Poëzie definitie - begrip Flashcards

1
Q

een tegenstelling van begrippen, vaak om een versterkend effect te krijgen

A

antithese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

een aanspraak; een woord wordt tot een vaak niet aanwezig/levend persoon of object gericht

A

apostrof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

een emotionele uitroep

A

exclamatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

een ogenschijnlijke tegenstelling. vaak een hele zin/uitspraak

A

paradox

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

een verbinding van tegenstrijdige begrippen

A

oxymoron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een herhaling van een begrip in andere woorden

A

tautologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

een bepaling benoemt een eigenschap die onlosmakelijk verbonden is met het hoofdwoord

A

pleonasme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

een verzachtende uitspraak, vaak gebruikt bij dingen waar een taboe op rust

A

eufemisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

een opzettelijke verzwakking om juist een versterkend effect te creëeren, vaak met onderliggende spot

A

understatement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

een opzettelijke overdrijving om iets te benadrukken

A

hyperbool

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een versterkende uitspraak door een ontkenning van het tegenovergestelde te maken

A

litotes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

een (nadrukkelijke) mededeling in de vorm van een vraag waarop het antwoord duidelijk is

A

retorische vraag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

een opeenvolging van steeds sterkere uitdrukkingen om spanning op te bouwen

A

climax

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

een opsomming om iets te benadrukken

A

enumeratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

identieke opbouw in (opeenvolgende) zinnen

A

parallelisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

kruisstelling; twee woorden worden in omgekeerde volgorde herhaald. kunnen precies dezelfde of (min of meer) synoniemen zijn

A

chiasme

17
Q

een mededeling om het ergens niet over te hebben, en het daarmee toch te benoemen

A

praeteritio

18
Q

milde spot, zonder bijtende/kritische bedoeling

A

ironie

19
Q

bijtende spot, kritische bedoeling

A

sarcasme

20
Q

bittere spot, de spreker heeft een afwijzende/negatieve houding

A

cynisme

21
Q

object en beeld staan allebei in de zin met of zonder ‘als’

A

vergelijking

22
Q

iets levenloos of abstracts wordt met menselijke eigenschappen omschreven

A

personificatie

23
Q

een vergelijking met alleen het beeld

A

metafoor

24
Q

twee of meer indrukken van zintuigen worden met elkaar gecombineerd

A

synesthesie

25
Q

wat bedoeld wordt is niet rechtstreeks benoemd, maar wel iets dat ermee te maken heeft
- deel ipv geheel
- geheel ipv deel

A

metonymia
- pars pro toto
- totem pro parte

26
Q

overeenkomst van beginmedeklinkers

A

alliteratie

27
Q

klinkerrijm

A

assonantie

28
Q

aabbcc

A

gepaard rijm

29
Q

abab

A

gekruist rijm

30
Q

abba

A

omarmend rijm

31
Q

de regel wordt afgebroken op een plaats waar juist geen pauze valt

A

enjambement

32
Q

een gedicht met 14 versregels volgens een vaste vorm
2x kwatrijn
2x terzet

A

sonnet