevoudige koolhydraten?
suikers. Suikers komen voor in fruit en snoep. Dit wordt direct in het bloed opgenomen en geeft een piek in de bloedsuikerwaarde (en daalt dan weer vlug).
104
Waarin zitten meervoudige koolhydraten?
zetmeel en voedingsvezels. Zetmeel, komt voor in aardappelen, peulvruchten, brood, rijst en pasta. Dit moet eerst in je lichaam afgebroken worden tot glucose. Doordat dit even duurt, geeft het een evenwichtige bloedsuikerwaarde.
105
Wat zijn de gezondste type koolhydraten?
Meervoudige koolhydraten
106
Waarin vindt je voedingsvezels?
Voedingsvezels zitten in volkoren producten, groente, fruit en peulvruchten.
107
Waarvoor dienen voedingsvezels?
Voedingsvezels houden in de darmen vocht vast en het geeft een vol gevoel.
108
Wat zijn eiwitten?
Eiwitten zijn bouwstoffen en zitten in zuivel, vlees, vis, noten en granen. Met eiwitten kan het lichaam herstellen en nieuwe cellen maken.
109
Kunnen eiwitten ook als energie gebruikt worden?
Als het lichaam niet genoeg koolhydraten en | vetten binnenkrijgt, wordt eiwit ook voor energie gebruikt.
110
Hoeveel essentiele eiwitten heeft het lichaam nodig?
ongeveer 25
111
In welke eiwitten zitten alle essentiele aminozuren die een mens nodig heeft?
Dierlijke eiwitten
112
Wat zijn vitamines?
Vitaminen zijn chemische verbindingen die onmisbaar zijn voor het lichaam. Ze spelen een rol bij de groei, het herstel en het goed functioneren van het lichaam.
113
Hoe komt het lichaam aan vitamines
Vanuit voeding. Het lichaam maakt ze niet of in onvoldoende mate aan.
114
Hoeveel soorten vitamines zijn er?
13
115
Wat voor soorten vitamines zijn er?
Vet oplosbare en water oplosbare
116
Hoeveel vet oplosbare vitamines zijn er?
4: A, D, E en K
117
hoeveel water oplosbare vitamines zijn er?
9: De wateroplosbare vitamines zijn vitamine B1, B2, B3, B5, B6, B8, B11 (foliumzuur) en B12 en vitamine C.
118
Waarbij speelt vitamine A een rol?
- de weerstand - bij de groei, - het gezichtsvermogen - de gezondheid van huid en tandvlees.
119
Wat is een andere benaming voor Vitamine A?
Retinol (anti infectie vitamine)
120
Wat zijn belangrijke bronnen voor Vitamine A?
Lever, vis en boter
121
Symptomen van teveel vitamine A?
(hypervitaminose A)gebrek aan eetlust, verminderd gezichtsvermogen, hoofdpijn, misselijkheid, vermoeidheid, duizeligheid, spierpijn, oogafwijkingen, haarverlies en/of roodheid en schilferen van de huid. Kan vrucht tijdens zwangerschap beschadigen.
122
Symptomen van te weinig vitamine A?
- Vermindering weerstand - Droge en schilferige huid - Dof haar - Storing in het gezichtsvermogen - Nachtblindheid wat kan overgaan naar totale blindheid (Xeroftalmie)
123
Andere benaming voor vitamine B1
Thiamine
124
Waarvoor dient vitamine B1
- Verbranding van koolhydraten uit ons voedsel, waardoor we energie krijgen. - speelt een rol in het zenuwstelsel en bij het functioneren van het hart.
125
Waarin vind je vitamine B1
Varkensvlees en graanproducten
126
Symptomen te kort B1?
- Depressie - een verlaagd irritatiedrempel - concentratieproblemen - geheugenverlies
127
Waardoor kan er een ernstig vitamine b1 tekort ontstaan?
Chronisch overmatig alcohol gebruik
128
Wat is een andere benaming voor vitamine B2
Riboflavine
129
Waarvoor dient vitamine B2
- de instandhouding van het zenuwstelsel - de spijsvertering - de energiehuishouding.
130
Wat zijn belangrijke bronnen voor Vitamine B2
zuivel, vlees(waren), | groenten, fruit en graanproducten.
131
Wat zijn symptomen van een Vitamine B2 tekort?
- Ontstekingen van de huid (voornamelijk mondhoeken) - kan leiden tot een verlaging van het hemoglobinegehalte en kan vermoeidheidsklachten geven.
132
Wat is een andere benaming voor Vitamine B3
(niacine, nicotinezuur, nicotinamide)
133
Waarbij speelt vitamine b3 een rol?
bij de energievoorziening van cellen en bij de werking van het zenuwstelsel.
134
Waarin komt vitamine b3 voor?
vlees, vis, gevogelte, noten, zaden en | graanproducten.
135
Wat is een andere benaming voor vitamine b5?
(pantotheenzuur)
136
Waarvoor dient vitamine b5
bij de afbraak van eiwitten, vetten | en koolhydraten. Het draagt bij aan de voorziening van energie.
137
Waarin vind je vitamine b5>
``` vlees, vis, eieren, aardappelen, melk(producten), groente en fruit. ```
138
Andere benaming voor vitamine B6?
(pyridoxine)
139
Waarvoor dient vitamine B6?
- voor de weerstand en de spijsvertering. | - vorming van rode bloedcellen.
140
Waarin vind je vitamine b6?
vlees, eieren, vis, graanproducten, aardappelen en peulvruchten.
141
Wat zijn symptomen van een vitamine b6 tekort? (volwassenen)
- ontstekingen van de tong en de huid - depressie, - verwardheid, - vermoeidheid - aandoeningen van het zenuwstelsel.
142
Wat is een andere benaming voor vitamine B8?
(biotine)
143
Waarvoor dient vitamine b8?
de opbouw en afbraak van koolhydraten | en eiwitten en de productie van vetzuren. Het draagt bij aan de voorziening van energie.
144
Waarin vind je vitamine vitamine b8?
- eieren, - melk, - sojaproducten, - noten en pinda’s.
145
Andere benaming voor vitamine b11?
Foliumzuur
146
Waarvoor dient foliumzuur?
- Goed functioneren immuunsysteem en zenuwstelsel - Vorming van rode bloedcellen - Het erfelijk DNA en gezonde groei tijdens zwangerschap - Verlaagt de kans op open ruggetje bij geboorte kind - verlaagt kans op hart- en vaatziekten
147
Waarin vindt je foliumzuur?
- groene groenten, - fruit, - volkoren producten - in mindere mate melk en melkproducten.
148
Wat kan een tekort aan foliumzuur veroorzaken?
