PVC 5 Flashcards

(17 cards)

1
Q

Expliciete attitude

A

je bent je ervan bewust en deelt het ook graag met anderen, bijvoorbeeld het houden van dieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Impliciete attitude

A

onbewuste attitude, bijvoorbeeld niet durven zeggen dat je niet van wijn houdt omdat je gesprekspartner er zo enthousiast over is. Impliciete attitudes kunnen niet gerapporteerd worden maar wel gemeten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Cognitieve dissonantie

A

wanneer de expliciete en impliciete attitudes niet overeen komen. Je houdt bijvoorbeeld van dieren maar ook van een lekkere steak op de bbq.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Cognitivisme

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Behaviorisme

A

gedrag wat je kan zien en meten, bepaald bedrag wordt door een bepaalde stimulus veroorzaakt maar het maakt niet uit hoe. Er gebeurt van alles in het brein maar het is niet het doel om dat te begrijpen, bij cognitivisme is dat wel zo.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Leren op 3 verschillende manieren

A

Klassieke conditionering, Operante conditionering, Observationeel leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

US, UR, CS en CR

A

Ongeconditioneerde stimulus (US), stimulus die van nature een bepaalde reactie uitlokt, bijvoorbeeld honger krijgen als je vers brood ruikt, de geur van het brood is dan de US

Ongeconditioneerde respons (UR), automatische reactie los van training of een experiment, het honger krijgen na het ruiken van vers brood is dus de UR

Geconditioneerde stimulus (CS), geeft van nature geen reactie maar je krijgt een reactie door de klassieke conditionering, bijvoorbeeld een kat die aan komt rennen als een blikje eten open gaat. Het geluid is dan de CS

Geconditioneerde respons (CR), de reactie die volgt op de CS, het feit dat de kat aan komt rennen omdat de kat weet dat het geluid van het blikje betekent dat. Hij gevoerd wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Postieve/negtieve bekrachtiging/straf

A

Positieve bekrachtiging, gedrag neemt toe door iets toe te voegen, een beloning door iets positiefs toe te voegen

Negatieve bekrachtiging, gedrag neemt toe door iets weg te nemen, belonen door iets negatiefs weg te nemen

Positieve straf, gedrag neemt af door iets vervelends toe te voegen, een bekeuring bijvoorbeeld

Negatieve straf, gedrag neemt af door iets leuks weg te nemen, zoals een toetje die je ineens niet meer mag krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Conformiteit

A

De neiging om hetzelfde te denken en je hetzelfde te gedragen als de mensen om je heen. Mensen conformeren omdat ze bang zijn voor een negatieve mening van anderen. (Men wil zich conformeren aan de norm = normatieve beïnvloeding)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Normatieve invloed

A

we maken ons zorgen over de mening van anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Informationele invloed

A

we denken dat anderen meer informatie hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Descriptive norm

A

je gedragen zoals de mensen om je heen, als er in een hotel in de badkamer hangt dat de meeste mensen hun handdoeken hergebruiken, is de kans groter dat die gasten het ook zullen doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Centrale route

A

je bent wel gemotiveerd voor het product en doet dus echt je best om uit te zoeken welke je wilt kopen, je maakt meer gebruik van systeem 2 van het brein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Perifere route

A

je bent niet gemotiveerd voor het product dus doet weinig research erover, systeem 1 van het brein wordt hier meer gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Overtuigingstechnieken

A

Betrokkenheid & Consistentie, Wederkerigheid, Schaarste en trekken & verstoren van aandacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Mere exposure effect

A

de neiging om nieuwe stimuli meer te waarderen nadat het individu er herhaaldelijk aan is blootgesteld

17
Q

Alle speech technieken

A

Foot in the door

Low ball

Labeling

Legitimization of paltry favors

Door in the face

Thats not all

Pique

Disrupt then reframe

Expertise

Trustworhtiness

Halo-ef5+fect

Fast talk

Mood Manipulation

Stealing Thunder

Repetition with varation