personen met autisme Flashcards

(49 cards)

1
Q

Victor (de wilde van Aveyron)

A

Een jongetje dat jaren in afzondering had overleefd en onderzocht werd door de arts Jean-Marc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hospitalisatiesyndroom

A

René Spitz volgde de ontwikkeling van jonge kinderen in weeshuizen met weinig aandacht voor de affectieve noden van het jonge kind. Hij concludeerde dat weeshuizen leiden tot emotionele deprivatie en aangeleerde hulpeloosheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leo Kanner

A

Beschreef autisme aan de hand van de volgende kenmerken: autistische eenzelvigheid, weerstand tegen verandering en piekvaardigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Piekvaardigheden

A

Zijn zeer specifieke talenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hans asperger

A

Beschreef autisme aan de hand van volgende kenmerken
Gebrek aan inlevingsvermogen
Weinig vaardigheden om vriendschappen te sluiten
Eenzijdige conversatie
Enorme belangstelling in bepaalde zaken
Onhandige bewegingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Autos

A

Grieks woord voor zelf
-> in zichzelf terugtrekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Moederlijke deprivatie

A

Maatschappijkritiek op vrouwen die een carrière ambieerden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bruno Bettelheim

A

Maakte de vergelijking tussen type opvoeding dat leidde tot autisme en zijn eigen ervaringen als slachtoffer in het concentratiekamp Dachau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Koelkastmoedertheorie

A

Autisme wordt veroorzaakt door koele en afstandelijke ouders
Leidt tot ‘blame the parent-houding’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bernard Rimland

A

Schreef het boek Infantile Autism waarin hij met empirisch bewijs aantoonde dat autisme een biologische conditie is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ouderverenigingen, invloedrijke belangen- en self-advocacy-organisaties

A

Zorgen voor verhoogde bewustwording bij het publiek, verspreiden informatie en zamelen geld in voor wetenschappelijk onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bidirectioneel

A

Langs beide kanten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Neurodiversiteit

A

Autisme is onderdeel van de typische variatie die men binnen de menselijke soort kan verwachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Neurale netwerkstoornis

A

Onder- en overconnectiviteit tussen hersengebieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gedragsdiagnose

A

Diagnose enkel gebaseerd op aanwezigheid van bepaalde gedragskenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Autismedyade

A

Criterium A en B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Multidisciplinair

A

Samenwerking tussen verschillende experts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Anamnese

A

Ziektegeschiedenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Sociaal-pragmatische stoornis

A

Onvoldoende om als autisme beoordeeld te worden, maar wel onvoldoende begrip van taal, valt onder de communicatiestoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Polygene overerving

A

Verschillende genen zijn samen verantwoordelijk voor autisme

21
Q

Monogene overerving

A

Er is een duidelijk verband tussen bepaalde genetische condities en autisme

22
Q

Diagnostische inclusie

A

Bepaald gedrag bij andere syndromen vaker als ASS gelabeld worden

23
Q

Diagnostische subsitutie

A

Nu krijgen ze deze diagnose, terwijl ze vroeger een andere kregen

24
Q

Centrale coherentie

A

Vermogen om samenhang te ontdekken

25
Contextblindheid
Een tekort in het vermogen om spontaan en onbewust context te gebruiken in het verlenen van betekenis
26
Executieve functies
Mentale processen voor het plannen en organiseren van ons denken en doen
27
Theory of mind TOM
Verplaatsen in de geestesgesteldheid van anderen
28
Mindblindness
Het niet kunnen lezen van de gedachten van anderen
29
Empathizing theory
Theorie van Baron-Cohen die stelt dat het tonen van empathie twee belangrijke componenten bevat, namelijk: geestesgesteldheden toe te wijzen aan een persoon en het reageren hierop.
30
Doen alsof
Is de voorloper van het besef dat anderen (anders) denken.
31
Voorwerpenwereld
De echte wereld
32
In ons hoofd
De wereld van gedachten en gevoelens
33
Imitatiemoeilijkheden
Moeilijkheden met het imiteren van zowel gezichts- als lichaamsbewegingen
34
Joint attention of actieve aandacht
Een triade van gedeelde aandacht tussen twee personen en een gebeurtenis of voorwerp Actieve of initiërende joint attention: kind begint Passieve of responding joint attention: meekijken
35
Predictive coding
Voorgaande problemen kunnen verklaard worden door voorspellingsfouten van ons brein
36
Prospectieve studies
Nauwgezet opvolgen van preterm geboren kinderen of de jongere siblings van mensen met autisme
37
Retrospectieve studies
Analyse van
38
Vroege markers
Vroege signalen die kunnen wijzen op autisme
39
Schoolleeftijd
5-18 jaar
40
Aanmeldingsstops
Sluiten van wachtlijsten
41
Verwijzers
Communicatiemiddelen die verwijzen naar een bepaald tijdstip of situatie
42
Rationele denkers
Baseren zich op feiten
43
Letterlijke denkers
Hebben het moeilijk met figuurlijk taalgebruik
44
Concrete denkers
Contextblindheid, enkel percipiëren van aanwezige werkelijkheid
45
Visuele denkers
Denken in beelden, niet in taal
46
Associatieve denkers
Maken onverwacht gedachtesprongen
47
Denken in het hier en nu
Leidt tot generalisatieproblemen
48
Detaildenkers
Raken makkelijk overspoeld door prikkels
49
Transfer
Generaliseren