Profieldelen Flashcards

(215 cards)

1
Q

Door welke organisatie is het ICF gemaakt?

A

WHO

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Met de ICF-classificatie wordt het functioneren van de zorgvrager beschreven vanuit:

A

A. De lichaamsfuncties en anatomische eigenschappen
B. Activiteiten
C. Maatschappelijke participatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een stoornis?

A

Wanneer een lichaamsfunctie of anatomische eigenschap niet helemaal goed werkt noemt men dit een stoornis. Bijvoorbeeld; een stoornis in de spieren waardoor de spierkracht vermindert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een beperking?

A

Is het door de stoornis in de spieren niet meer mogelijk om sommige activiteiten te verrichten dan spreekt men van een beperking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat houdt een participatie probleem in?

A

Bij maatschappelijke participatie gaat het om de mogelijkheid tot deelnemen aan het maatschappelijk leven. Men spreekt bijvoorbeeld van een participatie probleem als iemand door niet meer goed te kunnen bewegen, geen gebruik meer kan maken van de fiets of het openbaar vervoer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat houdt zelfzorg in?

A

Zelfzorg is een term uit de verpleegkunde die aangeeft in welke mate een zorgvrager voor zichzelf kan zorgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat houdt revalideren in?

A

Een zorgvrager die revalideert is iemand die zijn lichamelijke beperkingen probeert te verbeteren door middel van training op zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat betekent revalidatie?

A

weer valide (gezond, goed functionerend) worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar worden zorgvragers opgenomen die moeten revalideren?

A

● het verpleeghuis

● gespecialiseerde revalidatiecentra.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houdt klinisch revalideren in?

A

als de zorgvrager intern wordt

opgenomen in het revalidatiecentrum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat houdt poliklinisch revalideren in?

A

Als de zorgvrager alleen overdag een

revalidatieprogramma volgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn veel voorkomende aandoeningen bij zorgvragers, die in aanmerking komen voor revalidatie?

A

● een CVA (beroerte)
● een heupfractuur
● een dwarslaesie
● een amputatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat valt onder chronische klachten in een revalidatiecentrum?

A

● rugklachten
● whiplashklachten
● chronische vermoeidheid

En er zijn ook programma’s voor mensen met aandoeningen aan de longen en de luchtwegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waar zijn Orthopedisch instrumentmakers in gespecialiseerd

A

in het maken van protheses en ortheses, ook wel orthopedische hulpmiddelen genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn voorbeelden van producten die instrumenten makers maken?

A

braces, korsetten, allerlei soorten spalken en beugels. Maar ook bijvoorbeeld een kunstbeen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer is de AWBZ ontstaan?

A

1979

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wanneer is kruiswerk ontstaan?

A

1875

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarvoor werden de eerste kruisverenigingen opgericht?

A

Voor het bestrijden van besmettelijke ziektes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wanneer ontstonden de bejaardenoorden?

A

1965

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wanneer waren de eerste voorzieningen voor lichamelijke gehandicapten of chronisch zieken ontstaan?

A

in de 18de eeuw, Een voorbeeld hiervan is een instituut

voor doofstommen, blinden en slechtzienden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Het zorgaanbod in de VT kenmerkt zich door een grote verscheidenheid aan mogelijkheden. Wat zijn deze mogelijkheden?

A

zorg met huisvesting, deeltijdzorg en zorg thuis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke andere mogelijkheden van zorg (buiten de regulieren) bieden verpleeghuizen tegenwoordig ook aan?

A
  • Intervalzorg
  • Achterwacht zorg
  • kleinschalig wonen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is intervalzorg?

A

(een zorgvrager blijft een keer in de week in het verpleeghuis of
iemand verblijft tijdens een vakantieperiode in het verpleeghuis).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is Achterwacht zorg?

