Psycho 3 Flashcards

H4, 5, 7 (29 cards)

1
Q

Wat is internaliserende problematiek?

A

Over-controle over emoties en impulsen → innerlijke onrust

Internaliserende problematiek verwijst naar problemen die zich binnenin een persoon manifesteren, vaak gekenmerkt door angst en depressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is externaliserende problematiek?

A

Onvoldoende controle over emoties en impulsen → uit-ageren van spanningen

Externaliserende problematiek omvat gedragingen die naar buiten gericht zijn, zoals agressie of antisociaal gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de functies van angst?

A
  • Vitale emotie
  • Normale reactie op gevaar
  • Cruciaal om te overleven

Angst is een fundamentele emotie die ons helpt te reageren op bedreigingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de effecten van angst?

A
  • Staat van paraatheid
  • Vrees en zorg

Deze effecten helpen individuen om zich voor te bereiden op en te reageren op gevaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke perspectieven verklaren het ontstaan van angst?

A
  • Biologisch perspectief: genetische kwetsbaarheid
  • Leerperspectief: klassieke conditionering, modeling

Het leerperspectief benadrukt de rol van omgevingsfactoren in de ontwikkeling van angst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de kern van angststoornissen?

A
  • Langdurige belemmering
  • Angst heeft een duidelijk onderwerp: specifieke fobie, sociale fobie, paniekstoornis met agorafobie, obsessive compulsive stoornis

Deze stoornissen zijn gekenmerkt door intense en aanhoudende angst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de biologische behandelingen voor angst?

A
  • Acute angstremming → benzodiazepines
  • Langdurige angstremming → antidepressiva

Deze medicijnen helpen om de symptomen van angst te verminderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de psychologische behandelingen voor angst?

A
  • Cognitieve therapie → irrationele gedachten uitdagen
  • Gedragstherapie → angst stimulus hiërarchie

Psychologische behandelingen richten zich op het veranderen van de gedachten en gedragingen die angst bevorderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is stress?

A

De druk om zich aan te passen / te schikken

Stress is een reactie op uitdagingen of bedreigingen die aanpassingen vereisen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de factoren die stress beïnvloeden?

A
  • Psychologische factoren
  • Lichamelijke factoren
  • Fysieke factoren

Deze factoren kunnen de manier waarop een persoon stress ervaart en ermee omgaat beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is coping?

A

Regulering van de impact van stress

Copingstrategieën helpen individuen om met stressvolle situaties om te gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het diathese stress model?

A

Stress kan een onderliggende stoornis triggeren

Biologische kwetsbaarheid + stress = psychische stoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe beweegt stemming mee met dagelijkse ervaringen?

A
  • Via stemming voelen we wat we meemaken
  • De stemming motiveert ons tot aanpassingen

Stemming is een reflectie van onze ervaringen en beïnvloedt ons gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn stemmingsstoornissen?

A

Stoornissen die door een verstoorde stemming worden gekenmerkt.

Stemmingsstoornissen zoals depressie of bipolaire stoornis kenmerken zich door extreme en aanhoudende stemmingsveranderingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de cognitieve triade van depressie?

A
  • Negatief zelfbeeld
  • Negatief wereldbeeld
  • Negatief toekomstbeeld

Deze triade helpt bij het begrijpen van de denkpatronen die bijdragen aan depressieve symptomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

HPA-as

A

Reguleert de hoeveelheid cortisol en adrenaline. Speelt belangrijke rol bij stress.

17
Q

Algemeen aapassingssyndroom (GAS)

A

Respons van het lichaam op langdurige of hevige stress.

18
Q

Stadia van GAS

A
  1. Alarmreactie: mobiliseert het lichaam zodat het kan verdedigen.
  2. Weerstand: lichaam probeert stress te doorstaan en hulpbronnen op peil te houden.
  3. Uitputting: weerstand neemt af.
19
Q

Accultatiestress

A

De druk om je aan te passen aan de cultuur van gastland of de dominante cultuur.

20
Q

Emotiegerichte coping

A

Gericht op het omgaan met gedachtes en emoties die een stressor oproept.

21
Q

Vermijdingsgerichte coping

A

Gericht op afleiding zoeken van stressors.

22
Q

Probleemgerichte coping

A

Proberrt de stressor aan te pakken.

23
Q

Aanpassingsstoornis

A

Ongepaste reactie op duidelijke stressor.

Manifesteerd zich binnen drie maanden na gebeurtenis en verdwijnt als de stressor wegvalt.

24
Q

Acute stress stoornis

A

Reactie op traumatische stress in de maand na de gebeurtenis. Mensen kunnen zich verdoofd of onwezenlijk voelen.

25
PTSS
Langdurige ongepaste reactie op traumatische gebeurtenis. Lijkt op acute stress stoornis maar kan jaren llang aanhouden en kan ook veel later pas manifesteren. ## Footnote Acute stress stoornis kan ontwikkelen tot PTSS.
26
Angststoornis
Stoornissen die zich kenmerken door buitensporige of ongepaste angstreacties.
27
Tweefactorenmodel
Model dat de ontwikkeling van fobieën verklaart aan de hand van klassieke en operantie conditionering. ## Footnote Klassiek is verantwoordelijk voor het aanleren van vrees, operant voor het vermijden ervan.
28
Systematische desensitatie
Therapie waarin iemand word blootgesteld aan steeds engere stimuli door middel van de angst-stimulus hiërarchie.
29
OCD
Obsessies: terugkerende gedachten. Compulsies: handeling die als reactie op de obsessies komen.