- afwijkingen van de rode en witte bloedcellen | - veranderingen in het beenmerg.
149
Andere benaming voor vitamine B12
(cobalamine)
150
Waarvoor dient vitamine B12?
- Het voorkomt een bepaalde vorm van bloedarmoede - speelt een rol bij vorming gezonde rode bloedcellen - speelt een rol bij stofwisseling foliumzuur
151
Waarin komt vitamine B12 voor?
alleen dierlijke afkomst. Vlees en Zuivel
152
Waardoor wordt een vitamine B12 tekort veroorzaakt?
Verstoorde opnamen in het maagdarmkanaal
153
Andere benaming voor Vitamine C?
Ascorbinezuur
154
Waarvoor dient vitamine C?
- Goede weerstand | - Is een antioxidant en beschermt het lichaam tegen vrije radicalen
155
Waarin vind je vitamine C?
- Groente - Fruit - Aardappel
156
Waarvoor dient Vitamine D?
- voor sterke botten en tanden | - bevorder opnamen van fosfor en calcium
157
Wat is de belangrijkste bron van vitamine D
Zonlicht
158
Wat zijn symptomen van te hoge inname vit D?
schade aan hart, nieren en | bloedvaten veroorzaken.
159
Wat kan een tekort aan vitamine D veroorzaken?
osteoperose
160
Wat is een andere benaming van Vitamine E?
(tocoferol),
161
Waarvoor dient Vitamine E?
- aanmaak van rode bloedcellen | - het in stand houden van spier- en andere weefsels.
162
Waar komt vitamine E in voor?
in plantaardige oliën en in | plantaardige producten zoals granen, noten, zaden, groenten en fruit.
163
Waarvoor dient Vitamine K?
voor de bloedstolling, | maar ook voor de botstofwisseling.
164
Verschil tussen vitaminen en mineralen?
- Vitamines komen uit de levende natuur en kunnen door sommige planten of dieren zelf gemaakt worden, - mineralen uit de dode natuur komen en door planten moeten worden opgenomen uit de aarde en door dieren uit voeding of water.
165
Noem de 7 verschillende soorten mineralen?
- Ijzer - Jodium - Calcium - Natrium - Kalium - Fluoride - Fosfor
166
Waarvoor dient Ijzer?
IJzer is een belangrijk bestanddeel van hemoglobine, een onderdeel van de rode bloedcellen.
167
Waarin vind je ijzer?
vlees (vooral orgaanvlees), graanproducten, groene groente, aardappelen en peulvruchten.
168
Waar kan een tekort aan ijzer toe leiden?
Bloedarmoede (anemie)
169
Waarvoor dient jodium?
voor de vorming van schildklierhormonen die belangrijk zijn voor de groei en de stofwisseling.
170
Waar komt jodium in voor?
zeewater, in aarde en in drinkwater.
171
Wat kan er ontstaan bij een tekort aan jodium? en bij een teveel?
bij een te kort krop (struma) Hierbij zwelt de schildklier op. Bij kinderen heeft dit een achterstand in de lichamelijke en geestelijke groei tot gevolg. Bij volwassenen vertragen de reacties, houden de weefsels vocht vast en vermindert het denkvermogen. Bij hoge jodiumbelasting tot gevolg dat een teveel aan schildklierhormonen wordt geproduceerd (hyperthyroïdisme).
172
Waarvoor dient calcium?
- geeft stevigheid aan het skelet en gebit. | - bloedstolling, de celgroei en de hormoonstofwisseling.
173
Waar komt calcium in voor?
Zuivelproducten zoals melk en kaas
174
Wat kan er ontstaan door een teveel en tekort aan calcium?
Te veel: verstoort de opname van ijzer, zink, magnesium en fosfor. Ook kunnen er nierstenen ontstaan en kan de botopbouw in het gedrang komen, waardoor botten zwakker worden. Te kort: osteoporose
175
Waarvoor dient natrium?
voor evenwicht in de vochthuishouding van het lichaam, het samentrekken van de spieren en voor de zenuwprikkelgeleiding. Daarnaast levert natrium een belangrijke bijdrage aan de regeling van de bloeddruk,
176
wat kan er ontstaan door een teveel aan natrium?
de nieren en het hart extra belast waardoor een hoge bloeddruk kan ontstaan. Een teveel aan natrium verhoogt dus de kans op hart- en vaatziekten.
177
Waarvoor dient kalium?
- voor de zenuwprikkelgeleiding, - het handhaven van een normale bloeddruk, - het samentrekken van de spieren - de energiehuishouding in de spieren.
178
Wat zijn bronnen van kalium?
Belangrijke bronnen van kalium zijn aardappelen, | brood, zuivel, vlees(waren) en groenten.
179
Waarvoor dient fluoride?
voor de opbouw van tanden en botten. Het wordt opgenomen in het tandglazuur en 'ingebouwd' in het bot.
180
Waarvoor dient fosfor?
Fosfor geeft stevigheid aan het skelet. Ook is het mineraal betrokken bij de energievoorziening van het lichaam en maakt het deel uit van het DNA.
181
teveel fosfor veroorzaakt?
een verhoogde botstofwisseling, wat bij | ouderen de kans op botontkalking kan verhogen.
182
tekort aan fosfor veroorzaakt?
Een tekort kan onder meer leiden tot anorexia, bloedarmoede, pijn in de botten, verkeerde vorming van de botten tijdens de groei bij kinderen of een toegenomen gevoeligheid voor infecties.
183
Waaruit bestaat de schijf van 5?
- Groente en fruit - Graan en graanproducten - Zuivel, vlees, vis, ei of vleesvervangers - Vetten en oliën - Water, Vocht
184
Wat zijn adviezen bij slechte eetlust?
- Een kopje bouillon een half uur voor de maaltijd kan de eetlust opwekken. - Dien de voeding smakelijk op en geef niet te grote hoeveelheden. - De voeding mag niet vet zijn. Vet geeft al snel en lang een vol gevoel. - Zet de voeding zo neer dat de zieke gemakkelijk kan eten. - Geef voeding die iemand lekker vindt. - Geef voeding met een friszure smaak: dit vinden mensen vaak lekkerder bij ziekte. - Geef voeding dat gemakkelijk te kauwen en door te slikken is. - Dien de voeding op de juiste temperatuur op.
185
Wat moet een zorgvrager met koorts drinken?
``` slappe thee, vruchtensappen, frisdranken zonder koolzuur, karnemelk yoghurtdranken. Wie veel zweet, verliest ook veel zout. Dit kun je aanvullen door bouillon te geven. ```
186
Wat geef je iemand die last heeft van diarree?