A

(crisisopvang).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is kleinschalig wonen?
(een kleine groep zorgvragers van zes tot acht personen vormen een huishouden. Deze vorm van wonen valt onder de verantwoordelijkheid van een verpleeghuis en dit kan op grond van dementie of somatische problematiek zijn. Deze vorm van wonen komt steeds vaker voor).
26
Wat is deeltijdzorg?
Deeltijdzorg is een vorm van zorg voor cliënten die vanwege ernstige beperkingen op veel momenten van de dag behoefte hebben aan begeleiding, intensieve verzorging en/of verpleging in een beschermde woonomgeving.
27
Waar wordt deeltijd zorg geboden?
Normaliter Extramuraal , maar kan ook indien nodig tijdelijk intramuraal geboden worden
28
waaruit bestaat deeltijd zorg?
nachtverpleging, weekendopname, logeren, | dagbehandeling of dagactiviteiten.
29
Wat valt onder thuiszorg?
huishoudelijke zorg, persoonlijke zorg, verpleging en kraamzorg.
30
Waarvoor dient een hospice?
Een hospice heeft het doel dat mensen in een zo huiselijk mogelijke sfeer kunnen overlijden. Een hospice is een zorginstelling speciaal voor zorgvragers die terminaal ziek zijn.
31
Wat zijn endogene factoren bij het verouderingsproces?
Endogene factoren zijn veranderingen vanuit het lichaam zelf zoals grijs haar krijgen.
32
Wat zijn exogene factoren bij het verouderingsproces?
Exogene factoren komen van buitenaf zoals de leefwijze en de omgeving waarin iemand zich bevindt. Vaak is er tijdens het verouderingsproces een combinatie van beide factoren aanwezig.
33
Wat is gerontologie?
De wetenschap die onderzoek doet naar het verouderingsproces
34
Wanneer is er sprake van veroudering?
Als de balans tussen groei en afbraak van cellen omslaat in meer afbraak dan groei.
35
Wat is een functionele leeftijd?
De functionele leeftijd is het gemiddelde van het functioneren van iemand op een bepaalde leeftijd.
36
Wat zijn ziektebeelden die het gevolg zijn van veroudering?
slechtziendheid, doofheid, hartfalen, CVA, artrose, osteoporose en dementie.
37
Wanneer spreken we over pathologische veroudering?
Wanneer ouderdom gerelateerde ziektebeelden tot uiting komen
38
Wat is Geriatrie?
De wetenschap die pathologische veroudering onderzoekt
39
Wat houdt klinische Geriatrie in?
Als die medische wetenschap in de praktijk wordt toegepast noemen we dat de klinische geriatrie.
40
Wat houdt biologische verouderingen in?
Biologische veroudering betekent functionele veranderingen die worden veroorzaakt door fysiologische veranderingen.
41
Wat houdt fysiologische veranderingen in?
Fysiologische veranderingen zijn veranderingen met betrekking tot de natuurlijke verrichtingen van (organen van) levende wezens zoals bijvoorbeeld: ● achteruitgang van de motoriek waardoor bewegen moeilijker gaat ● de spijsvertering gaat trager waardoor voedingsstoffen minder goed worden opgenomen door het lichaam.
42
Wat zijn de belangrijkste cognitieve functies?
``` ● waarneming ● geheugen ● concentratie ● intelligentie ● oriëntatie ● taalgebruik ● vaardigheden. ```
43
Waarvoor dient de psychogeriatrie?
De psychogeriatrie houdt zich bezig met aandoeningen die gepaard gaan met beperkingen van de geestelijke vermogens op hogere leeftijd.
44
op welke 2 manieren kunnen de veranderingsprocessen van het psychisch functioneren onderscheiden worden?
- Er zijn veranderingen in de hersenen. | - Er zijn veranderingen in de beleving van de ouderen
45
Wat is comorbiditeit/multimorbiditeit
(dit is het voorkomen van twee of meer – vaak chronische – ziekten bij dezelfde persoon,
46
Waar staat NPO voor?
Nationaal programma ouderenzorg
47
Waarvoor dient het NPO?
Dit programma is gericht op de groep kwetsbare ouderen en het programma probeert die kwetsbaarheid te beïnvloeden door: ● Vroeg in de ziekte in te grijpen ● Dreigend verlies van het zelfstandig functioneren op te vangen ● Oudere mensen te helpen om goed met een ziekte en beperkingen om te gaan ● Ouderen te ondersteunen om mee te doen aan de samenleving als het niet meer vanzelf gaat
48
Wanneer spreken we van een delirium?
Wanneer het verlies van de cognitieve functies door een samenloop van omstandigheden op een bepaald moment voorkomen. en is een tijdelijke psychische stoornis
49
/Waardoor ontstaat delier bij ouderen?
Bij ouderen is een delier meestal het gevolg van een lichamelijke ziekte of het gebruik van geneesmiddelen.
50
Wat zijn symptomen van een Delier?
``` angst, onrust, veranderd gedrag, wisselend bewustzijn, moeite met concentratie en aandacht hallucinaties. ``` Familieleden geven vaak aan dat de persoon plotseling veranderd is. De symptomen van een delier kunnen erg lijken op die van dementie.
51
Wat zijn overige oorzaken voor vermindering van cognitieve functies?
- vitaminegebrek, - niet goed werkende schildklier - andere lichamelijke oorzaken.
52
wat kan het gevolg zijn van verlies van cognitieve functies?
gedragsproblemen ontstaan zoals zwerfgedrag, agressie, decorumverlies (de persoon toont ongepast of ordinair gedrag dat eigenlijk niet bij hem hoort en is hier niet meer op aan te spreken of in te corrigeren) en seksueel ontremd gedrag. vergeetachtigheid, geheugenverlies, stoornissen in oriëntatie, persoon, plaats, tijd en waarneming.
53
Wat zijn combinaties van ziektes die vaak samen optreden
hartziektes en hartfalen of COPD en hartfalen.
54
hoe wordt het gebruik van veel medicijnen ook wel genoemd.
polyfarmacie
55
Wat houdt disease managment in
Disease management is zorgbeleid op basis van kennis over een ziekte,
56
/Wat houdt een casemanegement in?
bij multimorbiditeit wordt zorgbeleid gemaakt op basis van een situatie en dan wordt er gesproken over casemanagement.
57
Waar kan een sociaal isolement bij ouderen toe leiden?
● vereenzaming ● relatieproblemen ● verwaarlozing ● depressie en andere psychische problemen. Als men te weinig contacten met anderen heeft is dit van invloed op de concentratie, waarneming en oriëntatie.
58
De zorgmedewerker is verantwoordelijk voor het terugdringen van een isolement bij de zorgvrager. De zorgmedewerker moet hierbij denken aan zaken als?
● Wat zouden zorgvragers het liefst willen als het gaat om contact met anderen en vrijetijdsbesteding? ● Hoe is het contact met de omgeving, met familie en buren? ● Zijn de naasten bereid en in staat om te helpen? ● Welke oorzaken zijn er voor het sociaal isolement?
59
Oorzaken van sociaal isolement?
mobiliteitsproblemen, vervoersproblemen en financiële problemen.
60
Problemen die te maken hebben met een sociaal isolement kunnen soms opgelost worden door?
``` ● het gebruik van hulpmiddelen ● het aanvragen van voorzieningen ● bezoekdiensten ● vervoersdiensten ● en lotgenotencontact. ```
