p 40 Flashcards
1
Q
asinus
A
asini m de ezel
2
Q
aurum
A
auri o het goud
3
Q
collis
A
collis m de heuvel
4
Q
hostis
A
hostis m de vijand
5
Q
libertas
A
libertatis v de vrijheid
6
Q
vestis
A
vestis v de kleding
7
Q
animal
A
animalis o het levend wezen, het dier
8
Q
dubitare
A
dubito twijfelen, aarzelen
9
Q
imponere
A
impono plaatsen op, opleggen
10
Q
ferre
A
fero dragen, brengen
11
Q
afferre
A
affero brengen
12
Q
auferre
A
aufero wegnemen, wegbrengen
13
Q
offerre
A
offero aanbieden
14
Q
referre
A
refero terugbrengen, rapporteren
15
Q
transferre
A
transfero overbrengen
16
Q
vello
A
volo willen
17
Q
malle
A
malo liever willen
18
Q
nolle
A
nolo niet willen
19
Q
mox
A
bijwoord weldra
20
Q
dolus
A
doli m de list
21
Q
calor
A
caloris m de warmte
22
Q
avis
A
avis v de vogel
23
Q
carmen
A
carminis o het lied, het gedicht
24
Q
frigus
A
frigoris o de koude
25
mare
maris o de zee
26
moenia
moenium o mv de stadsmuren
27
aeternus
aeterna, aeternum eeuwig
28
expugnare
expugno veroveren
29
aliter
bijwoord anders
30
facile
bijwoord gemakkelijk
31
multum of multo
bijwoord veel
32
ac of atque
voegwoord en