- Weinig vet, suiker en scherpe kruiden te eten. - Vezelrijk voedsel te eten. Vezels nemen het vocht in de darmen op waardoor de diarree minder wordt. - Anderhalf tot twee liter vocht per dag te drinken, maar terughoudend te zijn met melkproducten. Bouillon is goed en bevat ook zouten. Bij ernstige diarree kan men een paar keer per dag een speciale oplossing met ‘rehydratatie zouten’, zoals ORS, drinken. Dat bestaat uit zouten en suikers. - Te zorgen voor een goede hygiëne bij de voeding. - Eventueel extra vitaminen en mineralen bij langdurige diarree te geven. - Te controleren of de zorgvrager niet uitdroogt door een vochtlijst bij te houden.
187
Wat zijn oorzaken van obstipatie?
- voeding die te weinig voedingsvezels bevat, - te weinig lichaamsbeweging, - te weinig vocht, - ontlasting ophouden, - onregelmatig eten - vetarme voeding.
188
Wat helpt bij obstipatie?
- Veel vezels eten, door het eten van: volkoren broodsoorten, deegwaren en meel, groentesoorten, in het bijzonder rauwkost, fruit, zo mogelijk met schil en pit, noten, gedroogde zuidvruchten, peulvruchten, zemelen en muesli. - Voldoende vocht te drinken, om de vezels goed te laten werken. - Voedingsmiddelen te gebruiken, die laxerend werken, zoals ontbijtkoek, stroop, zure melkproducten. - Geen voedingsmiddelen te gebruiken met een stoppende werking zoals bananen, witte rijst, bosbessensap, geraspte appel, kaneel en lang getrokken thee zonder melk. - Tussendoortjes te gebruiken, zoals: iets van rauwkost, vers fruit, een handje nootjes, yoghurt met zemelen of gedroogde zuidvruchten. - Regelmatig te eten.
189
hoeveel milligram vezels moet er minimaal aanwezig zijn bij normale voeding?
30 milligram
190
Wanneer spreek je van een dieet?
- Het om medische redenen is voorgeschreven. - Het speciaal voor een persoon gemaakt is. - De voeding anders is dan de normale voeding.
191
Wanneer wordt een energiebeperkt dieet voorgeschreven?
Bij overgewicht
192
Wanneer wordt een natriumbeperkt dieet voorgeschreven?
- Bij hoge bloeddruk - Om hart en vaatziekten te voorkomen of verminderen - bij bepaalde leveraandoeningen - bij zwangerschap als vocht wordt vastgehouden - wanneer de nieren niet goed werken
193
wanneer wordt een cholesterolbeperkt dieet voorgeschreven?
voor mensen met hart en vaat ziekten
194
Aandachtspunten voor een cholesterol beperkt dieet zijn?
- Kies bereidingstechnieken waarbij weinig vet wordt gebruikt. - Gebruik linolzuurrijke olie en dieetmargarine. - Kies voor magere vleeswaren, linolzuurrijke kaas, halfvolle of magere melkproducten. - Kies één tot twee keer per week voor vis.
195
Wanneer wordt een energie en eiwitrijk dieet voorgeschreven?
om te herstellen na ziekte, operatie, bij (brand)wonden of bij ondervoeding. Bij behandeling van kanker met geneesmiddelen of bestraling is het ook van belang dat het lichaam herstelt en de juiste voedingsstoffen binnen krijgt.
196
wanneer wordt er een eiwitbeperkt dieet voorgeschreven?
bij het niet goed functioneren van de lever | of nieren.
197
Wanneer wordt er een voedingsvezelbeperkt dieet voorgeschreven?
bij ernstige diarree en aandoeningen aan de dunne of dikke darm.
198
Wanneer wordt er een voedingsvezelverrijkt dieet voorgeschreven?
bij obstipatie.
199
Wat is een voedingsadvies voor mensen met diabets?
een koolhydratenconstantdieet). wordt gecombineerd met het gebruik van tabletten en/of insuline.
200
Waaruit bestaat glutenvrije voeding?
rijst, mais en boekweit.
201
Wat zijn de meest voorkomende producten voor voedselintolerantie?
chocolade, koffie, aardbeien en noten.
202
wat voor soort vegetariers zijn er?
- Lactovegetariërs: Men eet geen vlees of vis uit overtuiging of tegen de massaproductie. - Veganisten: men gebruikt niets wat van een (dood of levend) dier afkomstig is, dus ook geen ei en zuivel. Deze mensen kunnen een tekort krijgen aan vitamine B2, B12 en calcium.
203
Wat houdt biologische voeding in?
Biologische producten worden weinig belastend voor het milieu geproduceerd. Bij het telen worden er geen kunstmest en bestrijdingsmiddelen gebruikt,
204
Wat houdt ecologische voeding in?
Ecologisch is kiezen voor verse, binnenlandse en seizoensgebonden producten (dus milieuvriendelijke voeding)
205
Wat houdt macrobiotische voeding in?
Binnen de macrobiotiek zijn voedingsmiddelen onder te verdelen in yin en yang. Deze twee symbolen moeten met elkaar in evenwicht zijn. Om ze goed tot hun recht te laten komen zijn er bereidingstechnieken als frituren en blancheren. Een paar regels zijn; gebruik weinig vocht bij koken, kauw goed, gebruik zo min mogelijk voorbewerkte producten en vermijd het gebruik van dierlijk voedsel. Het gebruik van aardappelen, tomaten en andere planten uit de familie van de nachtschade wordt afgeraden.
206
Wat houdt antroposofische voeding in?
Hierbij is het van groot belang dat alle delen van de plant in de maaltijd voorkomen: wortel, knol, stengel, blad, bloesem, zaad en vrucht. - Kinderen krijgen vlees, volwassenen weinig - er wordt rekening gehouden met de stand van de maan en sterren - Er worden geen bestrijdingsmiddelen gebruikt - gaat ervan uit dat ieder mens uniek is. - rudolf Steiner. - Er worden veel plantaardige producten gebruikt uit de biologische landbouw.
207
Wat zijn veel voorkomende begeleidingsgebieden?
- Zelfredzaamheid. - Het accepteren van en omgaan met veranderingen en het accepteren van gezondheidsproblemen. - Verliesverwerking. - Structureren van tijd en activiteiten. - Zingeving, ethiek en persoonlijke waarden en normen. - Onderhouden van relaties binnen het sociale netwerk van de zorgvrager. - Financiën en persoonlijke eigendommen.
208
Wat zijn 5 vormen van sociale steun?