61
Wat zijn de verschillende theorien over ouder worden?
Deficit theorie Disengagement theorie. Activiteiten theorie. Differential aging theorie.
62
wat houdt deficit theorie in?
Ouderen zijn gebrekkig. Het gevolg van deze visie is dat de zorg in zijn geheel moet worden overgenomen.
63
Wat houdt Disengagement Theorie in?
Ouderen moeten zich langzaam terugtrekken. Volgens deze theorie moeten ouderen het recht hebben om zich terug te trekken. Ingrijpen door stimuleren en activeren wordt dan ook sterk afgekeurd.
64
Wat houdt Activiteiten theorie in?
Ouderen moeten actief blijven. Deze theorie gaat ervan uit dat mensen alleen maar gelukkig en tevreden kunnen zijn als ze iets presteren en iets betekenen voor anderen. Op grond van deze theorie wordt er veel gedaan aan activering en het bevorderen van sociale contacten.
65
Wat houdt differential aging theorie in?
Iedereen moet op zijn eigen manier oud kunnen worden. Deze visie gaat er vanuit dat ouder worden en individueel proces is de een moet juist activiteiten loslaten en de ander ontplooien. Deze visie gaat ervan uit dat ouderen zelf weten wat goed voor hen is. Het is een emancipatorische visie die recht wil doen aan alle mogelijke manieren van ouder worden. Autonomie en zelfbeschikking spelen een belangrijke rol. Tegenwoordig gaat men het vaakst uit van deze theorie.
66
Wat zijn de kenmerken van een chronische ziekte?
1. Het duurt minimaal 6 maanden. 2. Er is geen genezing mogelijk. 3. De aandoening resulteert in voortdurende interventie met medicijnen of speciale benodigdheden. 4. De aandoening zorgt voor beperkingen in; zelfzorg, onafhankelijkheid van wonen en sociale interacties. 5. Dat er gevolgen zijn voor activiteiten en maatschappelijke participatie 6. Dat er een beroep gedaan wordt op de gezondheidszorg
67
welke fases onderscheiden het verloop van een chronische ziekte?
- Prodromale fase - Diagnostische fase - Behandel fase - Chronische fase
68
Wat houdt de prodromale fase in?
is de voorafgaande fase. De eerste verschijnselen doen zich voor. Het hangt van de ernst van de verschijnselen af hoe lang deze fase duurt. De meeste mensen zoeken eerst hun heil bij huismiddeltjes en zelfzorg medicijnen in de hoop dat de klachten verminderen en verdwijnen.
69
Wat houdt de Diagnostische fase in?
Als de zorgvrager bij de arts komt begint de diagnostische fase. Bij een acuut begin heb je geen prodromale fase. De arts probeert de oorzaak van de verschijnselen te achterhalen en doet daarvoor onderzoeken.
70
Wat houdt de behandel fase in?
Deze fase kan tot doel hebben verslechtering te | voorkomen of enige verbetering tot stand te brengen. Soms is de behandeling pijnlijk, belastend of vermoeiend.
71
Wat houdt de chronische fase in?
Het is duidelijk dat behandeling niet meer zal leiden tot verder herstel. Er is een evenwicht bereikt dat in stand gehouden wordt door medicatie of therapie. En het is duidelijk met welke beperkingen de zorgvrager door het leven moet.
72
Er zijn 3 soorten ziekteverloop in de chronische fase te | onderscheiden; Welke zijn dit?
● Het progressief ziekteverloop. worden geleidelijk erger bij ziektes als MS, Parkinson, ALS en de ziekte van Alzheimer. ● Het permanente ziekteverloop. De verschijnselen blijven lange tijd hetzelfde zoals bij een CVA. ● Een cyclisch ziekteverloop. Dit is bij ziektes waar actieve periode en niet actieve periode afwisselen. astma, diabetes, reuma en de ziekte van Crohn.
73
Wat wordt er tijdens een prognose aangegeven?
De inschatting van de levensverwachting wordt gemaakt bij de prognose. Een prognose is een uitspraak omtrent het vermoedelijk verloop van een gebeurtenis, in dit geval een ziekte.
74
Wat verstaan we onder blijvende invaliditeit
elke niet voor verbetering vatbare beschadiging van het lichaam, als gevolg van een ziekte of ongeval, die gepaard gaat met lichamelijk of cognitief functieverlies.
75
Wat houdt zelfzorgtekort in?
het niet meer kunnen verrichten van handelingen die nodig zijn om zelfstandig te kunnen leven (ADL).
76
Wat zijn veel voorkomende chronische ziekten?
Diabetes en COPD
77
wat staat LOK voor?
Lichamelijk onverklaarbare klachten Vaak wordt hierbij aan psychologische factoren gedacht, of onbekende virussen, chemische stoffen of afwijkingen van het immuunsysteem.
78
Wanneer spreken we van Chronische vermoeidheid?
wanneer vermoeidheid langer dan 6 maanden aanhoudt
79
Noem 7 Ziektebeelden waar moeheid bij kan optreden.
``` hartfalen, diabetes, schildklieraandoeningen, beroerte depressie. Virusinfecties bloedarmoede ```
80
wanneer wordt vermoeidheidssyndroom (CVS) vastgesteld?
Als iemand klachten van chronische moeheid heeft en onderzoek leidt niet tot een bepaalde ziekte
81
Praktische aandachtspunten bij het opstellen van een schema bij vermoeidheidsklachten zijn:
● Maak gebruik van hulpmiddelen die de activiteiten kunnen verlichten. ● Moeheid kan te maken hebben met stress dus kijk hoe die verminderd kan worden. ● Verdeel zware of moeilijke activiteiten over een langere tijd. ● Laat de zorgvrager goed naar zijn lichaam luisteren. ● Neem zo nodig tijdelijk werkzaamheden over.
82
zelfmanagement.?
Als de zorgvrager zelf alles regelt. beslissingen over | de zorg, de behandelingen, de medicatie, de aanpassingen en de leefomstandigheden.
83
Voor zelfmanagement heeft de zorgvrager wel een aantal vaardigheden nodig zoals:
problemen kunnen hanteren ● beslissingen kunnen nemen ● informatie kunnen zoeken en vinden ● en communicatieve vaardigheden.
84
Autonomie
is het recht om zelf beslissingen te nemen en keuzes te maken over het eigen leven.
85
Eigen regie is:
het vermogen om je eigen leven en noodzakelijke ondersteuning te regelen en het praktische vermogen om jezelf te redden in lichamelijk, sociaal en psychisch opzicht.
86
Eigen regie gaat om de volgende vier aspecten:
1. Uitgaan van het positieve: wat kan ik wel als cliënt, waar ligt mijn kracht? 2. De cliënt versterken door inzicht in zijn eigen drijfveren en situatie: op welke gebieden gaat het goed, op welke gebieden gaat het niet zo goed, wat wil ik nog of weer graag kunnen doen? 3. De zeggenschap over ondersteuning en hulp zoveel mogelijk bij de cliënt laten: wat wil ik met mijn leven, waar wil ik aan werken, welke hulp heb ik daarbij nodig en hoe wil ik dat die hulp eruitziet? 4. Het versterken en inschakelen van informele en sociale netwerken.
87
gebruikelijke zorg?
Dit is de zorg waarvan mag worden verwacht dat huisgenoten die binnen een huishouden vallen die aan elkaar leveren.
88
Wat valt volgens het WMO onder mantelzorg
