quantity Flashcards
1
Q
hoeveelheid, aantal
A
amount
number
2
Q
hoeveelheid, massa
A
volume
3
Q
omvangrijk
A
voluminous
4
Q
grote massa
A
bulk
5
Q
most of sth
A
the bulk of sth
6
Q
lijvig
A
bulky
7
Q
grote hoeveelheid
A
body
8
Q
dosis
A
dose
9
Q
een beetje
A
a bit of
10
Q
een spoor van
A
a trace of
11
Q
een stroompje, straaltje
A
a trickle of
12
Q
een hoopje, een kloddertje
A
a dab of
13
Q
een snuifje
A
a pinch of
14
Q
een druppel
A
a drop of
15
Q
een scheutje
A
a dash of
16
Q
enorm
A
vast
17
Q
overweldigend
A
overwhelming
18
Q
overvloedig
A
abundant
plentiful
copious
profuse
19
Q
overvloed
A
abundance
profusion
20
Q
in overvloed
A
galore
21
Q
talrijk
A
numerous
22
Q
ontelbaar
A
countless
innumerable
23
Q
very many
A
a (whole) host of
24
Q
large number of different people/things
A
a (wide) range of
25
a lot of people/things
a bunch of
26
a lot of ideas
a (whole) raft of [infml]
27
miniem
minute
28
verwaarloosbaar
negligible
29
zo goed als geen
nominal
30
waardeloos
paltry
31
bespottelijk
derisory
32
verdomd weinig
precious little/few
33
voor een appel en een ei
next to nothing
34
onbeduidend iets, een spotprijs
peanuts [infml]
35
toenemen, vergroten
increase
36
(be)stijgen
mount (up)
37
oplopen, omhooggaan
climb
38
beter worden
pick up
39
een hoge vlucht nemen, omhoog schieten
soar
| rocket (up)
40
snel toenemen
proliferate
41
omhoogduwen, een zetje geven
boost
42
opwellen
surge
43
bevriezen
freeze
44
verminderen
lessen
| decrease
45
afnemen
decline
| dwindle
46
fall gradually, esp. prices
slide
47
dalen
fall
| drop
48
pijlsnel vallen/zakken
plummet
| plunge