Paragraf 2 Flashcards
(27 cards)
1
Q
doen alsof
A
fake
2
Q
herrijzen
A
resurrect
3
Q
in elkaar zakken
A
collapse
4
Q
koesteren
A
to cherish
5
Q
naar men zegt
A
reportedly
6
Q
rouwen
A
to mourn
7
Q
stofzuiger
A
vacuum cleaner
8
Q
uitgebreid
A
elaborate
9
Q
versterken
A
reinforce
10
Q
vurig
A
fervent
11
Q
waarneming
A
sighting
12
Q
warenhuis
A
department store
13
Q
belatedly
A
erg laat
14
Q
blue-collar worker
A
handarbeiders
15
Q
to crave for
A
stek verlangen naar
16
Q
flights of fancy
A
ongebreidelde fantasie
17
Q
flourishing
A
succes hebbend
18
Q
to implicate s.b. in
A
iemand betrekken in iets slechts
19
Q
massive
A
enorm
20
Q
obesity
A
zwaarlijvigheid
21
Q
obituary
A
overlijdensbericht
22
Q
post-mortem
A
na het intreden van de dood
23
Q
takes precedence over
A
belangrijker zijn dan
24
Q
pronouncement
A
officiële openbare verklaring
25
recurrence
herhaling
26
resilient
veerkrachtig
27
yearning
sterk verlangen
