PART FOUR Flashcards

(50 cards)

1
Q

Ik ga naar de huisarts. Hij geeft mij…

A

Paracetamol

I’m going to the doctor. He gives me…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ik ga naar mijn zus. Mijn zus woont…

A

In Amsterdam

I’m going to my sister. My sister lives…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ik ga straks naar Hamza. Hij is…

A

In Amsterdam

I’m going to Hamza later. He is…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ik ga vaak met de bus. Ik ga dan naar…

A

Amserdam

I often go by bus. I then go to…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ik heb deze krant gelezen. Wil jij de krant nu..?

A

Lezen

I have read this newspaper. Do you want the newspaper now..?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ik heb een computer met internet. Die gebruik ik…

A

Elke dag

I have a computer with internet. I use that…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ik heb een nieuwe tafel gekocht. Wil jij mijn oude tafel…?

A

Hebben

I bought a new table. Do you want my old table…?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ik heb geen auto. Een auto is…

A

Duur (expensive)

I do not have a car. A car is…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ik heb soep gemaakt. Wil jij mijn soep…?

A

Proberen

I made soup. Do you want my soup…?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ik heb wortels gekocht. Ik koop de wortels voor…

A

Mijn partner

I bought carrots. I buy the carrots for…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ik houd van tekenen. Ik teken…

A

elke dag

I love drawing. I’m drawing…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ik lees het nieuws op mijn telefoon.Mijn man leest het nieuws…

A

Op internet

I read the news on my phone. My husband reads the news…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ik lees vaak. Ik lees graag…

A

krant

I read often. I like to read…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ik wil zieke mensen helpen. Ik vind dat…

A

Goed

I want to help sick people. I think that…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Imani vindt school leuk. Zij houdt van…

A

Studeren

Imani likes school. She loves…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

In de stad rijden veel brommers. Ik vind dat…

A

Niet goed

There are many mopeds in the city. I think that…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

In een grote stad wonen veel mensen. Ik vind dat…

A

Druk

Many people live in a big city. I think that…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

In het eten zitten pepers. Ik vind dat…

A

Lekker

There are peppers in the food. I think that…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Inez en Luis bouwen een huis. Het huis heeft nog geen..

A

dak

Inez and Luis build a house. The house has no..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Inez gaat naar een concert. Ze gaat…

A

Met vrienden

Inez goes to a concert. She goes…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Is dat boek leuk? Ik wil het boek ook graag…

A

Lezen

Is that book fun? I also want the book…

22
Q

Isa heeft pauze. Ze belt met haar…

A

vriend

Isa is on a break. She calls her…

23
Q

Isabel speelt graag met haar pop. Soms speelt ze ook met…

A

Auto

Isabel likes to play with her doll. Sometimes she also plays with…

24
Q

Ismet heeft groenten in zijn tuin. Hij gaat de groenten…

A

Eten

Ismet has vegetables in his garden. He’s going to eat the veggies…

25
Ivan is niet blij met zijn werk. Hij vindt zijn werk te...
Moeilijk | Ivan is not happy with his job. He finds his job too...
26
Iwan wil gezond zijn. Hij drinkt geen...
Alcohol | Iwan wants to be healthy. He doesn't drink...
27
Jack koopt tomaten. Hij koopt ook...
Bananen | Jack buys tomatoes. He also buys...
28
Jack wil de muziek niet horen. Hij vindt de muziek...
Niet mooi | Jack doesn't want to hear the music. He likes the music...
29
Jacques is leraar. Hij geeft...
les | Jacques is a teacher. He gives...
30
Jada maakt pannenkoeken voor haar familie. Zij doet dat...
Elke dag | Jada makes pancakes for her family. She does that...
31
Jafar houdt niet van dansen. Hij vindt dansen...
Niet leuk | Jafar does not like to dance. He likes dancing...
32
Jakob zoekt een taxi. Hij wil..
naar huis | Jakob is looking for a taxi. He wants..
33
Jamal heeft een nieuwe scooter. Hij kan nu...
naar school | Jamal has a new scooter. He can now...
34
Jamal woont in een flatgebouw. Hij wil graag...
nieuw huis | Jamal lives in an apartment building. He would like to...
35
Jamila maakt kleding. Die kleding is voor...
kinderen | Jamila makes clothes. Those clothes are for...
36
Jan heeft zijn arm gebroken. Hij moet nu...
Naar dokter | John broke his arm. He must now...
37
Janek heeft koorts. Zijn moeder geeft hem...
pillen | Janek has a fever. His mother gives him...
38
Janine leert Nederlands. Ze praat met de lerares over...
examen | Janine learns Dutch. She talks to the teacher about...
39
Jara is zwanger. Ze krijgt...
baby | Jara is pregnant. She gets...
40
Jasmine gaat naar het ziekenhuis. In het ziekenhuis zijn...
veel mensen | Jasmine goes to the hospital. In the hospital are...
41
Jason gaat graag naar school. Hij kan goed...
Leren | Jason likes going to school. He can do well...
42
Jessie houdt van muziek. Ze speelt graag.
piano | Jessie loves music. She likes to play.
43
Jessie moet langer werken vandaag. Ze mag pas om acht uur.
stoppen | Jessie has to work longer today.She's not allowed until eight o'clock.
44
Jie is op de markt. Hij ziet...
tomaten | Jie is on the market. He sees...
45
Jim gaat naar het strand. Het is daar...
druk | Jim goes to the beach. It's there...
46
Jim heeft haast. Hij moet snel naar...
huis | Jim is in a hurry. He needs to get to...
47
Jing maakt de borden schoon. Daarna gaat ze...
Slapen (to sleep) | Jing cleans the plates. Then she goes...
48
Joel heeft een vieze keuken. Hij moet...
Schoonmaken | Joel has a dirty kitchen. He must...
49
Johanna doet suiker in haar koffie. Suiker is...
zoet | Johanna puts sugar in her coffee. Sugar is...
50
John en zijn dochter bakken samen taart. Ze vinden dat...
lekker | John and his daughter bake cake together. They think that...