verzorging van meer dan 8 uur per week gedurende meer dan 3 | maanden. Dit vind plaats wanneer het te zwaar wordt voor de gebruikelijke zorg.
89
rollen van mantelzorg?
expert, cliënt, collega, familielid of vriend.
90
Omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de | belasting van de mantelzorger zijn:
● De ernst van de situatie; denk hierbij aan gezondheidsrisico's en veiligheidsrisico's ● De lichamelijke en geestelijke gezondheid van de zorgvrager ● De gezondheidstoestand van de mantelzorger zelf ● De relatie tussen zorgvrager en mantelzorger; als deze relatie problematisch is wordt het verlenen van mantelzorg zwaarder ● De afstand die door de mantelzorger afgelegd moet worden om bij de zorgvrager te kunnen komen ● Het werk en het eigen gezin van de mantelzorger brengt ook verantwoordelijkheden en verplichtingen met zich mee ● Het karakter van de mantelzorger
91
Het kennisinstituut Movisie beschrijft en heeft een onderverdeling gemaakt van de zogenaamde basisfuncties mantelzorg. Deze 8 basisfuncties zijn:
1. Informatie. Mantelzorgers hebben behoefte aan informatie. 2. Advies en begeleiding. Informatie alleen is vaak niet genoeg. 3. Emotionele steun. 4. Educatie. Op mantelzorg is niemand voorbereid, kennis en vaardigheden moeten gaandeweg worden opgebouwd. 5. Praktische hulp. Deze is vaak primair gericht op de zorgbehoevende maar kan ook gericht zijn op verlichting van de mantelzorger. 6. Respijtzorg. Dit kan zijn van wekelijks een paar uur vrij of tot er helemaal tussenuit. Vooral bij langdurige mantelzorg is dat een noodzakelijke voorwaarde om de zorg vol te houden. Respijtzorg wordt in vele vormen aangeboden denk aan; oppas, dagopvang of kortdurende opname. 7. Een financiële tegemoetkoming. De gemeente kan mantelzorgers hierin op verschillende manieren ondersteunen. 8. Materiële hulp. Dat kunnen hulpmiddelen zijn om de zorg te verlichten maar ook een woningaanpassing of een parkeervergunning.
92
Vrijwilligers kunnen verschillende redenen hebben om onbetaald werk te doen; namelijk
● Altruïsme; dit betekent onbaatzuchtigheid. ● Door zorg en aandacht aan anderen te geven krijgt een vrijwilliger ook zorg en aandacht. Het werk kan de vrijwilliger het gevoel geven iets waardevols te doen. ● Het vrijwilligerswerk levert sociale contacten, status, bevestiging en een gevoel van betrokkenheid op. ● Door het vrijwilligerswerk kan men vaardigheden en belangrijke contacten opdoen. Het kan een onderdeel zijn van het opbouwen van een netwerk. ● Vrijwilligerswerk kan ook bijdragen aan het lichamelijk en psychisch welzijn.
93
Palliatieve zorg kan op meerdere plaatsen gegeven worden, namelijk;
``` thuis met behulp van thuiszorg, verzorgingshuis, verpleeghuis, ziekenhuis hospice. ```
94
welke medicatie wordt er gebruikt voor palliatieve sedatie?
Midazolam (slaap medicatie). tijdens de stervensfase van een patiënt als het overlijden binnen een tot twee weken wordt verwacht)
95
Een ander woord voor een bevallende vrouw
barende genoemd of vrouw in Partu.
96
Een vrouw is in partu als
zij regelmatige, pijnlijke samentrekkingen (contracties of weeën) heeft. Daarbij is de baarmoederhals 1 met de baarmoeder (verstreken) of de vliezen zijn gebroken.
97
De zorg voor een baby die te vroeg geboren is en na lang ziekenhuisverblijf thuiskomt, wordt door wie verleend?
gespecialiseerde kraamverzorgende (je noemt dit couveusenazorg)
98
In de kraamperiode kun je 3 fases onderscheiden: welke fases zijn dit?
● Volledige zorg voor kraamvrouw en pasgeborene ● Het overdragen van de dagelijkse zorg, het begeleiden en geven van advies, staat centraal. ● Het afbouwen van de zorg
99
Wat is het verschil tussen een verloskundige en een gynaecoloog?
Een verloskundige is dus de specialist in het begeleiden van een normale zwangerschap en bevalling en de gynaecoloog in het begeleiden van bijzondere zwangerschappen en bevallingen.
100
Wat is Gravida
Gravida betekent de periode van bevruchting tot bevalling.
101
Wat is Primigravida
Primigravida heet het als een vrouw een eerste zwangerschap ondergaat.
102
Wat is Multigravida
Multigravida is het als het om een tweede of meer zwangerschap gaat.
103
Wat is Unipara of primipara
Unipara of primipara betekent het wanneer een vrouw voor de eerste keer bevalt.
104
Wat betekent multipara.
Is een vrouw vaker bevallen dan heet het multipara.
105
Wat is datum a terme.
een andere naam voor de uitgerekende datum
106
Wanneer wordt er een termijn echo uitgevoerd door de verloskundige en waar dient deze voor?
rond de 10 tot 12e week maakt de verloskundige een termijn echo waarbij ze nauwkeurig de zwangerschapsduur en uitgerekende datum kan bepalen.
107
Wat wordt er gecheckt via een bloedonderzoek bij de zwangerschap?
Hierbij wordt gekeken naar infectieziekten enerytrocytenimmunisatie (PSIE). Hierin wordt onder meer gekeken naar de bloedgroep, naar bloedgroepen antistoffen, de Rhesusfactor, of de zwangere vrouw ziektes heeft als syfilis, hepatitis b en seropositiviteit. (prenatale screening) uiterlijk voor de 13de week tijdens de zwangerschap.
108
Wat houdt een combinatie test in?
Met dit bloedonderzoek en nekplooimeting tussen de 11de en de 14e weken zwangerschap kan gekeken worden of er sprake is van een aantal aandoeningen zoals het downsyndroom.
109
Wat is een Triple test?
als de vrouw langer dan 14 weken zwanger is kan er tussen de 15 en 18 de week nog een Triple test gedaan worden, welke ook de kans op het Downsyndroom aangeeft.
110
Wat gebeurt er tijdens de 20 weken echo?
Daarmee kunnen een aantal lichamelijke afwijkingen worden vastgesteld. Er wordt gekeken naar de groei en ontwikkeling van het kind, waterhoofd, open ruggetje, open schedel, hartafwijkingen, breuken in buikwand of middenrif, ontbreken van botten, nieren of andere afwijkingen aan ledematen.
111
Wat gebeurt er tijdens de 30 weken controle?
Na 30 weken zwangerschap controleert de verloskundige de ligging van de baby. Na 30 weken ligt een vierde van de baby's nog in stuitligging.
112
wat is Een uitwendige versie?
De verloskundige kan proberen de baby te draaien, dit noem je een uitwendige versie. Dit lukt in 40 tot 50% van de gevallen in het andere geval moet een vrouw alsnog in het ziekenhuis bevallen.
113
Tot wanneer heeft het kind de vrijheid om in de baarmoeder te bewegen?
Tot de laatste 8 weken?
114
Wat voor verschillende liggingen zijn er voor een baby
- Schedeligging (hoofd naar beneden) achterhoofds, een kruin, een aangezichts en een voorhoofdsligging. Achterhoofds is best en meest. - Stuitligging (billen naar beneden)(keizersnede als het om eerste kindje gaat) - Dwarsligging Een vaginale bevalling is dan niet mogelijk.
115