- Emotionele ondersteuning. Je verhaal kunnen doen, blijk van genegenheid, gerustgesteld worden, enzovoort. - Waardering. Een compliment krijgen, een attentie ontvangen. - Instrumentele ondersteuning. Een praktische vorm van ondersteuning. Denk aan: ergens heen gebracht worden, een boodschap die voor je gedaan wordt. - Gezelschap. - Informatieve ondersteuning.
209
Wat zijn aandachtspunten als begeleider?
- Probeer je steeds zoveel mogelijk te verplaatsen in de positie van de zorgvrager. - Luister actief naar wat de zorgvrager vertelt. - Bekijk op welke manier de zorgvrager ondersteuning kan worden geboden.
210
Welke zones bestaan er qua afstand behouden van tussen personen?
- intieme zone tot 45 cm - Persoonlijke zone 45 tot 120 cm - sociale zone 120 tot 360 cm - Publieke zone 360 of meer
211
wat voor soorten conflicten zijn er?
- Inhoudelijke conflicten: ze gaan over de inhoud van bijvoorbeeld het werk. - Belangenconflicten: het eigenbelang botst met het belang van anderen. - Sociaal-emotionele conflicten: gevoelens en emoties staan centraal.
212
Wat zijn oorzaken die het gedrag van mensen beinvloeden?
- Sociale omgeving - Fysische omgeving - De mens als persoon
213
Wat is functieleer?
Dit is het onderdeel binnen de psychologie dat zich speciaal bezighoudt met de mogelijkheden en beperkingen van de mens. De functieleer gaat over de waarneming, decognitie (kennen, denken, het geheugen), emotie en motivatie.
214
Wat is cognitie?
Cognitie is het vermogen om te herinneren, te denken en te begrijpen.
215
Wat zijn de 3 belangrijke onderdelen van het geheugen?
- de opslag van informatie, - het vasthouden - het terugzoeken ervan.
216
Over hoeveel geheugens beschikt een mens
5
217
Over welke 5 soorten geheugens beschikt een mens?
- Het zintuigelijke geheugen (heel groot maar van korte duur) - Het werkgeheugen (korte termijngeheugen van 30 sec. is info die via zintuigelijke geheugen is binnengekomen - Semantische geheugen (hierin slaan we begrippen op, wordt niet zomaar uitgewist, maar kan moeilijker terug te vinden zijn - Stille geheugen (automatische piloot) - Autobiografische geheugen (slaan we onze emoties en persoonlijke herinneringen op)
218
Wat is het percentage van wat we onthouden?
- 10% van wat we lezen - 20% van wat we horen - 30% van wat we zien - 50% van wat we zien en horen - 70% van waar we over gediscussieerd hebben met anderen - 80% van wat we persoonlijk ervaren hebben - 95% van wat we uitleggen aan anderen
219
Hoe heet de psycholoog die zich bezig heeft gehouden met motivatie?
Maslow
220
Mensen lijken op elkaar omdat ze?
- Gemeenschappelijke, erfelijke eigenschappen bezitten. - In dezelfde omgeving leven, tot eenzelfde volk behoren. - Een bepaalde functie hebben. - Zich naar een bepaald voorbeeld gedragen.
221
Op welke 3 manieren kan een mens zich ontwikkelen?
door te groeien, te leren en door rijping.
222
Wat is psychologie?
de wetenschap die het menselijk gedrag bestudeert.
223
wat is Ontwikkelingspsychologie?
is een specialisatie
224
Wat is Geronto(psycho)logie
``` bestudeert de gedrags- en belevingsveranderingen bij (de) ouderen. ```
225
Welke 3 factoren zijn van invloed op de ontwikkeling van de mens?
- Interne factoren. Ze zijn al bij de geboorte bepaald. - Externe factoren: ieder mens groeit op in een bepaalde omgeving. - Zelfbepaling.
226
Welke 9 verschillende ontwikkelingsfases zijn er?
- Ongeboren kind (prenatale fase: 40 weken) - Zuigeling of baby (0 - 18 maanden) - Peuter (18 maanden - 4 jaar) - Kleuter (4 - 6 jaar) - Schoolkind (6 - 12 jaar) - Puber (12 - 17 jaar) - Adolescent (17 - 22 jaar) - Volwassene (22 - 65 jaar) - Oudere mens (65 jaar en ouder)
227
Noem de 6 ontwikkelingsgebieden van een mens
- Lichamelijk gebied. - Verstandelijk gebied. - Sociaal gebied. - Persoonlijkheidsgebied. - Emotioneel gebied. - Seksueel gebied.
228
Wat zijn de verschillende deelfases bij volwassenen?
- De jongvolwassene (22-40 jaar). - De midden volwassene (40-55 jaar). - De oudere volwassene (55-65 jaar).
229
Wat zijn de ontwikkelfases van ouderen>
- Jongere ouderen (65 tot 80 à 85 jaar) zijn jongbejaarden ook wel de actieveouderdom. - Oudere ouderen (80/85 jaar en ouder) zijn hoogbejaarden ook wel de afhankelijke ouderdom genoemd.
230
Welke 3 voorwaarden voldoen aan probleemgedrag?
- Het gedrag moet een probleem zijn voor de betrokkene. - Het gedrag moet een probleem zijn voor anderen (bijvoorbeeld de sociale contacten). - Het gedrag moet in verschillende situaties problemen geven.
231
Wat houdt gedragsstoornis in?
wordt meestal gebruikt in de kinder- en jeugdpsychiatrie en betreft een psychiatrisch ziektebeeld, dat voor een belangrijk deel bepaald wordt vanuit aanleg.
232
Wat zijn 5 oorzaken voor gedragsproblemen?
- veranderende eisen - het evenwicht tussen draagkracht en draaglast - de zorgvrager als persoon - De houding van zorgverleners en familieleden. - Het ziektebeeld of de stoornis. Zo leidt slechthorendheid gemakkelijk tot achterdocht en frustraties. Dementie kan tot ontremd gedrag leiden.
233
welke 4 coping stijlen zijn er?
- Actief aanpakken (verstandelijk en vechten) - Sociale steun zoeken (emotioneel en vechten) - Vermijden en afwachten (verstandelijk en vluchten) - Afleiding zoeken (emotioneel en vluchten)
234
Wat is hospitalisering?
Wanneer een zorgvrager geheel afhankelijk wordt van anderen
235
Wat houdt primaire preventie in?
Met primaire preventie moeten ziekte en ongezonde situaties worden voorkomen
236
Wat houdt tertiaire preventie in?
Mensen die al getroffen zijn met een ziekte De nadruk ligt hier op het zo goed mogelijk benutten van het nog gezonde gedeelte van de persoon.
237
wat zijn de 5 belangrijkste kenmerken van een groep?
