phrases-clés chapitre 2 Flashcards
(42 cards)
heb je broers of zussen?
tu as frères ou des sœurs?
hoe heet zij?
comment elle s’appelle?
ja, ik heb een kleine zus.
oui, j’ai une petite sœur.
zij heet lola.
elle s’appelle lola.
ja, zij is cool.
oui, elle est cool.
wat vinden jullie leuk om te doen?
qu’est-ce que vous aimez faire?
nee, zij is vervelend.
non, elle est casse-pied.
is zij aardig?
elle est sympa?
wij vinden het leuk om te sporten.
on aime faire du sport.
mijn vis heet nemo en hij is heel oud.
mon poisson s’appelle nemo et il est très vieux.
heb jij een dier?
tu as un animal?
ja. ik heb een hond en een vis.
oui, j’ai un chien et un poisson.
waar woon jij?
tu habites où?
woon je in een huis?
tu habite dans une maison?
ik woon in parijs.
j’habite à paris.
nee, ik woon in een flat.
non, j’habite dans une appartement.
hoe vind jij jou slaapkamer?
comment tu trouves ta chambre?
ik vind mijn slaapkamer leuk, hij is groot.
j’aime bien ma chambre, elle est grande.
er staat een bed in en een bureau.
il y a un lit et un bureau.
ben jij vaak in je slaapkamer?
tu es souvent dans ta chambre?
ja, om te kletsen met mijn vrienden.
oui, pour discuter avec mes copains.
tu as frères ou des sœurs?
heb je broers of zussen?
comment elle s’appelle?
hoe heet zij?
oui, j’ai une petite sœur.
ja, ik heb een kleine zus.