Waarin onderscheid je het Baringskanaal?
Het weke en het benige gedeelte
116
Wat houdt het Weke baringskanaal in?
Het weke baringskanaal bestaat uit de baarmoeder (uterus), de baarmoederhals (cervix) en de vagina. Het heeft de vorm van een licht gebogen buis en ligt in het benige bekken. Spieren vormen de bekkenbodem. Ze omsluiten de vagina, anus en de urinebuis (urethra).
117
Wat houdt het benige baringskanaal in?
Het benige baringskanaal oftewel het bekken bestaat uit het heiligbeen, het staartbeen en de heupbeenderen.
118
Welke houdingen kan een vrouw tijdens de bevalling aannemen?
``` ● de rugligging ● de zijligging ● staand ● zittend ● de knie handhouding (leunend op 4 ledematen) ● de onderwaterbevalling. ```
119
Wat zijn signalen van het begin van een bevalling?
● het berekenen van de vliezen | ● terugkerende weeën.
120
Wat zijn weeën?
Weeën zijn samentrekkingen van de baarmoeder onder invloed van het hormoon oxytocine.
121
Wanneer kondigen weeën een bevalling aan?
Als de weeën gedurende een uur met toenemende kracht en frequentie komen
122
Binnen hoeveel tijd moet een kind geboren worden bij het breken van de vliezen?
24 uur
123
Waarvoor dient de slijmprop
Een slijmprop sluit de baarmoedermond af tijdens de zwangerschap en beschermt de baby tegen infecties.
124
Wat houdt tekenen in?
Bij het ontsluiten van de baarmoeder laat de slijmprop los, dit wordt tekenen genoemd. Dit is niet echt erg een absolute indicatie dat de bevalling gaat beginnen, het kan nog wel 2 weken op zich laten wachten.
125
Welke hormonen spelen een rol tijdens de zwangerschap?
Oxytocine Endorfine Adrenaline Hormoon prolactine
126
WAt zijn verschillende vormen van pijnstilling tijdens de bevalling?
● TENS, Dit zijn elektrode die impulsen afgeven en daarmee pijnprikkels voor een gedeelte blokkeren. ● De ruggenprik ● Injectie of een infuus met pijnstillende medicatie. ● Of lachgas.
127
Wat zijn de fases van bevalling?
``` ● De ontsluitingsfase. De uitdrijvingsfase. ● De nageboorte fase. ● De postplacentaire fase. ● Het natijdperk oftewel puerperium. ```
128
Wat houdt de ontsluitingsfase in?
Deze fase start met de weeën, de baarmoedermond gaat open (verstrijken) totdat de persdrang komt. Bij een volledige ontsluiting van 10 centimeter kan de bevalling starten.
129
Wat houdt de uitdrijvingsfase in?
Deze fase begint bij de volledige ontsluiting. De persweeën zijn sterk en komen om de twee tot vijf minuten. Deze fase kan 1 tot 2 uur duren. Gaat de bevalling niet snel genoeg kan de verloskundige besluiten tot het inknippen van het perineum. Dit inknippen is om inscheuren te voorkomen.
130
Wat houdt de nageboorte fase in?
De nageboorte weeën laten de baarmoeder krachtig samentrekken om de placenta een de vliezen uit te stoten. Door de baby aan de borst te leggen trekt de baarmoeder beter samen en gaat dit sneller. De placenta wordt in de regel binnen 1 uur na de baby geboren.
131
De post plencentaire fase?
Deze fase duurt tot 2 uur na de bevalling en de verloskundige zal bijvoorbeeld de vrouw hechten wanneer er sprake is geweest van inknippen.
132
Het natijdperk oftewel puerperium.?
Deze periode duurt 6 tot 8 weken en staat | in het teken van het herstel van de bevallen vrouw.
133
Wat zijn verschillende soorten benamingen voor een pasgeborene
● A terme betekent de uitgerekende datum, een kind is voldragen en de zwangerschap heeft 37 tot 42 weken geduurd. ● Prematuur betekent als een kindje voor 37 weken ter wereld komt. ● Een immature baring betekent dat een kindje voor 28 weken wordt geboren. Een kindje geboren bij 24 weken zwangerschap heeft 40% kans om te overleven. Van deze kinderen heeft ook nog eens 40% een blijvende handicap. ● Serotien of overdragen betekent dat een kindje na 42 weken ter wereld komt. Een zwangerschap van meer dan 42 weken geeft een verhoogd risico want de placenta raakt uitgeput. ● Dysmatuur betekent dat een kind een te laag gewicht heeft, bijvoorbeeld door onvoldoende doorbloeding van de placenta.
134
Wat is een apgarscore?
Direct na de geboorte beoordeelt de verloskundige de conditie van het kind. Met deze score wordt gekeken naar de hartslag, ademhaling, spierspanning, prikkel reactie en de kleur van de baby.
135
Voorbereiding bevalling voor verzorgende
● Let op de omgevingstemperatuur. ● Kijk je of het bed op de juiste hoogte staat. ● Kijk of alles klaar ligt, de celstof onderleggers, steriele gazen, navelklem, alcohol en watten, toiletpapier, kraamverband plastic zakjes. Let ook op afvalemmer en luiers voor de baby. ● Let op voldoende verlichting. ● Vul twee kruiken met warm water en doe de babykleertjes eromheen, zodat de baby prettig warm is na de bevalling. ● Is het babybedje al opgemaakt, liggen er schone handdoeken in de badkamer. ● De verloskundige heeft een eigen verlostas bij zich, maar zorg dat je weet waar de zuurstofkoffer staat als je die nood moet pakken.
136
Wat te doen bij assisteren bij ontsluitingsfase?
● Stem goed af met de verloskundige. ● Kijk mee op de ontsluiting bijna volledig is, dus is er meer bloederig slijm, heeft de kraamvrouw braakneigingen en pers neigingen, staat de anus open en is er sprake van een welvend perineum. ● Ondersteunen de barende vrouw. ● Zorg voor een schone omgeving. ● Dek de baby toe als hij bij de moeder ligt. ● Als de moeder borstvoeding wil geven zorg er dan voor dat de baby binnen een uur aan de borst kan drinken.
137
Hoe assisteer je bij nageboorte fase?
● Assisteer de verloskundige als er gehecht moet worden. ● Controleer de baby ieder half uur op ademhaling, bewustzijn, circulatie, temperatuur, alertheid, spierspanning en kleur. ● Observeer de baby op zoeken en smakbewegingen waaruit blijkt dat het kind wil drinken. ● Observeer de moeder op de algehele conditie, bloedverlies, verlies van stolsels, urineren temperatuur en polsslag.
138
Hoe noem je de eerste ontlasting van een baby?
meconium,
139
Hoe noem je de eerste moedermelk?
colostrum,
140
Waarvoor staat LIP
Landelijk indicatieprotocol kraamzorg
141
Wat zijn de taken voor de kraamvrouw?
● hou controle op temperatuur en pols ● hou controle op bloedverlies en baarmoederstand ● controleer en verzorg het perineum en borsten ● controleer op urine en ontlasting ● controleer de benen ● controleer geestelijk en lichamelijk welbevinden ● biedt hulp bij het douchen en wassen ● biedt hulp bij borstvoeding ● informeer naar nachtrust en vermoeidheid
142
Wanneer controleer je de temperatuur van de kraamvrouw?
