Powerpoint van Nicky Flashcards

1
Q

Basisvoorwaarden schoolrijp zijn

A

Gemiddeld intelligent
Goede motorische vaardigheden
Bepaalde ruimtelijke orientatie visuele en auditieve waarneming
Voldoende taalontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

sociale ontwikkelingsaspecten schoolrijp zijn

A

Zelfvertrouwen
Zelfstandig kunnen spelen
Zich aan regels kunnen houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat hoort bij een beginsituatie?

A

Weten wat een leerling al kan/beheerst
Weten wat jij zelf kunt/beheerst
Individuele verschillen tussen kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is gestructureerd/methodisch werken?

A

Elke les wordt bedacht, voorbereid, uitgevoerd en geevalueerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zone van naaste ontwikkeling is van ?

A

Vygotsky

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

DA-model bevat ?

A

Inleiding
Instructiefase
Verwerkingsfase
Evaluatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat betekent DA-model?

A

Didactische Analyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke twee manieren van differentieren kennen we?

A

Convergente differentiatie (minimum doel voor de klas - per leerling instructie)
Divergente differentatie (iedereen op eigen niveau)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem instructievormen

A

Uitleg
Voordoen
Leestekst
Geprogrammeerde instructie
Leren van beelden
Zoekactiviteit
Evaluatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is EDI?

A

Expliciete Directe Instructie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke onderdelen zitten er in de start van de EDI?

A
  1. Lesdoel
  2. Activeren voorkennis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zit er in de kern van de EDI?

A

Onderwijzen van het concept
Onderwijzen van de vaardigheid
Onderwijzen van het belang van het lesdoel
Begeleide inoefening
Lesafsluiting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zit er in de zelfstandige verwerking van EDI?

A

Verlengde instructie
Zelfstandige verwerking in de klas
Taakwerk
Periodieke terugblik
Toets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke drie dingen zitten er in de buitenste schil van de EDI?

A

Uitleggen
Voordoen
Hardop denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke didactische werkvormen zijn er?

A

Cooperatieve werkvormen
Competitieve werkvormen
Individualistische werkvormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke dingen brengt de coöperatieve werkvorm?

A

Leerlingen zijn verantwoordelijk voor eigen leren en voor groepsgenoten
Leerlingen kunnen alleen succes behalen als ze samenwerken
Kwaliteit van samenwerking is hoog
Positieve wederzijdse afhankelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke didactische werkvormen kun je noemen?

A

Spelvorm
Demonstreren
Vragen stellen
Stappenplan maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de voordelen van digitale leermiddelen?

A

Sluiten beter aan op leerstijlen en -niveaus van leerlingen
Leerlingen kunnen makkelijk op zoek naar informatie
Voor docenten makkelijker om beeldmateriaal te laten zien
Leent zich goed voor toetsen van kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Sinds wanneer is werken met LVS verplicht?

A

2014

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

In welke drie fases verdeel je de taalontwikkeling?

A

Voortalige fase (0-1jaar)
Vroegtalige fase (1-2,5 jaar)
Differentiatiefase (2,5-5 jaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe gaat de taalontwikkeling in de voortalige fase?

A

Basis voor taalontwikkeling
Huilen-kijken-luisteren
Vocaliseren
Passieve woordenschat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe gaat de taalontwikkeling in de vroegtalige fase?

A

Betekenisvol taalgebruik
Eerste woordjes
Actieve woordenschat
Overgeneralisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe gaat de taalontwikkeling in de differentiatiefase?

A

Woorden kunnen van vorm veranderen
Besef van tijd
Rond 3 jr 1000 woorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de taalgevoelige periode?

A

Daar zitten kinderen in tussen 0 en 6 jaar.
Ze kunnen dan moeiteloos taal leren
Leren ook gemakkelijk een nieuwe taal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welke aspecten zijn er bij interactief taalonderwijs?

A

Kinderen leren door ervaringen, nieuwe dingen verkennen
Interactief taalonderwijs: kinderen leren taal in interactie met elkaar
Sociaal leren: leren van en met anderen
Taalaanbod - feedback - taalproductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat zijn gespreksvaardigheden?

A

Interactievaardigheden om kinderen meer aan het woord te laten in een gesprek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hoe kun je kinderen meer aan het woord laten in een gesprek?

A

Handelingen verwoorden
Parafraseren
Beurt beschermen
Meer open vragen stellen
Ruimte scheppen
Prikkelende bewerkingen doen
De kijk van het kind accepteren
Beurt doorspelen
Ingaan op de inhoud
Betekenisonderhandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat betekent viertakt?

A

Het aanleren van woorden in een systematische aanpak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Welke vier stappen zijn er bij de viertakt?

A

1 voorbewerken
2 semantiseren
3 consolideren
4 controleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is geletterdheid?

A

Vermogen om lezend en schrijvend te communiceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Welke drie stadia van geletterdheid zijn er?

A

Ontluikende geletterdheid (voorschool)
Beginnende geletterdheid (groep 1-3)
Gevorderde geletterdheid (vanaf groep 4)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Welke fase volgt na de gevorderde geletterdheid?