- Er is een groepsdoel Dat kan botsen met individuele doelen. - Er is sprake van groepsinteractie. Interactie is communicatie, verbaal en non-verbaal. - Er is een machtsstructuur. Macht in groepen is bijna nooit gelijk verdeeld. Er zijn altijd leiders en meelopers en mensen die een middenpositie innemen. - Er zijn groepsnormen. Mensen hebben de neiging zich aan de heersende groepsnormen aan te passen. We noemen dit conformisme. - Er zijn groepsrollen, bijvoorbeeld de leider, clown, de stille. Hoe langer mensen in een groep zitten, hoe meer ze samenvallen met hun rol.
238
Op welke 4 manieren kun je groepen indelen?
- Primaire en secundaire groep. De primaire groep kenmerkt zich door persoonlijke, intieme relaties (bijvoorbeeld gezin, vrienden). In een secundaire groep staat de taak, die men samen uitvoert, centraal. Ze gaanzakelijker met elkaar om (bijvoorbeeld collega’s of leerlingen in een schoolklas). - Formele en informele groep. Bij een formele groep is een aantal zaken op papier vastgelegd, zoals het doel, de regels en de taakverdeling. Groepen zorgvragers zijn formele groepen. In informele groepen zijn er geen organisatorische beperkingen (bijvoorbeeld in een vriendengroep). De leden kunnen contact hebben wanneer en waar ze willen. - Homogene en heterogene groep. Bij homogene groepen zijn aspecten van de groepssamenstelling hetzelfde, bijvoorbeeld sekse, leeftijd, problematiek. Bij heterogene groepen zijn deze juist verschillend. - In-group en out-group. Kenmerkend voor veel groepen is dat er na korte of lange tijd een wij-gevoel ontstaat. Deze ‘wij-groep’ wordt de in-group genoemd, de ‘zij-groep’ is de out-group. Dit wij-gevoel kan worden versterkt door dezelfde kleding te dragen, bijvoorbeeld uniformen.
239
wat is secundaire preventie?
Het opsporen en behandelen van een ziekte of stoornis en risicogedrag
240
Groepsprocessen kun je beïnvloeden door?
- Zorgen voor een goede sfeer, ook wel leefklimaat. Sfeer wordt ervaren via zintuigen, het gaat het om de stemming die ergens heerst. - Stimuleren van interactie. Voor zorgvragers die in een zorgorganisatie komen, is het prettig als zij een goed contact hebben met medezorgvragers. Als verzorgende is het belangrijk het contact tussen zorgvragers te stimuleren. - Betrokkenheid stimuleren - Individuele aandacht geven. - Omgaan met conformisme.
241
Wat is supervisie?
Is je eigen functioneren samen met iemand anders kritisch beoordelen.
242
Wat is intervisie?
Bij intervisie bespreek je samen met één of meer collega’s elkaars functioneren.
243
Wat houdt voorlichting op microniveau in?
Op microniveau gaat het om voorlichting, advies en instructie geven aan de individuele zorgvrager (gezinnen of kleine groepen) in relatie met zijn omgeving.
244
wat houdt voorlichting op mesoniveau in?
Op mesoniveau gaat het om voorlichting, advies en instructies geven aan specifieke groepen, instanties en organisaties.
245
Wat houdt voorlichting op macroniveau in?
Op macroniveau gaat het om voorlichting, advies en instructie voor de hele samenleving of voor bevolkingsgroepen (bijvoorbeeld alle ouderen of baby’s).
246
Welke instanties geven voorlichten en advies?
- Het RIAGG (Regionale Instellingen voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg). - Het CAD (Consultatiebureau voor Alcohol en Drugs). - Het Voedingscentrum. - Voorlichtingsorganisaties als de Nederlands Hartstichting, het Astmafonds, KWF Kankerbestrijding en Stichting Consument en Veiligheid.
247
Redenen waarom mensen van gedrag veranderen?
- Het weegschaalprincipe; de weegschaal kan naar de ene kant doorslaan als er een nieuw argument bijkomt of als een van de argumenten zwaarder gaat tellen. - Sociale afwegingen; mensen vragen zich af wat anderen van hun gedrag denken. - De haalbaarheid; wat zijn de mogelijkheden of onmogelijkheden om datgene wat men wil ook daadwerkelijk te bereiken?
248
waarvoor wordt het ASE model gebruikt?
Om te weten hoe gedrag tot stand komt
249
Waarvoor staat ASE
- Attitude (Attitude of houding geeft aan hoe je iets doet. Dit wordt gestuurd door logische redeneringen, verstandelijke overwegingen, gewoonten en overtuigingen.) - Sociale invloed Sociale normen, de verwachtingen vanuit een groep met betrekking tot bepaald gedrag. Het waargenomen gedrag van anderen; dit is onder meer voorbeeldgedrag. Sociale steun of sociale druk. - Eigen effectiviteit
250
Wat zijn onderzoeken op aangeboren afwijkingen
- Vlokkentest voor het aantonen van een bepaalde aandoening (vanaf 11 weken) - Echoscopisch vanaf 20 weken voor aangeboren afwijkingen.
251
Wat zijn de verschillende fases bij het acceptatieproces van ziekte?
- Fase 1; je zorgt ervoor dat de zorgvrager zich bewust is van het probleem. - Fase 2; je probeert de zorgvrager door voorlichting, advies en instructie zo te beïnvloeden dat deze de behandeling accepteert. - Fase 3; als zorgverlener streef je ernaar dat de zorgvrager zo actief mogelijk bijdraagt aan zijn herstel. Hierin geef je gerichte instructie. - Fase 4; in de laatste fase richt je je op de eigen verantwoordelijkheid die de zorgvrager op te pakken heeft.
252
Waar kan je terecht als je vragen hebt over gezondheid en ziektes?
- De Stichting Consument en Veiligheid stelt zich tot doel om de veiligheid in Nederland te verbeteren door het verminderen van het aantal ernstige ongevallen. - De Nederlandse Patiënten/Consumenten Federatie (NPCF) is een landelijk samenwerkingsverband van een groot aantal landelijke patiënten- en consumentenorganisaties. - Het Trimbos instituut stelt zich tot doel het bevorderen van de geestelijke gezondheidszorg in Nederland en daar buiten. Dat doet zij onder meer door het opzetten van preventieve projecten om ernstige psychische problemen te voorkomen of deze in een zo vroeg mogelijk stadium te herkennen. Projecten zijn bijvoorbeeld de alcoholinfolijn en de drugsinfolijn.
253
Wat is draagkracht>?
Onder draagkracht verstaan we de spankracht die we hebben om moeilijke situaties te verwerken of uitdagingen aan te kunnen.
