Probleem 2: who would you hire? Flashcards
Compenserende model
Cognitieve intelligentie modereert de associatie tussen emotionele intelligentie (EI) en baanprestatie, dus de associatie wordt positiever als de cognitieve intelligentie daalt
4 sub-definities van EI volgens Mayer en Salovey (1997)
- Het vermogen om emoties waar te nemen en te identificeren en te herkennen
- Emoties gebruiken om prestatie en gedachten te vergemakkelijken
- Emoties en emotionele kennis begrijpen
- Emoties reguleren in de zelf en in anderen
Waarom wordt intelligentie gebruikt in EI?
- De definitie van EI is consistent met bestaande definities van intelligentie
- Het construct van EI voldoet aan verschillende criteria van intelligentie
Definitie intelligentie
Het vermogen om concepten te begrijpen en correct te redeneren en om problemen op te lossen
Definitie EI
Ei kan worden gezien als het vermogen om emotionele concepten te begrijpen en emotionele problemen op te lossen
3 criteria waaraan EI voldoet
- Conceptuele criteria: een construct moet vermogens (wat iemand kan) weerspiegelen i.p.v. persoonlijkheidskenmerken (wat iemand doet)
- Correlationele criteria: een construct moet correleren met en anders zijn dan andere intelligenties
- Ontwikkelingscriteria: een construct moet potentie hebben om te verbeteren over tijd. Ervaring en leren is van belang bij de ontwikkeling van EI.
Algemene intelligentie (g)
De algemene effectiviteit van een intellectueel proces
Relatie tussen EI en CI met algemene intelligentie
- EI weerspiegelt de specialisatie van algemene intelligentie op het gebied van emoties op manieren die ervaring en leren over emoties weerspiegelen
- Cognitieve intelligentie weerspiegelt de specialisatie van algemene intelligentie op het gebied van cognitieve processen zoals geheugen
Aan welke dimensies van baanprestatie is CI positief gerelateerd?
- Taakprestatie: de kerntaken die formeel worden erkend als deel van de baan. CI verbeterd dit door kennis van feiten, procedures en regels die relevant zijn voor de technische kern van de baan
- Organisational Citizenship Behavior: handelingen die bijdragen aan het bereiken van organisatiedoelen, maar die niet per se formeel erkend worden als deel van de baan –> contextuele prestatie
Hoe kan een hoge EI bijdragen aan baanprestatie?
- Expertise in het identificeren en begrijpen van emoties van anderen, goed ingespeeld op emoties
- De manier waarop emotieregulatie de kwaliteit van sociale relaties beïnvloedt
- De effecten van emoties van hoe mensen denken en doen
Resultaten studie Cote & Miners (2006)
- EI en CI waren allebei positief gecorreleerd met alle 3 dimensies van baanprestatie. Agreeableness en extraversie waren positief gecorreleerd met taakprestatie en OCB, en openheid voor ervaring was positief gecorreleerd met OCB
- De interactie tussen EI en CI voorspelde taakprestatie. De relatie tussen EI en taakprestatie versterkt als CI lager is.
- De interactie tussen EI en CI voorspelde OCBO, alleen niet OCBI dus hypothese 2 wordt deels aangenomen
- Taakprestatie werd NIET voorspeld door EI en CI in banen met verschillende emotionele eisen
Limitaties onderzoek Cote en Miners (2006)
- De metingen werden gedaan door beoordelingen van leidinggevenden, maar die hebben een lage interrater-betrouwbaarheid
- De metingen van prestatie kan ook komen door andere factoren
Algemeen mentaal vermogen (GMA)
Heeft een sterke genetische basis en de erfelijkheid stijgt met de leeftijd, de correlatie tussen genen en GMA in ouderen is 0.80. GMA voorspelt het beroepsniveau en de baanprestatie sterker dan andere kenmerken
GMA en het beroepsniveau bereiken (cross-sectioneel onderzoek)
- Beoordelingen van het beroepsniveau en gemiddelde GMA-scores hebben een correlatie tussen 0.90 en 0.95
- Lagere beroepsniveaus kunnen wel hoog-scorende mensen bevatten, maar mensen met lage GMA-scores vinden het lastiger om hogere beroepsniveaus te vinden
GMA en het beroepsniveau bereiken (longitudinaal onderzoek)
- GMA scores voorspelde latere inkomens
- GMA-scores gemeten in de kindertijd voorspelde het beroepsniveau in volwassentijd met een correlatie van 0.51 en het inkomen in volwassentijd met een correlatie van 0.53