A

Aanvankelijk lezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welke fases zijn er bij het lezen?

A

Aanvankelijk lezen
Voortgezet technisch lezen
Begrijpend lezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat valt onder aanvankelijk lezen?

A

hakken en plakken
zoemend/zingend lezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat valt onder voortgezet technisch lezen?

A

leesvaardigheid
AVI-niveaus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Welke fases zijn er bij het schrijven?

A
  1. Tekenen
  2. Krabbelen
  3. Ketens letterachtige vormen of letters
  4. Gebruiken van een of enkele letters voor het hele woord
  5. Invented spelling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Hoe gaan kinderen van ontluikende naar functionele gecijferdheid?

A
  1. voorbereidend rekenen (groep 1-2)
  2. aanvankelijk rekenen (groep 3-4)
  3. voortgezet rekenen (vanaf groep 4)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat is deficit denken?

A

Denken in stoornissen, mankementen en tekorten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wanneer komt er een handelingsplan?

A

Als leerling met interne begeleiding nog onvoldoende toekomt aan leren op eigen niveau. Dan komt er hulp buiten de klas/school. Doel: leerprobleem binnen 3 mnd verminderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat is een begeleidingsplan?

A

Een plan dat in grote lijnen de ontwikkelingsmogelijkheden van de leerling beschrijft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat is een leerprobleem?

A

Een vertraging in het leerproces, vaak tijdelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat is een leerstoornis?

A

Een aandoening

43
Q

Wat zijn kenmerken van een leerstoornis?

A
  • Lees-, spelling- of rekenniveau ligt aanzienlijk beneden het niveau dat we mogen verwachten
  • Goede systematische hulp heeft niet het gewenste effect gehad
  • Is blijvend en zorgt steeds weer voor belemmeringen in het leren
  • Voorbeelden: dyslexie- dyscalculie - dyspraxie (probleem in automatisering)
44
Q

Wat is een leerachterstand?

A

Tijdelijk achterop raken van leerling die normaal presteerde

45
Q

Wat is dyslexie?

A
  • Leerstoornis
  • Hardnekkige problemen bij leren lezen en spellen
  • Neurologische basis
46
Q

Wat is de aanpak bij dyslexie?

A
  • Pre-teaching
  • Stimuleer sterke kanten
  • Zet hulpmiddelen in
47
Q

Welke methoden kennen we bij dyslexie?

A
  • Kernvisie
  • Bouw!
48
Q

Welke middelen kennen we bij dyslexie?

A
  • Dyslexiekaart met afspraken
  • Meer tijd
  • Voorleessoftware
  • Vergrote kopieën
49
Q

Wat is een dyslexie protocol?

A

Een leidraad voor school bij maken en uitvoeren van een dyslexiebeleid en de signalering en aanpak van dyslexie bij individuele leerlingen.q

50
Q

Wat is dyscalculie?

A

Een automatiseringsstoornis

51
Q

Welke typen dyscalculie zijn er?

A

Geheugendyscalculie
Procedurele dyscalculie
Visueel-ruimtelijke dyscalculie
Getalkennisdyscalculie

52
Q

Welke methoden kennen we bij dyscalculie?

A

Rekenkikker
Davis-methode
Kernvisiemethode

53
Q

Welke middelen kennen we bij dyscalculie?

A

Tafelkaart
Rekenmachine
Hulpboekje
Extra tijd

54
Q

Waar staat DCD voor?

A

Developmental coordination disorder

55
Q

Wat is developmental coordination disorder?

A

Stoornis in de motoriek

56
Q

Waar staat NLD voor?

A

Non-verbal-learning disorder

57
Q

Wat is non-verbal-learning disorder?

A

Moeite met verwerken van non-verbale informatie

58
Q

Wat is er als je moeite hebt met executief functioneren?

A

Dan heb je moeite met impulsbeheersing/focus op wat belangrijk is

59
Q

Wat is hoogbegaafdheid?

A

Dan heb je een hoge intelligentie/veel creativiteit en motivatie

60
Q

Welke problemen kennen we in de spraak?

A
  • (verstoorde) spraaktaalontwikkeling
  • Productieproblemen: moeite met spraak
  • Receptieve problemen: moeite met begrip
61
Q

Wat zijn productieproblemen?

A

Moeite met spraak

62
Q

Wat zijn receptieve problemen?

A

Moeite met begrip

63
Q

Wat zijn kenmerken van een taalontwikkelingsstoornis?

A

Weinig woorden
Moeite om op woord te komen
Slecht verstaanbaar
Veel fouten bij maken van zinnen
Korte zinnen
Lijkt niet te luisteren

64
Q

Welke spraakproblemen kennen we nog meer?

A

Slissen
Stotteren
Broddelen

65
Q

Wat is belangrijk bij het verwerven van een nieuwe taal?

A

Interactie
Aanbod
Feedback

66
Q

Wat is NT2?

A

Dat je nederlands leert als tweede taal. dus op latere leeftijd

67
Q

De taalverwerving bij tweetalig opvoeden verloopt op … manier.

A

dezelfde

68
Q

Wat zijn tips bij meertaligheid en NT2?