254
Wat is draaglast?
Onder draaglast verstaan we wat een mens te | verwerken en te verdragen krijgt.
255
Wat betekent palliatie?
dit komt van het Latijnse woord pallium, dat mantel betekent.
256
wanneer begint palliatieve zorg?
- Palliatieve zorg begint op het moment dat de zorgvrager te horen krijgt dat er geen genezing meer mogelijk is en eindigt op het moment van overlijden.
257
wat houdt palliatieve zorgverlening in?
- Palliatieve zorgverlening betekent iemand met de mantel bedekken ofwel zijn leed verzachten, voor iemand zorgen, goede zorg bieden.
258
Wat is palliatieve sedatie?
het opzettelijk (met medicijnen) verlagen van het bewustzijn van de patiënt in diens laatste levensfase, met als doel het lijden te verlichten.
259
Wat is versterving?
de beslissing om af te zien van voeding en vocht. (is geen euthanasie)
260
Wat is terminale zorg?
Terminale zorg is de zorg die geboden wordt op het moment dat het sterven onafwendbaar wordt.
261
Welke drie fases zijn er binnen terminale zorg?
- De pre-terminale fase. Dit is de fase die gekenmerkt wordt door stabiliteit. Hoe snel de werkelijke achteruitgang komt, is niet te voospellen. Deze fase kan drie maanden tot een half jaar duren. - De terminale fase. Deze fase wordt gekenmerkt door achteruitgang van conditie en lichamelijk functioneren. Problemen en klachten kunnen in deze fase sterk wisselen en in intensiteit toenemen. De terminale fase kan enkele weken tot enige maanden duren. - De stervensfase. Is er sprake van snelle achteruitgang van de conditie en lichamelijke functies. Deze fase duurt slechts enkele uren tot dagen.
262
Wanneer spreken we over cachexie
bij extreme vermagering die gepaard gaat met spieratrofie, verlies van huid turgor en uitmergeling.
263
Wat is stomatitus?
is een algemene term voor een ontsteking van het gehele mondslijmvlies en vaak ook van de lippen
264
Waaruit bestaat goede mondverzorging?
3x daags - de lippen invetten met vaseline. - tanden poetsen met fluoride tandpasta. - de mond spoelen met water of NaCl 0.9% (of vaker dan drie keer op een dag).
265
Wat is klinisch/schijndood?
zijn ademhaling en hartslag afwezig. De hersenfuncties zijn mogelijk nog niet of in bescheiden mate beschadigd. Reanimatie kan tot leven leiden.
266
Wat is biologisch dood?
De absolute onomkeerbare dood
267
Wat is hersendood?
Wanneer die hersenen niet meer functioneren maar de organen nog werken. Voor het vestellen van hersendood gelden juridische regels.
268
Wat is een ander woord voor het afleggen van een overledenen?
(succumberen)
269
Wat is abstineren?
Wanneer een zorgvrager besluit niet behandeld te worden.
270
Wat houdt de beroepscode in?
In de beroepscode staat hoe jij je als beroepsbeoefenaar, volgens de geldende normen en waarden, hoort te gedragen.
271
Wat zijn belangrijke waarden volgens de beroepscode?
respect, vertrouwen, weldoen, geen | schade toebrengen, autonomie, eerlijkheid en rechtvaardigheid.
272
Wat is beroepshouding?
De beroepshouding is de houding die nodig is om je beroep goed te kunnen uitvoeren. De basis heb je je in de loop van je leven eigengemaakt.
273
Welke aspecten vallen onder beroepshouding?
- Een gevoelsmatig aspect; dit is het gevoel dat de ander bij je oproept. - Het verstandelijk aspect; dit is wat je van de ander weet. - Het ethische aspect; wat jij wel en niet belangrijk vindt. Waar hecht je veel waarde aan.
274
Welke aspecten omvat de beroepshouding in de zorgverlening?
- Respect tonen - Inlevingsvermogen (empathie) - Openstaan - Echtheid - Betrokkenheid - Verantwoordelijkheid kunnen dragen voor eigen taken - Kunnen handelen - Geduld
275
Welke 3 relaties zijn er
- Persoonlijke relaties (als mensen interesse in elkaar hebben en van onbeperkte duur) - Functionele relaties (zijn taak gericht en erop gericht om doelen in de zorg te bereiken) - Conventionele relaties (beleefdheidsnormen en voorspelbaar)
276
Wat is feedback?
Door feedback te geven, informeer je de ander door aan te geven hoe je zijn gedrag waarneemt en ervaart. Het betekent letterlijk terugkoppeling.
277
3 elementen van feedback zijn?
De ik + het gedrag van de ander + mijn gevoelens en gedachten.
278
Welke organisaties zetten zich in voor de belangen van werknemers in de zorg?
- De V&VN (is een beroepsvereniging voor verpleegkundigen en verzorgenden). - Nu 91 (is een beroepsorganisatie voor verzorgenden en verpleegkundigen. Nu 91 richt zich op de belangen van de beroepsgroep en staat voor verbetering van de beroepsvoorwaarden, zoals salaris en cao-bepalingen) - De vakbonden AbvaKabo en CNV Publieke Zaak. Vakbonden zijn organisaties van werknemers die in dezelfde bedrijfstak werkzaam zijn. De vakbonden komen op voor de belangen van alle werknemers in de gezondheidszorg.
279
Wat is deskundigheidbevordering?
Het verbeteren van de kennis en vaardigheden die je nodig hebt om je beroep uit te oefenen
280
Wat zijn competenties?
Competenties zijn het samenhangend geheel van kennis, inzicht, houding en vaardigheden die je nodig hebt om een beroep goed uit te kunnen oefenen.
281
Waarvoor staat POP
Persoonlijk ontwikkelingsplan (hierin staat welke competenties je gaat ontwikkelen)
282
Waarvoor staat PAP
Persoonlijk activiteitenplan ( Hierin staat hoe je je competenties gaat ontwikkelen, wanneer en wat daarvoor nodig is.)
283
Wat houdt coordineren van de zorg in?
Coördineren van zorg is het regelen, afstemmen en op elkaar laten aansluiten van verschillende vormen van zorg rondom een zorgvrager. Een arts is vaak eindverantwoordelijk.
284
Waarop kan de coordinatie van de verzorgende ook betrekking op hebben?
mantelzorg, vrijwilligerszorg als de beroepsmatige zorg. Denk ook aan het regelen van bijvoorbeeld de dagopvang, het vervoer, kappersafspraak.
285
Wat houdt continuïteit van de zorg in?
