Preposities met werkwoorden Flashcards
(117 cards)
1
Q
Lust auf
A
zin in
2
Q
Kontakt mit
A
contact met
3
Q
Chance auf
A
kans op
4
Q
bereuen, leid tun
A
spijt van
5
Q
bereuen, leid tun
A
spijt van hebben
6
Q
Glauben an
A
behofte aan
7
Q
etw. hassen
A
hekel aan iets hebben
8
Q
am ende
A
aan het einde
9
Q
in der Zeitung
A
in de krant
10
Q
am Wochenende
A
in het weekend
11
Q
zu Besuch
A
op bezoek
12
Q
auf der Website
A
op de website
13
Q
auf diese Art und Weise
A
op de manier
14
Q
von etw. erzählen
A
vertellen over
15
Q
jmdm. erzählen
A
vertellen aan/tegen
16
Q
über etw. reden
A
praten over
17
Q
mit jmdm. reden
A
praten met
18
Q
träumen von
A
dromen van
19
Q
träumen über
A
dromen over
20
Q
sich aus etw. ergeben
A
blijken uit
21
Q
aus etwas bestehen
A
bestaan uit
22
Q
abhängig von
A
afhankelijk van
23
Q
an etw. teilnehmen
A
deelnemen aan
24
Q
im Urlaub
A
op vacantie
25
an dem Ort
op de plaats
26
an der Küste
aan de kust
27
etw. genießen
genieten van
28
in der Landschaft
op het platteland
29
auf der Suche nach
op zoek naar
30
aus ... kommen
komen uit
31
etw. zu jemdm. sagen
zeggen tegen/over
32
sich vor etw. erschrecken
schrikken van
33
sich auf etw. verlassen/auf etw. zählen
rekenen op
34
Auf diese Art und weise
op de manier
35
in dem Falle
op dat geval
36
mit etw. beschäftigt sein
bezig met
37
sauer auf
boos om/over
38
gilt für
gelden voor
39
Einfluss auf
invloed op
40
Aufmerksamkeit auf
aandacht voor
41
pünktlich
op tijd
42
Chance auf
kans op
43
sich für etw. schämen
schamen voor
44
Grund für
reden voor
45
über etw. diskutieren
discussieren over
46
stolz auf
trots op
47
bei etw. helfen
helpen bij
48
relevant
van belang
49
wichtig für
belangrijk voor
50
allgmein
in/over het algemeen
51
verantwortlich für
verantwoordelijk voor
52
interressiert an
geinteresseerd in
53
nach etw. fragen
om vragen
54
Erfahrung in etw.
ervaring met
55
Erklärung über
uitleg over
56
Art der/des
manier van
57
Verbindung mit
binding met
58
in der Schule
op school
59
Mangel an
gebrek aan
60
Regeln über
regels voor
61
sich in jemdn. verlieben
verlieven op
62
sich niederlassen
zich vestigen in
63
in einem Betrieb
voor/bij een bedrijf
64
schwanger von
zwanger van
65
ähneln
lijken op
66
nach .. bringen
brengen naar
67
beschützen vor
beschermen tegen
68
hart zu jemdm. sein
streng voor .. zijn
69
Schwierigkeiten mit
moeite met
70
etws. für etw. verfügbar machen
vrijmaken voor
71
in dem Gebiet
op het gebied
72
Benutzung von Geräten
gebruik van apparatuur
73
an etw. binden
binden aan
74
umziehen nach
verhuizen naar
75
anstelle von
in plaats van
76
von innen
van binnen
77
miteinander
met elkaar
78
Heimweh nach
heimwee naar
79
landen, ankommen, erreichen
terechtkomen in
80
im Bereich des/von
het kader van
81
aussteigen aus
afstappen op
82
wechseln zu
overschakelen op
83
an etw. gewöhnen
wennen aan
84
etw, wählen
kiezen voor
85
in Notfällen
in noodgevallen
86
urteilen über
oordelen over
87
im Interesse von/ im Sinne
in het belang
88
etws. jmdm. widmen
besteden aan
89
im Auge
in de gaten
90
Konflikt über
conflict over
91
dem Bier
aan het bier
92
lachen über
lachen om
93
wahrheitsgemäß
naar waarheid
94
eine Rolle spielen in
rol spelen bij
95
von etw. ausgehen
uitgaan van
96
von der ganzen Welt
uit de heel wereld
97
in einer Familie
in eeen gezin
98
in einem Kulturkreis
in een cultuur
99
in einer Fabrik
in een maatschappij
100
üben mit...
oefenen met
101
zu etw. führen
leiden tot
102
sich an jmdn. wenden
zich wenden tot
103
jemanden anlügen
liegen tegen iemand
104
über etw. lügen
liegen over iets
105
allergisch gegen
allergisch voor
106
bei .. kaufen
kopen bij/in
107
bekommen
krijgen van
108
auf dem Dachboden
op zolder
109
im Keller
in kelder
110
überraschen mit
verrassen voor
111
aus Scham
uit schaamte
112
sich für etw. schämen
zich schamen voor
113
in der Administration
bij de administratie
114
in Verzweiflung
uit wanhoop
115
für die Liebe
voor de liefde
116
sich in jemnd. verlieben
verliefd geworden op
117
Spezalist:in in
specialist op