PVC 5 Flashcards
(17 cards)
Expliciete attitude
je bent je ervan bewust en deelt het ook graag met anderen, bijvoorbeeld het houden van dieren
Impliciete attitude
onbewuste attitude, bijvoorbeeld niet durven zeggen dat je niet van wijn houdt omdat je gesprekspartner er zo enthousiast over is. Impliciete attitudes kunnen niet gerapporteerd worden maar wel gemeten.
Cognitieve dissonantie
wanneer de expliciete en impliciete attitudes niet overeen komen. Je houdt bijvoorbeeld van dieren maar ook van een lekkere steak op de bbq.
Cognitivisme
Behaviorisme
gedrag wat je kan zien en meten, bepaald bedrag wordt door een bepaalde stimulus veroorzaakt maar het maakt niet uit hoe. Er gebeurt van alles in het brein maar het is niet het doel om dat te begrijpen, bij cognitivisme is dat wel zo.
Leren op 3 verschillende manieren
Klassieke conditionering, Operante conditionering, Observationeel leren
US, UR, CS en CR
Ongeconditioneerde stimulus (US), stimulus die van nature een bepaalde reactie uitlokt, bijvoorbeeld honger krijgen als je vers brood ruikt, de geur van het brood is dan de US
Ongeconditioneerde respons (UR), automatische reactie los van training of een experiment, het honger krijgen na het ruiken van vers brood is dus de UR
Geconditioneerde stimulus (CS), geeft van nature geen reactie maar je krijgt een reactie door de klassieke conditionering, bijvoorbeeld een kat die aan komt rennen als een blikje eten open gaat. Het geluid is dan de CS
Geconditioneerde respons (CR), de reactie die volgt op de CS, het feit dat de kat aan komt rennen omdat de kat weet dat het geluid van het blikje betekent dat. Hij gevoerd wordt.
Postieve/negtieve bekrachtiging/straf
Positieve bekrachtiging, gedrag neemt toe door iets toe te voegen, een beloning door iets positiefs toe te voegen
Negatieve bekrachtiging, gedrag neemt toe door iets weg te nemen, belonen door iets negatiefs weg te nemen
Positieve straf, gedrag neemt af door iets vervelends toe te voegen, een bekeuring bijvoorbeeld
Negatieve straf, gedrag neemt af door iets leuks weg te nemen, zoals een toetje die je ineens niet meer mag krijgen
Conformiteit
De neiging om hetzelfde te denken en je hetzelfde te gedragen als de mensen om je heen. Mensen conformeren omdat ze bang zijn voor een negatieve mening van anderen. (Men wil zich conformeren aan de norm = normatieve beïnvloeding)
Normatieve invloed
we maken ons zorgen over de mening van anderen
Informationele invloed
we denken dat anderen meer informatie hebben
Descriptive norm
je gedragen zoals de mensen om je heen, als er in een hotel in de badkamer hangt dat de meeste mensen hun handdoeken hergebruiken, is de kans groter dat die gasten het ook zullen doen.
Centrale route
je bent wel gemotiveerd voor het product en doet dus echt je best om uit te zoeken welke je wilt kopen, je maakt meer gebruik van systeem 2 van het brein
Perifere route
je bent niet gemotiveerd voor het product dus doet weinig research erover, systeem 1 van het brein wordt hier meer gebruikt
Overtuigingstechnieken
Betrokkenheid & Consistentie, Wederkerigheid, Schaarste en trekken & verstoren van aandacht
Mere exposure effect
de neiging om nieuwe stimuli meer te waarderen nadat het individu er herhaaldelijk aan is blootgesteld
Alle speech technieken
Foot in the door
Low ball
Labeling
Legitimization of paltry favors
Door in the face
Thats not all
Pique
Disrupt then reframe
Expertise
Trustworhtiness
Halo-ef5+fect
Fast talk
Mood Manipulation
Stealing Thunder
Repetition with varation