Continuïteit van zorg is als verschillende elementen van de zorg goed op elkaar aansluiten. Bij continuïteit gaat het ook om het geven van zorg zonder dat er zaken dubbel gebeuren, of niet gebeuren.
286
Vanuit welke invalshoeken kun je de kwaliteit van de zorg bekijken?
- microniveau (de zorgverlening van de zorgvrager) - mesoniveau (de omgeving waarin zorg verleend wordt) - macroniveau (beleidsmakers en koepelorganisaties) kwaliteitswet Zorginstellingen.
287
Waarvoor staat IGZ
(de inspectie van Volksgezondheid)
288
Wat doet het IGZ
controleert de kwaliteit van zorginstellingen aan de hand van wetgevingen. (BIG en Kwaliteitswet zorginstellingen)
289
Wat is kwaliteitstoetsing
Dit is het wenselijke met het werkelijke vergelijken
290
Welke methode gebruik je voor kwalitetistoetsing?
PDCA - Plan (plannen) - Do (uitvoeren) - Check (evalueren) - Act (bijstellen)
291
Wat staat er in het kwalificatie dossier verzorgende IG benoemd?
Werken aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg
292
Welke 3 manieren zijn er om de zorg rond de zorgvrager te organiseren?
- Taaktoewijzing (De leidinggevende is verantwoordelijk en wijst de taken aan verzorgenden toe) - Teamverzorging (oftewel zelfsturende teams) Hier draait een team de verantwoording voor een groep zorgvragers. Het team moet dan wel goed communiceren, voldoende beslissingsruimte en bevoegdheden hebben. Er wordt wel leiding gegeven, maar niet zorginhoudelijk. De leiding schept voorwaarden en is procesbewaker. - Contactverzorgende of eerstverantwoordelijk verzorgende (EVV-er) Je krijgt als verzorgende een aantal zorgvragers toegewezen. Je bent eindverantwoordelijk voor de coördinatie en continuïteit van zorg. Je treedt als belangenbehartiger en contactpersoon op voor de zorgvrager en de familie.
293
Wat zijn instanties voor externe kwaliteitsbewaking?
- De inspectie voor de gezondheidszorg - Ziektekostenverzekeraars - Patiënten- en consumentenorganisaties
294
Wat houdt centrale toetsing in?
Bij de centrale toetsing is er sprake van toetsing van de hele zorg en wordt de wijze van toetsing vooraf vastgesteld. De methodeontwerpers stellen de criteria vast (vaak op wetenschappelijke basis). De toetsing vindt centraal plaats door speciale toetsingsfunctionarissen. Als verzorgende ben je er nauwelijks bij betrokken.
295
Wat houdt decentrale toetsing in?
Bij de decentrale toetsing toetst men per onderwerp, wordt de wijze van toetsing per onderwerp gekozen. Dezorguitvoerders stellen de criteria vast en de toetsing vindt op de afdeling en door de directbetrokkenen plaats.
296
Wat is interne kwaliteitsbewaking?
Bij interne kwaliteitsbewaking ontwikkelt de beroepsgroep of de organisatie zelf criteria en standaarden en toetst die op mono- en multidisciplinair niveau.
297
Wat zijn 5 vormen van monodisciplinaire kwaliteitsbewaking?
- Zorgvragers besprekingen - visitatie - Intercollegiale toetsing - Verbeterteams of kwaliteitsgroepen - Instellingstoetsing
298
Wat is een zorgvragers bespreking?
Bij een zorgvragersbespreking wordt een zorgvrager besproken middels het zorgplan. Het team wordt geïnformeerd over de doelen en de activiteiten zodat kwaliteit, coördinatie en continuïteit gewaarborgd wordt. Het doel is afstemming en evaluatie. De bespreking kan algemeen van aard zijn of om een acuut probleem te bespreken.
299
Wat is visitatie
Bij visitatie komt de beroepsbeoefenaar als het ware op visite bij een collega om deze te observeren en feedback te geven. De bezoeken kunnen onvoorbereid plaatsvinden vanuit de gedachte dat een verzorgende zich dan niet beter voor kan doen dan zij werkelijk is. Visitaties kunnen uitgevoerd worden door professionals van eigen organisatie, maar ook door delegaties van collega-organisaties.
300
Wat is intercollegiale toetsing?
Intercollegiale toetsing is een vorm van interne toetsing door de zorgverleners zelf op basis van door hen opgestelde criteria. De essentie van deze vorm is de beoordeling van de werkelijkheid aan de hand van criteria, gevolgd door het aanbrengen van veranderingen die systematisch worden geëvalueerd. Intercollegiale toetsing kan zowel mono- als multidisciplinair plaatsvinden. Deze vorm vereist een veilige sfeer waarin men bereid is zich kwetsbaar op te stellen ten opzichte van collega’s. Bovendien is het een voorwaarde dat alle teamleden volledig achter de gestelde criteria staan.
301
Wat zijn verbeterteams of kwaliteitsgroepen?
Verbeterteams of kwaliteitsgroepen richten zich op systematische verbetering van de kwaliteit. De cyclus van Deming kan ook hierbij een goed hulpmiddel zijn. Verbeterteams of kwaliteitsgroepen kunnen zowel mono- als multidisciplinair samengesteld zijn.
302
Wat is een instellingstoetsing?
Instellingstoetsing is een multidisciplinaire kwaliteitsbewaking, waarin de kwaliteit van zorg bewaakt wordt in samenwerking met andere beroepsgroepen. Een team van medewerkers uit gelijksoortige zorgorganisaties bezoekt dan een collega-organisatie. Van tevoren is een lijst opgesteld met punten waarop de te bezoeken organisatie beoordeeld wordt.
303
Wat houdt externe kwaliteitsbewaking in?
Wanneer niet-verzorgenden de kwaliteit van zorg beoordelen, spreken we over externe kwaliteitsbewaking.
304
Welke 3 doelen zijn er voor discussies?
- Informatief. - Oriënterend; zodat deelnemers een beeld krijgen van elkaars bijdragen en meningen. - Besluitvormend; het is belangrijk voor het besluit genomen wordt eerst een oriëntatie- en uitwisselingsfase in te lassen. Op deze manier kan iedereen zijn mening vormen.
305
Welke 2 manieren van discussieren bestaan er
Vrije (spontaan) en geleide Vergadering
306
Waaruit bestaan besprekingen met het team (5)?
``` Werkoverleg/teamoverleg. intervisie zorgvragersbespreking De overdracht dienstevaluatie ```
307
Noem 4 formele overleg sitiuaties
Teambesprekingen MDO (multidisciplinair overleg,) overleg met zorgvrager, naasten en vertegenwoordigers. consulten (advies vragen).
