Probleem 5: money, money, money Flashcards
Expectancy theorie (kort)
De mate waarin loon instrumenteel is om motieven te bevredigen. Verwachting van de relatie tussen prestatie en loon
Organisatorische gedragsmodificatie (kort)
Beloning van prestatie door loon
Doelstelling (kort)
Moeilijke zelf-gestelde doelen en hogere zelfeffectiviteit leiden tot hoge prestatie. Verwachting van de relatie tussen prestatie en loon
Equity (kort)
Relatie tussen contributies (zoals inzet) en aanleidingen (zoals loon) vergeleken referent. Oneerlijkheid kan resulteren in negatieve prestatie-effecten.
Cognitieve evaluatie (kort)
Intrinsieke motivatie veroorzaakt gevoelens van competentie en interne locus van causaliteit. Contingente loon kan niveaus van intrinsieke motivatie verminderen
Reflectie (kort)
Loonbetekenis: motiverende eigenschappen; relatieve positie; controle; spenderen. Betekenisvollere loon beïnvloedt prestatie en loontevredenheid
Welke 3 cognities bepalen de keuze bij de expectancy theorie?
- De kans dat een bepaald niveau van inzet leidt tot een specifiek prestatieniveau
- De kans dat dit prestatieniveau ervoor zorgt dat bepaalde uitkomsten bereikt worden
- De aantrekkelijkheid van die uitkomsten
Voor welke functies is loon voor een individu van belang?
- De mate waarin compensatie gezien wordt als voldoende om bepaalde behoeften of doelen te behalen
- Het belang van die behoeften of doelen voor het individu
Pay-for-performance systems
Verbinden één of meer prestatiekenmerken aan een bonus of loonsverhoging, dit kan alleen effectief zijn als de werknemer of leiding ervan overtuigd is dat een bepaalde prestatie gerelateerd is aan een specifieke bonus
5 stappen voor het veranderen van prestatie-gedragsgevolgen (organisatorische gedragsmodificatie)
- De identificatie van observeerbare, kritische prestatie-gerelateerde gedragingen
- De meting van de frequentie van die gedragingen
- De analyse van de antecedenten en gevolgen van die gedragingen
- De interventie om de frequentie van die gedragingen te verhogen
- Het testen of die frequenties zijn gestegen
4 cruciale condities voor hoge prestatie (doelstellingstheorie)
- Doelen moeten gesteld worden op een hoog, moeilijk niveau
- Doelen moeten specifiek zijn voor het resultaat dat bereikt moet worden
- Feedback moet op een reguliere basis gegeven worden
- Werknemers moeten die doelen accepteren
Benadering pay-for-performance (Bartol & locke)
- Mensen met moeilijke doelen moeten alles-of-niets-doelen gebruiken. Ondanks dat dit de negatieve effecten van falen kan verhogen, kan het erg gemotiveerde mensen uitdagen om nieuwe methoden te vinden om hun doelen te bereiken
- De mate van succes moet betaald worden: prestatieloon moet proportioneel stijgen als prestatie beter wordt
- Voor zelf-gestelde doelen moeten beloningen achteraf bepaald worden. De toepasbaarheid hiervan is twijfelachtig
Equity model van Adam
Stelt dat een individu een balans wil bereiken tussen zijn bijdragen en uitkomsten/beloningen.
Bijdragen = op de lange termijn met kosten op de korte termijn, zoals educatie, vermogens en inzet
Uitkomsten = bijvoorbeeld taakprestatie, erkenning, compensatie en kritiek
Hoe ontstaan equity?
Als iemands perceptie van de bijdrage-uitkomstratio gelijk is aan de perceptie van die ratio van iemand anders. Als het ongelijk is ontstaat er dus dissonantie
Wat is het gevolg van dissonantie?
Dissonantie kan leiden tot vergelding zoals minder betrokkenheid, minder uren werken, diefstal, absenties etc. De relatie tussen ongelijkheid en vergelding is sterker voor mensen met een negatieve affectiviteit en lage agreeableness. Er is een interactie tussen:
1. Procedurele rechtvaardigheid: de gelijkheid van de formele procedures
2. Interactionele rechtvaardigheid: de kwaliteit van interpersoonlijke relaties die gepaard gaan bij de formele procedures
3. Distributieve rechtvaardigheid: de gelijkheid van beloningen
Cognitieve evaluatietheorie
Extrinsieke beloningen vermindert de intrinsieke motivatie.
3 eigenschappen van Deci en Ryan:
1. Informationeel: het informeert de persoon over zijn competentieniveau en zorgt ervoor dat de intrinsieke motivatie doorgaat
2. Controlerend: de uitkomst bestuurt de persoon door een externe bron waardoor de intrinsieke motivatie vermindert, aangezien de locus van causaliteit extern is
3. Amotivationeel: het bevat negatieve feedback. Vaardigheden en competenties zijn slecht waardoor de intrinsieke motivatie daalt.
5 soorten beloningsaarden die de IM beïnvloedt
- Onverwachte loon: beïnvloedt de IM niet
- Taak-onafhankelijke loon: verlaagt IM niet, bv: loon voor deelname in iets
- Taak-afhankelijke loon: negatieve impact op IM. bv: loon voor taak afmaken
- Prestatie-afhankelijke loon: verlaagt IM. bv: een doel behaald hebben
- Verbale beloningen: Verhogen IM. bv: een complimentje krijgen
Reflectietheorie
Stelt dat de ontwikkeling en het behoud van zelfidentiteit een essentieel kenmerk is van de mens. Door zelfidentiteit worden de eigen oude en nieuwe ervaringen geïntegreerd. Compensatie gaat meer in op de betekenissen die compensatie kan hebben.
4 categorieën van betekenissen
1. Motiverende eigenschappen: loon is betekenisvol, want loon is instrumenteel in het bevredigen van iemands motieven of doelen
2. Relatieve positie: dit gaat over het regulerende kenmerk van werk
- Feedback over gestelde taakdoelen: loon vergelijkt taakprestatie met een standaard of doel. Loon bepaalt dus of er bepaalde acties ondernomen moeten worden om de doelen te behalen
- Sociaal-vergelijkend: loon weerspiegelt de evaluatie van iemand t.o.v. iemand anders. Loon bepaalt dus hoe goed iemand het doet vergeleken met anderen
3. Controle: het netwerk van mensen en materiaal waar iemand afhankelijk van is. Loon weerspiegelt zowel de uitoefening van controle door als op een persoon. Hoe meer er verdiend wordt, hoe meer controle er is
4. Spenderen: goederen of diensten die echt gekocht worden door een werknemer of gever. Loon weerspiegelt de mate waarin men met dat geld doelen heeft bereikt en hoe makkelijk dat is behaald. Hoe meer er verdiend wordt, hoe meer er uitgegeven kan worden
Agency theorie
De relatie tussen een principaal (opdrachtgever) en agent (opdrachtnemer). De principaal moet ervoor zorgen dat de agent de doelen nastreeft, de vraag is echter in hoeverre de principaal dat kan meten bij de agent.
- Gedrags-gebaseerd contract: als de agent dicht bij de principaal staat. Loon hangt niet af van prestatie
- Uitkomst-gebaseerd contract: de principaal en agent staan ver van elkaar. Bevat een pay-for-performance system