PVC 3 Flashcards
(24 cards)
Fonologie
Omzetten van een geschreven of gesproken woord (een oorzaak van duslexie is een beperk aan fonologisch bewustzijn). Je kan bijvoorbeeld aan de Engelse taal niet meteen de uitspraak aflezen op basis van de spellen (eerder orthografisch).
Morfologie
Een systeem van woorden, het gaat niet om klanken maar om betekenissen.
Syntax
Grammatica. Syntax bevat alle tregels om woorden tot zinnen te vormen.
Semantiek
Gaat om betekenis/inhoud. Een zin kan grammitcaal juist zijn en semantiek onjuist omdat het gewoon nergens om slaat.
Pragmatiek
Relatie tussen semantiek en de context. Wat wordt er mee bedoeld. Pragmatiek wordt lasitg als een luisteren van muziek niet de vocabulaire kent die de artietst spreekt.
We representeren taal op 3 niveaus
Surface structure, meest oppervlakkig, representatie van de specifieke woorden die gebruikt zijn en de syntax
Text base, representaties van proposities, ideeën die in de tekst staan
Situatiemodel (situation model), mentale representatie van een situatie die beschreven wordt . Overeenkomstige situatiemodellen zijn essentieel. Hoe moeilijker het is om een situatiemodel te maken, hoe langer het zal duren om tekst te verwerken.
Saccades
Kleine sprongetjes die je ogen maken
Fixaties
Rustpunten waarop je wel waarneemt, we fixeren op 60% van de woorden, en woorden zoals de en het slaan we vaak over
Common ground
Gedeelde kennis die nodig is om een gesprek te houden
Semantische priming
Logische en verwachte informatie wordt sneller verwerkt
Syntatic coordination
Een scenario waarbij mensen de zinsstructuur van hun gesprekspartner overnemen
Given-new contact
Een concept dat beschrijf hoe sprekers informatir structuren in een zin op basis van wat de luisteraar al weet (given) en wat nieuws is voor diegene (new)
Audience design
Taalgebruik aanpassen op publiek
Interpersonal alignment
Gesprekspartners stemmen zich op elkaar af tijdens communicatie, op verschillende niveaus zoals taalgebruik, lichaamstal, toon, tempo en houding
Linguistic intergroup bias
Positieve acties van de ingroup worden abstracter beschreven en negatieve acties van de OUTgroup ook abstracter
Exemplars
Verwijzing naar concrete, opgelsagen voorbeelden van categorieleden in ons geheugen. deze gebruiken we om nieuwe dingen te herkennen of in te delen
Typicaliteit
Verwijst naar hoe goed een lid bij een categorie past; sommige leden zijn ‘beter’ dan andere. (duif is meer een vogel dan een penguin)
Prototype theorie
Een samenvattende beschrijving van een categorie
Bordeline members
zijn elementen die net wel of net niet tot een bepaalde categorie lijken te behoren, ze zitten aan de rand (‘borderline’) van een categorie. (voorbeeld: appel = fruit, champignon = duidelijk geen fruit, maar een tomaat is een bordeline member)
Hierarchieen
verwijzen naar de gestructureerde ordering van categorieen van algemeen naar specifiek. Dit helpt mensen om informatie logisch te organiseren en efficient te verwerken
Geheugenmodel van Atkinson & Shiffrin
Sensorisch geheugen, hier komt informatie uit de omgeving binnen, korte duur maar grote capaciteit
Korte termijn geheugen, hetgeen waar je aandacht aan geeft komt hier terecht, werkgeheugen
Lange termijn geheugen, hier wordt informatie opgeslagen, grote capaciteit en bevat al je kennis.
Lange termijn geheugen: Expliciete kennis
Kennis waar je bwust van bent en het er over kan hebben.
Episodisch, ervaringen
Semantisch, feitelijke kennis uit de wereld
Lange termijn geheugen
Kennis kan niet expliciet toegelicht worden, vaak onbewust
Procedureel, een handeling zoals je veters strikken
Priming, logische verbanden en zinnen
Associatief netwerk
Concepten uit het geheugen worden geactiveerd als je bepaade begrippen hoort of ziet