A

Spreektempo
Zinsbouw
Accentueer
Ondersteun

69
Q

Wat is het doel van VVE?

A

Voorkomen, vroegtijdig opsporen en aanpakken van taal- en ontwikkelingsachterstanden

70
Q

Wanneer startte het VVE-beleid?

A

2000

71
Q

Wat is opbrengstgericht werken?

A

Op een duurzame manier de beste resultaten uit leerlingen halen

72
Q

Wat hoort er bij opbrengstgericht werken?

A

Een groepsplan met duidelijke doelen op groepsniveau

73
Q

Wat doe je eerst? Signaleren of observeren?

A

Signaleren

74
Q

Wat is het verschil tussen gedragsprobleem en gedragsstoornis?

A

Probleem: ligt in omgeving
Stoornis: ligt in aanleg

75
Q

Wat zijn kenmerken van ADHD?

A

Gebrek aan concentratie, impulsief en overbeweeglijk

76
Q

Wat zijn sterke kanten van ADHD?

A

gedreven en enthousiast, goede entertainers, maken snel contact, veel energie, hoog tempo

77
Q

Wat zijn zwakke kanten van ADHD?

A

aandachtstekort, hyperactief, impulsief

78
Q

Wat is ADD?

A

Gebrek aan concentratie zonder hyperactiviteit

79
Q

Wat zijn sterke kanten van ADD?

A

rijke fantasie, gevoelig en sociaal, creatief, humor, out-of-the-box

80
Q

Wat zijn zwakke kanten van ADD?

A

aandachtstekort
onvoldoende kennisopbouw

81
Q

Welke angststoornissen ken je?

A

Faalangst
PTSS
MCDD

82
Q

Welke hechtingsstoornis ken je?

A

Onveilig-vermijdend
Veilig gehecht
Onveilig-afwerend
Onveilig-gedesorganiseerd

83
Q

Wat zijn kenmerken van faalangst?

A

Bang om te presteren
Belemmerende gedachten

84
Q

Wat is MCDD?

A

Muliple complex developmental disorder

85
Q

Wat zijn kenmerken van MCDD?

A

Variant van autisme
Problemen bij het reguleren van emoties en gedachten

86
Q

Wat is onveilig-vermijdend gehecht?

A

Onderzoekende houding
snel verveeld
reageren niet op aan- en afwezigheid ouders

87
Q

Wat is veilig gehecht?

A

Balans onderzoekend - hechtingsdrang. Reageren bij afwezigheid ouders. Vertouwen in hechtingsfiguur. Lange relaties.

88
Q

Wat is onveilig-afwerend gehecht?

A

Zeer afhankelijk van aanwezigheid ouder - negatief gedrag naar ouder - onzeker over beschikbaarheid hechtingsfiguur

89
Q

Wat is onveilig-gedesorganiseerd gehecht?

A

Onvoorspelbaar gedrag, inconsequent. Vaak iets traumatische meegemaakt.

90
Q

Wat is type A en bij hoeveel % komt het voor?

A

Onveilig-vermijdend (15%)

91
Q

Wat is type B en bij hoeveel % komt het voor?

A

Veilig (60%)

92
Q

Wat is type C en bij hoeveel % komt het voor?

A

Onveilig-afwerend (?%)

93
Q

Wat is type D en bij hoeveel % komt het voor?

A

Onveilig-gedesorganiseerd (?%)

94
Q

Wat zijn kenmerken van autisme?

A

Beperkt in sociale communicatie en interactie
Repetitief gedrag en specifieke interesses
Neurobiologische oorzaak

95
Q

Wat zijn sterke kanten van autisme?

A

vaak grappig
onthouden vaak makkelijk
sterk geheugen voor details

96
Q

Wat zijn zwakke kanten van autisme?

A

Sociaal ingewikkeld
Non-verbale signalen moeilijk
Moeite om hoofd-en bijzaken te onderscheiden

97
Q

Wat is de vijfsporenaanpak bij pesten?

A

vijf groepen betrokken:
pester
gepeste
zwijgende middengroep
ouders
leerkracht

98
Q

Wat is ODD?

A

Oppositioneel gedrag - ernstig negatief gedrag

99
Q

Wat is CD?

A

Conduct disorder - extreem onacceptabel gedrag

100
Q

Wat zijn kenmerken van ODD?

A

veel ruzie en houden zich niet aan regels
moeilijk aan te pakken

101
Q

Wat zijn de stappen in de meldcode?

A
  1. In kaart brengen signalen
  2. Advies vragen aan deskundige collega of veilig thuis
  3. Gesprek met ouders en/of het kind
  4. Wegen van het geweld
  5. Melden noodzakelijk? Meldt bij veilig thuis
102
Q

Als hulp mogelijk is, moet je dan melden bij veilig thuis?

A

Zou kunnen dat je dan hulp biedt en niet meldt. Soms beter.

103
Q

Wat zijn de interactievaardigheden?

A

Respect voor autonomie
Sensitieve responsiviteit
Begeleiden van interacties
Structureren en grenzen stellen
Praten en uitleggen
Ontwikkelingsstimulering