308
Wat is lijnorganisatie?
Bij lijn organisatie is en een duidelijke hiërarchie In een lijnorganisatie is het duidelijk te zien wie de leiding geeft. Elke ondergeschikte heeft slechts met één leidinggevende te maken.
309
Wie heeft functionele bevoegdheid?
een Arts
310
Wat houdt een staforganisatie in?
Bij een staforganisatie heeft de directie voor een aantal taken zelf geen tijd en ook niet altijd de benodigde kennis. Men laat veel zaken voorbereiden door staffunctionarissen.
311
Wat zijn staffunctionarissen?
Dat zijn medewerkers, met een specialisatie op een bepaald terrein.
312
Welke aspecten komen kijken bij coordineren?
- Plannen van activiteiten en van de benodigde en beschikbare tijd. - Overleggen met zorgvrager, naasten, vrijwilligers en vertegenwoordigers. - Overleggen met collega’s, andere beroepsbeoefenaren, andere afdelingen en andere zorgorganisaties. - Adviseren en om advies vragen. - Knelpunten herkennen en proberen op te lossen. - Delegeren van zaken aan collega’s - Aanspreken van betrokkenen in de zorg en verantwoording vragen.
313
Wat is bijscholing?
Bijscholing is scholing na je beroepsopleiding bedoeld om je vakbekwaamheid te vergroten.
314
Wat is nascholing
Nascholing is bedoeld om je vroeger geleerde kennis bij te houden of op te halen.
315
Wat is intercollegiale toetsing?
Intercollegiale toetsing betekent tussen collega’s. Het lucht op met collega’s je zorgen, verdriet of boosheid te kunnen delen.
316
Welke rechten zijn voor een OR wettelijk vast gesteld?
- Initiatiefrecht. De directie moet op voorstellen reageren, maar hoeft het er niet mee eens te zijn. - Informatierecht. Dit recht verplicht de directie de OR informatie te verschaffen die ze nodig heeft om goed te functioneren. De directie is in elk geval verplicht informatie te verschaffen over de financiën, het sociaal jaarverslag en beleidsplannen op organisatieniveau. - Adviesrecht. Dit recht treedt in werking als er ingrijpende beslissingen moeten worden genomen. De OR is gerechtigd een positief of negatief advies te geven. - Instemmingsrecht. Dit recht heeft veelal betrekking op zaken die niet in een collectieve arbeidsovereenkomst vastgelegd zijn. De directie heeft van de OR instemming nodig. Een andere naam ervoor is medebeslissingsbevoegdheid.
317
Wat zijn tekenen van naderende dood?
- De zorgvrager heeft nauwelijks nog reflexen en kan niet meer bewegen. - Ademhaling gaat moeizamer en het ademhalingstype van Cheyne-Stokes kan optreden. - Huid voelt klam en koud aan en er kunnen blauwe vlekken (lijkvlekken) op de huid ontstaan. - De hartslag wordt steeds weker. - Wanneer het zuurstoftekort toeneemt, verwijderen de pupillen en de blik wordt starend. - De bloeddruk daalt en de temperatuur stijgt. - Er kan sprake zijn van toenemend bewustzijnsverlies. Het komt ook voor dat de stervende onrustig, angstig of verward wordt.
318
Welke factoren spelen een rol bij de manier waarop voorlichting gegeven wordt?
- De leeftijd en het begripsvermogen. - De persoonlijkheid. - De al aanwezige kennis. - De naasten, zoals partner, ouders en kinderen. - De cultuur, die heeft betrekking op waarden, normen en gewoontes. - De woon- en werkomgeving. - Het tijdsbeeld. Vroeger gingen mensen dood aan ziekten die we nu veelal onder controle hebben, zoals tuberculose. Echter gaan er in onze tijd veel mensen dood aan zogenoemde welvaartsziekten als hart- en vaatziekten en bepaalde vormen van kanker die het gevolg kunnen zijn van een verkeerde eet- en leefwijze.
319
Wanneer functioneert een groep goed?
- Er is een duidelijke structuur, waarbij iedereen zich prettig voelt. - Iedereen is op de hoogte van de doelstellingen van de groep en staat erachter. - Groepsleden zijn het eens met de formele en informele regels voor gedrag. - De persoonlijke wensen, verwachtingen en eigenschappen van de verschillende groepsleden zijn bekend en worden geaccepteerd. - De groepsleden zijn tevreden over de hoeveelheid inspraak die ze hebben. - De groepsleden kunnen zich vinden in de rol- en invloed verdeling binnen de groep. - Er bestaat een open communicatie. - Er is sprake van een bepaald onderling vertrouwen.
320
Wat zijn de 6 voorwaarden om gelukkig oud te worden?
- Zelfaanvaarding. - Positieve relaties met anderen. - Autonomie/zelfstandigheid. - Invloed hebben op de omgeving. - Een levensdoel hebben. - Het gevoel van persoonlijke groei.
321
Wat verstaan we onder gedrag?
Onder gedrag verstaan we alle activiteiten van de mens die we kunnen waarnemen.
322
In welke 2 hoofdgroepen kan je gedrag indelen?
- Innerlijke oorzaken, zoals lichamelijke, geestelijke en sociale invloeden en/of behoeften. Ook de persoonlijkheid en de belevingswereld zijn innerlijke oorzaken. - Uiterlijke oorzaken, oftewel de omgeving: de fysische en de sociale omgeving.
323
Waarom is de relatie met de zorgontvanger ongelijk?
- De posities en bijbehorende rollen zijn onomkeerbaar. Dit komt door de functionele relatie. - Er geldt een zekere gebondenheid. Maar de zorgverlener heeft meer vrijheid, die kan weglopen. Een zorgvrager is afhankelijk van de hulp. - Als zorgverlener oefen je je beroep uit. Als zorgvrager niet. - Zorgvragers uiten hun ervaringen en gevoelens, terwijl de zorgverlener dat in veel mindere mate zal doen. Openheid van een verzorgende is meestal niet gewenst. De zorgvrager staat centraal. We spreken van eenzijdige openheid. Openheid van de zorgvrager is vaak een voorwaarde voor een goede zorgverlening. Zorgvragers moeten erop kunnen vertrouwen dat zorgverleners zorgvuldig met die kwetsbaarheid omgaan. Dat gaat verder dan het beroepsgeheim.
324
Wanneer begint de overgang bij vrouwen?
gemiddeld rond 45 jaar en eindigt wanneer de eierstokken geen oestrogeen meer aanmaken en duurt gemiddeld 5 jaar. uitzonderingen rond 10 jaar
325
hoeveel mensen lijden aan dementie in nederland?
ongeveer 200.000