2x. 1ste keer in de ochtend voor de verzorging en de 2de keer in de middag na het rusten. Een kraamvrouw heeft namelijk een verhoogde kans op een infectie. Direct na de bevalling kan de kraamvrouw een lichte temperatuursverhoging tot 38 graden Celsius hebben. Ook kan verhoging of koorts optreden als op de 4e dag de borstvoeding goed op gang komt en stuwing geeft. Verhoging of koorts kan een aanwijzing zijn voor een borstontsteking, urineweginfectie, baarmoederontsteking of iets anders.
143
Hoe wordt bloedverlies na de zwangerschap ook wel genoemd?
kraamzuivering of lochia
144
Waaruit bestaat lochia?
uit het bloed, afgestorven stukjes baarmoederslijmvlies, stolsels en bacteriën.
145
Wat is endometritus
ontsteking aan het baarmoederslijmvlies
146
Hoe voer je een controle van de baarmoederstand uit?
● Laat kraamvrouw eerst uitplassen. ● Laat de kraamvrouw plat op bed liggen met de benen gestrekt. ● Leg je hand onder de navel druk lichtjes richting de benen totdat je de bovenkant van de baarmoeder voelt. ● Controleer hoe de baarmoeder aanvoelt, een harde baarmoeder betekent dat deze zich goed samentrekt. ● Noteer de baarmoederstand door de vingerbreedtes onder de navel te beschrijven.
147
Wat zijn adviezen voor het herstellen van de baarmoeder?
● Laat de kraamvrouw haar buik steunen bij het hoesten. ● Laat de kraamvrouw iets straks dragen over de buik heen. ● Laat de vrouw niet tillen tot 6 weken na de bevalling. ● Laat de kraamvrouw voldoende rust nemen. ● Vraag de kraamvrouw het traplopen te beperken.
148
Vrouwenborst bestaat uit?
klierweefsel, bindweefsel en vetweefsel.
149
Wat is een andere benaming voor melk klieren en waar dienen ze voor?
(alveoli) die zorgen voor de productie en de opslag van melk. De melkklieren en melkkanalen liggen dicht onder de oppervlakte van de borst.
150
Welke hormonen brengen de melkproductie op gang?
prolactine en oxytocine
151
wat is een toeschietreflex?
Wanneer Oxytocine ervoor zorgt dat de spiertjes in de borst samentrekken zodat de melk uit de melkklieren wordt geperst.
152
Waarvoor dient colostrum?
De colostrum is dik, plakkerig, geel en bevat veel beschermende stoffen. Het zorgt voor een beschermende laag op de darmwand. Dat is laxerend, waardoor de meconium sneller uitgescheiden wordt.
153
Wat zijn verschillende soorten voedingshoudingen?
● voeden in zijligging ● half zittend voeden ● zittend voeden op een stoel ● zittend voeden met de beentjes onder de arm
154
Je kan borstvoeding problemen voorkomen met goed aanleggen. | Zorg ervoor dat:
● De baby zijn armpjes en beentjes kan bewegen ● Het mondje iets lager ligt aan de tepel en het neusje voor de tepel ● Het lichaam en hoofd in een lijn liggen met het hoofd iets achterover ● Het hoofdje ruimte heeft om te bewegen bij het zoeken
155
Houd rekening met de reflexen die de baby heeft:
● de zoekreflex ● de hapreflex ● de zuigreflex
156
Wat voldoende is, kan men vooral zien door naar de baby te kijken:
● of het rustig tevreden is ● er gezond uitziet ● 6 tot 8 keer per dag behoefte heeft om te drinken ● 4 tot 8 keer per dag een plasluier heeft ● en 2 keer per dag ontlasting heeft.
157
Op welke dagen check je het gewicht van de baby?
2,4 en 7
158
Welke vitamine aanvulling krijgt een pasgeborene?
● Vitamine D voor de groei de celdeling. | ● Vitamine K voor bloedstolling.
159
Problemen die voor kunnen komen bij borstvoeding zijn:
``` ● Vlakke of ingetrokken tepels. ● Borststuwing. ● Pijnlijke tepels en tepelkloven. ● Spruw, Dit is een schimmelinfectie wat klachten geeft in het mandje van de baby en pijn aan de borsten. ● Borstontsteking. ● Te weinig voeding. ```
160
De dagelijkse verzorging van de pasgeborene bestaat uit:
● Controle van de temperatuur, ademfrequentie en gewicht ● Observatie van de motoriek ● Als het kind bloot is kijken naar de kleur, huid en navel ● Observatie van de ogen ● Observaties zoals gedrag, voeding, vochtbalans, spugen, urine en ontlasting
161
Wat is de basistemperatuur van een baby?
tussen de 36,5 en de 37,5 graden
162
Wat te doen bij een te lage temperatuur?
dan is mogelijke omgeving te koud of de baby niet warm genoeg aangekleed. Een infectie kan zich bij baby's ook uiten in een ondertemperatuur. Doe het niet in bad. Meet een half uur later nog een keer de temperatuur.
163
Wat te doen bij een te hoge temperatuur?
controleer dan of de baby te warm is aangekleed, of de omgeving te warm is, of dat de baby net gehuild heeft. Er kan sprake zijn van dorstkoorts omdat de baby te weinig vocht heeft gehad. Is de temperatuur boven de 38 graden Celsius, neem dan contact op met de verloskundige.
164
Wat is een normale ademhaling van een pasgeborene?
Pasgeborene ademt 30 tot 50 keer per minuut.
165
Hoeveel en hoelang valt een pasgeborene in gewicht af?
tot de vijfde dag na geboorte maar mag niet meer zijn dan 10% van het geboorte gewicht. Daarna komt het 150 tot 200 gram per week aan.
166
Wat zijn afwijkende huid observaties?
● Geel zien. Een lichte geelkleurige huid, zonder bijkomende symptomen is niet ernstig. Geel worden binnen 24 uur na de geboorte wel. Let bij een donker kindje of het oogwit en mondslijmvlies vergeeld zijn. ● Of een te rode, witte, grauwe of blauwe huid.
167
Mogen nagels na de geboorte geknipt worden?
Die mogen de eerste weken niet geknipt worden want ze zijn nog vergroeid met de vingers.
168
Wanneer valt de navelstreng af?
tussen dag 5 en 14
169
Wanneer spreken we over een huilbaby?
Formeel wordt er pas over een huilbaby gesproken als een kind langer dan 3 uur ontroostbaar huilt, op drie dagen in de week, gedurende 3 weken.
170
hoeveel uur slaapt een baby per dag?
18 tot 20 uur per dag. Een pasgeborene wordt om de twee a drie uur wakker, Na 6 weken slaapt een voldragen kind meestal door in de nacht.
171
De verzorging van de baby bestaat uit
het geven van een babybad, het verzorgen van de navel het verschonen van een luier.
172
Wat is een reele kijk op mensen met een beperking?
Reëel wil zeggen waarheidsgetrouw. Dus dat mensen met een beperking net zo erg van elkaar kunnen verschillen als mensen zonder een beperking. Ieder mens heeft individuele mogelijkheden en wensen.
173
Wat is een Positieve kijk op een persoon met een beperking?
Positief wil zeggen optimistisch, Dus kijk niet naar wat iemand niet kan maar wat iemand wel kan.
174
Genuanceerd
Als je genuanceerd kijkt maar mensen, zie je ze zoals ze zijn. Soms vind je iemand aardig en soms niet.
175
Je hebt als verzorgende bepaalde taken bij wonen en leven zoals:
● Zoals ondersteunen bij de behoefte aan ruimte en privacy. ● Creëren en bevorderen van een juiste sfeer. ● Bieden van veiligheid in omgeving of instructeur. ● Zorgdragen voor het huishouden of de begeleiding daarbij.
176
Wat is groepsdynamica.?
