Pluriforme Samenleving (1,2,5) Flashcards

(59 cards)

1
Q

Vrijheidsdrang

A
De behoefte om vrij te zijn
Friedrich Schiller (1788: lofzang)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ordening

A

Groeperen volgens bepaalde kenmerken

- Edmond/Jules Goncourt (1861: negatief)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Pluriforme samenleving

A

Land waarin mensen van verschillende sociale klasse, godsdiensten en levensstijlen samenleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Communicatiemiddelen

A

Grote rol in eenwording

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Morele geografie

A

Het dicht op elkaar leven van mensen op een klein grondgebied heeft invloed op de manier waarop mensen met elkaar omgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Pragmatische tolerantie

A

Profijt weegt zwaarder dan principes van het geloof (dingen tolereren om problemen te voorkomen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Tolerantie

A

Mate waarin dingen worden verdragen

Schuilkerken van katholieken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gedogen

A

Iets wat bij wet is verboden maar in de praktijk is toegelaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vrijheid van geweten

A

De vrijheid om bepaalde denkbeelden te hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Principiële tolerantie

A

Tolerantie volgens overtuiging of principe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Dissident

A

Iemand met een andere mening dan anderen in een groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Poldermodel

A

Besturen en besluiten nemen dmv overleg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Pacificatiedemocratie

A

Staatsvorm waarbij de leiders ondanks hun meningsverschillen de bereidheid vertonen om samen te werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Conformisme

A

Het verlangen om zich aan te passen aan de opvattingen en gedragingen van de meerderheid in de samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Sociale conflict

A

Interculturele conflicten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Politiek conflict

A

Conflicten tussen politici en burgers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Globalisering

A

Proces waarbij landen op economisch, cultureel, sociaal en politiek gebied met elkaar verbonden worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Polarisatie

A

Het veroorzaken van een conflict of het versterken van tegenstellingen tussen partijen of bevolkingsgroepen (ze worden groter, trekt naar 2 polen toe)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Sociale cohesie

A

Het vertrouwen van burgers in elkaar en in de overheid

Hoe verbonden je je voelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Cultuur

A

Alle waarden, normen en andere aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en als vanzelfsprekend beschouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Gemeenschappelijk referentiekader

A

Als mensen dezelfde normen, waarden en gewoonten hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Gedragsregulatie

A

Zorgen dat het gedrag van mensen geordend en voorspelbaar verloopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Dominante cultuur

A

Het geheel van waarden, normen en kenmerken dat door de meeste mensen binnen een samenleving wordt geaccepteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Subcultuur

A

Een specifieke groep die eigem waarden, normen en andere kenmerken ontwikkelt die afwijken van de dominante cultuur

25
Tegenculturen
Groepen die zich verzetten tegen (delen van) de dominante cultuur of daar zelfs een bedreiging voor vormen
26
Socialisatie
Het proces waarbij iemand bewust en onbewust de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn groep krijgt aangeleerd
27
Imitatie
Nadoen van het gedrag van mensen waar je een sterke binding mee hebt
28
Socialiserende instituties
Instellingen, organisaties en overige collectieve gedragspatronen waarmee de cultuuroverdracht in een samenleving plaatsvindt
29
Formele sociale controle
De manier waarop mensen anderem stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen te houden gebaseerd op geschreven regels
30
Informele sociale controle
De manier waarop mensen anderen stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen te houden gebaseerd op beleefdheidsvormen en andere ongeschreven regels
31
Sancties
Straffen of beloningen om te zorgen dat men zich gedraagt naar de geldende normen
32
Groepsidentificatie
Het proces dat door socialisatie mensen zich verwant voelen met de dominante cultuur en met de cultuur van kleinere groepen
33
Dimensies van cultuur
Belangrijkste dingen waarin culturen van elkaar verschillen
34
Machtsafstans (hofstede)
Omgang met gezag in een cultuur
35
Individualisme (hofstede)
Je persoonlijke onafhankelijkheid het belangrijkst vinden
36
Collectivisme (hofstede)
Het stellen van het belang van de gemeenschap boven dat van het individu
37
Masculiniteit (hofstede)
Een samenleving waarin de sociale sekse-rollen duidelijk geschreven zijn
38
Feminiteit (hofstede)
Een samenleving waarin vrouwelijke en mannelijke taken min of meer in elkaar overlopen
39
Onzekerheidsvermijding (hofstede)
Mate van angst voor de toekomst
40
Oriëntatie op de lange termijn (hofstede)
De maatschappij is vooral gericht op de toekomst
41
Oriëntatie op de korte termijn (hofstede)
Maatschappij is meer gericht op het heden
42
Etnocentrisme
Een manier van kijken waarbij de eigen groep wordt gezien als het middelpunt van alles en alle anderen worden daaraan afgemeten
43
Vooroordeel
Vooropgezette meningen over andere dorpen of culturen
44
Xenofobie
Haatdragendheid tegen alles wat als vreemd wordt ervaren
45
Nieuwkomers
Iemand die pas net hier naartoe is geïmmigreerd
46
Ingezetenen
Mensen die hier al generaties lang leven
47
Verandering van generaties
De leefereld van ouders en hun kinderen verschilt nogal
48
Gemengde huwelijken
Mensen die trouwen met mensen buiten de eigen gemeenschap
49
Remittances
Het geld dat wordt overgemaakt naar het land van herkomst
50
Vervreemding en verlies
Mensen voelen zich niet echt thuis in hun omgeving en verliezen de vertrouwde wereld
51
Tegenstrijdige ambities
Immigranten willen dat hun kinderen succesvol zijn in deze samenleving en tegelijkertijd willen ze dat hun kinderen dicht in de buurt blijven van hun eigen opvattingen over het leven
52
Symbolische lading
Kwesties die gaan over de omgang met culturele verschillen
53
Islam
De godsdienst van de moslims met Allah als god
54
Vooruitgang en stagnatie
Ontwikkeling die leidt tot verbetering en stilstand
55
Etnisch ondernemerschap
Immigranten die zelfstandig ondernemer zijn
56
Economische en culturele meerwaarde
Dingen die de samenleving economisch en cultureel gezien verrijken
57
Middenklasse
Advocaten, politieagenten, artsen, leraren en ondernemers
58
Sociale mobiliteit
De mogelijkheid om te stijgen op de sociale ladder
59
Pluriformiteit
De hoeveelheid aan diversiteit