Processen in een groep beschrijf je met de term groepsdynamica. Groepsdynamica is de wetenschap die zich bezighoudt met het functioneren van groepen.
177
Wat houdt een soclogram maken in?
Om zich te krijgen op het krachtenspel in de groep. Je brengt dan de groep met een tekening in kaart en kijkt wie met wie optrekt of communiceert.
178
Een goede samenwerking tussen jou en de familie van het kind met beperking is belangrijk om:
● Het gedrag van de cliënt te kunnen begrijpen. ● Een goed contact met cliënt op te bouwen. ● Om de zorg, begeleiding en opvoeding op elkaar af te stemmen ● Om elkaar steunen
179
Waar staat LVB voor?
LVB staat voor licht verstandelijke beperking, maar hebben ook een kwetsbare gezondheid, autisme en/ of psychiatrische problemen. Soms is er ook sprake van een complexe sociale omgeving, zoals: mishandeling, verwaarlozing, verslaving of seksueel misbruik.
180
Wat houdt een lichtverstandelijke beperking in?
Bij mensen met een licht verstandelijke beperking is er sprake van een vertraagde ontwikkeling. Bij een baby en peuter valt het dus niet zo op. Als een kind op de basisschool moeite gaat hebben met leren, valt het meer op.
181
Wat houdt een matig verstandelijke beperking in?
Mensen met een matige verstandelijke beperking hebben een eenvoudig inzicht in zichzelf, anderen en de situatie.
182
Wat zijn kenmerken van een matig verstandelijke beperking?
● Een zorgvrager is in staat rekening te houden met een ander. ● Men kan zich verbaal uiten. ● De woordenschat is beperkt. ● Op een laag niveau kan iemand leren rekenen, lezen en schrijven. ● De zorgvrager heeft soms moeite met concentreren. ● Bij het aanleren van vaardigheden is oefenen heel belangrijk. ● Men kan vrij kritiekloos zijn en hebben moeite zelfstandig een oordeel te vormen. ● Aangeleerde hulpeloosheid is soms aanwezig, doordat men gewend is aan overbescherming. ● De zorgvrager is in staat eenvoudige verbanden te leggen, zoals een lepel is om te eten. ● Een zorgvrager kan structurerend ervaren, dus regelmatig terugkerende structuur leren kennen. Zoals de volgorde van aankleden. ● De mentale leeftijd ligt vaak op 7 tot 9- jarige leeftijd. Dat is het verstandelijke niveau, niet dat iemand denkt als een kind.
183
Kenmerken van een licht verstandelijke beperking?
● Communicatie is goed mogelijk, zowel verbaal als non verbaal. Wel kan iemand meer moeite hebben met abstracte begrippen. ● Woordenschat kan beperkt zijn. ● Schrijven, rekenen en lezen zijn op een lager niveau vaak wel aan te leren. ● Mensen kunnen erg op zichzelf gericht zijn (egocentrisme). ● Gedrag kan impulsief zijn. ● Door egocentrisme en impulsiviteit kan iemand minder sociaal zijn. ● Er is vaak een goed besef van anders-zijn. Dit kan leiden tot een negatief zelfbeeld en faalangst. Zeker omdat in de periode dat de handicap nog niet duidelijk was, er hogere eisen aan de zorgvrager gesteld werden. ● In moeilijke situaties, kan het dus zijn dat iemand eerder in paniek raakt. ● Ook kan het zijn dat de persoon zichzelf te hoog inschat, waardoor situaties niet goed ingeschat worden. ● Het kan daardoor zijn dat er eerder misbruik gemaakt wordt van mensen met de lichte beperking, zoals door loverboys. ● De mentale leeftijd ligt vaak op 10 tot 12- jarige leeftijd. Dat is het verstandelijke niveau, niet dat iemand denkt als een kind.
184
Verschillende ziektebeelden kunnen leiden tot een lichte tot matige verstandelijke beperking, bijvoorbeeld:
● Mensen met syndroom van Down ● Het foetaal alcoholsyndroom ● Het fragiele X syndroom
185
Kenmerken van een ernstige verstandelijke beperking?
● Eenvoudige verbale communicatie en een zekere ontwikkeling van de motoriek is wel mogelijk. ● Toch is stimuleren vaak nodig want door het onvermogen om dingen met elkaar in verband te brengen. Hierdoor kan de zorgvrager nogal eens passief zijn. ● Wat betreft de zelfredzaamheid zijn gewoontes heel belangrijk. Vooral omdat de zorgvrager een verband kan snappen door herhaling. Doordat de zorgvrager leert door herhaling, kan het zijn dat de zorgvrager niet flexibel is en vrij star als iets anders gaat dan normaal. ● Het lichaamsgebonden ervaren is belangrijk bij de zorgvrager. ● Herkenning van vaste mensen in de omgeving is wel aanwezig. ● Basisbehoeften zoals honger slaap en contact, kan iemand meestal wel duidelijk maken. ● Zorgvragers kunnen stereotiep gedrag vertonen, dat betekent dat een handeling telkens wordt herhaald. ● De mentale leeftijd die uiteindelijk kan worden bereikt is die te vergelijken met een kind de leeftijd van 4 tot 6 jaar.
186
Verstandelijke beperking wordt duidelijk voor het 18e levensjaar. voor die tijd is er sprake van:
● Een te trage ontwikkeling. Er is dus sprake van een ontwikkelingsstoornis. Er zijn verschillende vormen van ontwikkelingsachterstanden, namelijk: ❏ motorische achterstand ❏ taal of spraakachterstand ❏ sociaal emotionele achterstand ❏ cognitieve achterstand Hoe ernstiger de ontwikkelingsstoornis, hoe hoe meer gebieden aangedaan zijn. ● Een stilstand in de ontwikkeling. Een tijdelijke stilstand hoeft niet direct verontrustend te zijn. Als er bijvoorbeeld een nieuw kind in het gezin geboren wordt kan het zijn dat een kind zich even niet ontwikkeld. Maar als er geen aanwijsbare reden is, of de stilstand duurt te lang en het gaat op meerdere gebieden van de ontwikkeling, dan Is het ernstig. ● Een terugval in de ontwikkeling. Ook dit zie je vaker gebeuren bij gezonde kinderen, bijvoorbeeld als een kind weer in bed gaat plassen. Maar ook hier is het belangrijk om te zien of het een tijdelijke situatie is of dat er een stilstand opvolgt. ● Een incomplete ontwikkeling. Een verstandelijke beperking kan ook het gevolg zijn van niet volledig ontwikkeling van bijvoorbeeld de hersenen. Ook zie je bij het syndroom van Down bijvoorbeeld een incompleet ontwikkeling voor het hart en het spijsverteringsstelsel.
187
Wat is ADHD?
Een aandachtsstoornis in combinatie | met hyperactiviteit wordt ADHD genoemd.
188
Wat is ADD?
Is er sprake van een aandachtsstoornis zonder hyperactiviteit dan wordt het ADD. genoemd.
189
Wat zijn kenmerken van ADHD?
``` ● Aandachtsstoornissen ● Hyperactiviteit ● Impulsiviteit ● Motorische stoornissen ● Leerproblemen ● Een lage frustratiedrempel ```
190
Een aantal vormen van probleemgedrag zijn
● Automutilatie, dat is zichzelf verwonden. ● Agressief gedrag. ● Destructief gedrag, Wat is met opzet dingen kapot maken. ● Rumineren, dat is voedsel uit de maag ophalen. ● Dwangmatig gedrag en stereotiep gedrag.
191
Ondersteunen van de zorgvrager met probleemgedrag doe je door:
● Door te zoeken naar de oorzaak van probleemgedrag. Iemand is niet agressief omdat hij of zij agressief wil zijn maar omdat men zich moedeloos of gefrustreerd voelt. ● Door ruimte te geven om negatieve gevoelens en reacties te uiten. Op die manier worden gevoelens niet opgeknapt. En komt het niet later tot een uitbarsting. ● Door op zoek te gaan naar mogelijkheden voor zelfcontrole en zelfbescherming. Bijvoorbeeld door materiaal waar iemand mee kan gaan slaan of gooien uit de omgeving weg te laten. ● Evalueer ook regelmatig Jouw gedrag. De interactie met de zorgvrager kan een prikkel zijn tot agressief gedrag. ● Tref maatregelen om verdere verwondingen te voorkomen. Dit kan door bijvoorbeeld lichaamsdeel te beschermen zoals bijvoorbeeld helm op te zetten, of materialen te gebruiken, waardoor iemand bepaalde bewegingsvrijheid niet heeft om het gedrag te vertonen. De wet zorg en dwang is dan van toepassing.
192
Wat houdt een psychiatrische stoornis is?
Er is sprake van een psychiatrische stoornis als je psychologische functies, zoals voelen, denken of waarnemen, afwijkend functioneren.
193
Er zijn bepaalde criteria voor afwijkend gedrag:
● Het gedrag wijkt duidelijk af van de sociale norm, zoals stemmen in je hoofd horen of langdurig somber zijn. ● Het gedrag geeft ongemak, lijden of bezorgdheid bij de zorgvrager of de omgeving. ● Er is een bepaald onvermogen om ander gedrag te kiezen. ● En de kenmerken van het afwijkende gedrag zijn te herkennen en te ordenen binnen het diagnostisch model van de psychiatrie, de DSM-5 model. Dit staat voor Diagnostic, Statistical Manual of Mental Disorders. Dit is een handboek waarin alle bekende en officieel erkende psychiatrische ziekten zijn opgenomen, beschreven en geordend.
194
Er is vanuit verschillende invalshoeken gekeken naar de oorzaak van een psychiatrische stoornis. Gangbare invalshoeken zijn:
● Het niet goed functioneren van de hersenen (= de biologische invalshoek) ● Het psychologisch beleven en leven (= de psychologische invalshoek) ● Het functioneren van het sociale systeem en/ of de culturele achtergrond (= sociaal- culturele invalshoek) ``` ● Het onbegrijpelijke en ongrijpbare, boze geesten of krachten die bezit nemen van iemand (= de magische of religieuze invalshoek) ``` ● De combinatie van de biologische, de psychologische en het sociale systeem (= de biopsychosociale invalshoek)
195
Welke ontwikkelingen zijn er in gang gezet door nieuwe ontwikkelingen voor het behandelen van zorgvragers met een psychiatrische stoornis?
● Een grootschalige vermindering van het aantal psychiatrische ziekenhuizen. ● Beleid om zorgvragers niet op te nemen tenzij er geen alternatief is. ● En aanpassingen in de wetgeving rondom de rechten van de zorgvrager.
196
Om het zelfbeschikkingsrecht van de zorgvrager te verbeteren werden wetten ingevoerd. Welke zijn deze?
● De WGBO de wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst ● De BOPZ de wet opneming in psychiatrische ziekenhuizen ● De BOPZ is nu (per 1-1-2020) vervangen voor de wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en de wet zorg en dwang.
197
Eind 20e eeuw is het beleid van de vermaatschappelijking in de zorg ingezet. hiervoor waren twee uitgangspunten:
● Mensen met al hun mogelijkheden en kwetsbaarheden moeten een eigen zinvolle plek in de samenleving hebben. ● Zorg en ondersteuning moet midden in de samenleving plaatsvinden, in de eigen woonomgeving en niet binnen de muren van een instelling.
198
Welke nieuwe vorm van zorg zijn er ontstaan voor mensen met een psychiatrische stoornis?
beschermd wonen, dagbesteding, digitale zorgvormen.
199
Wat houdt bemoeizorg in?
Dit is hulp aan zorgvragers, die zelf vinden dat ze geen hulp nodig hebben, soms zelf contact ontwijken.
200
Met wie werken bemoeizorg teams van de gemeente samen?
politie, sociale dienst, Leger des Heils en woningverhuur organisaties.
201
Waarvoor staat PTZ
Psychiatrische zorg thuis
202
Psychiatrische zorg thuis bestaat vaak uit:
● contact en aandacht ● Ondersteuning bieden bij de dagstructuur ● psycho educatie Het doel van deze vorm van zorg kan het voorkomen van een klinische opname zijn.
203
In welke categorieën is de GGZ ingedeeld?
● De Curatieve zorg is gericht op genezing, herstel of stabilisering van de zorgvragers. Er is hier ook nog een onderverdeling in als het gaat om zorg die verleend wordt door de huisarts, de basis GGZ en de gespecialiseerde GGZ. ● De Langdurige zorg is gericht op langdurige en chronische zorg voor mensen met een ernstige psychiatrische aandoening. ● De Forensische GGZ, is door de rechter opgelegde hulp na het plegen van een strafbaar feit.
204
Curatieve zorg bestaat uit de:
● Zorg door de huisarts ● Generalistische basis GGZ ● gespecialiseerde GGZ
205
Wat is de taak van de huisarts in de Curatieve zorg?
Een huisarts is een aanspreekpunt en heeft dus een soort poortwachtersfunctie. Een arts bepaalt namelijk of hij of wij iemand doorverwijst.
206
Wat houdt Generalistische basis GGZ in
Hier wordt milde en complexe zorg gegeven, door middel van gesprekken en/ of medicatie. Ook E-Health valt hieronder.
207
Wat houdt gespecialiseerde GGZ in?
Deze zorg is bedoeld voor zorgvrager met zware, ingewikkelde psychische aandoeningen.
208
Waar staat icf voor?
International Classification of Functioning, Disability and Health
209
Waarvoor dient het ICF
De ICF is een classificatie waarmee het mogelijk is het functioneren van de mens en de eventuele problemen die mensen daarbij ervaren te beschrijven
210
Waarvoor staat WHO?
(the world Health | organization).
211
waarvoor is een psychogeriatrische afdeling bedoeld?
psychogeriatrische afdeling is bedoeld voor mensen met een vorm van dementie of een andere stoornis in het geheugen.
212
in welke periode vond er een snelle ontwikkeling van de medische wetenschap plaats?
1850 en 1950
213
Wanneer ontstonden de eerste thuiszorgorganisaties met de mogelijkheid om mensen thuis te verzorgen.
Na de tweede wereld oorlog
214
Ondervoeding en uitdroging hebben ernstige gevolgen voor de gezondheidstoestand van de oudere. namelijk?
● De spierkracht, de algemene conditie en het functioneren van de oudereneemt af. ● Ook de hart- en longcapaciteit, de immunologische afweer (= afweer van het lichaam tegen infectieziekten) en de wondgenezing verminderd. Dit leidt tot een hoger risico op decubitus, afname van de levenskwaliteit en verhoogde sterftekans.
215
Waarvoor dient een kraamzorgplan?
Een kraamzorgplan is een hulpmiddel om methodisch te werken en kwaliteit van zorg te waarborgen. Je noteert er je metingen en observatiegegevens en legt er evaluatie momenten in vast. Ook speelt het plan rol in de samenwerking met andere zorgverleners in de keten.