Rally 3 - CR14 Rendez-vous Au Cinéma Nederlands -> Frans Flashcards
(54 cards)
1
Q
Aanvaarden
A
Accepter
2
Q
Uitleggen
A
Expliquer
3
Q
Bezet/ niet vrij
A
Occupé(e)
4
Q
Op het einde van
A
Au bout de
5
Q
Met veel plezier
A
Avec grand plaisir
6
Q
Graag gedaan.
A
• De rien.
• Il n’y a pas de quoi.
7
Q
Sorry/ Het spijt me.
A
• Désolé(e)
• Je regrette
8
Q
Tot aan
A
Jusqu’a
9
Q
Inderdaad.
A
Tout à fait.
10
Q
Dichtbij
A
Tout près
11
Q
Graag!
A
Volontiers!
12
Q
Het (stads)centrum
A
Le centre(-ville)
13
Q
Het park
A
Le parc
14
Q
De parking
A
Le parking
15
Q
De wijk
A
Le quartier
16
Q
Het (trein)station
A
La gare
17
Q
De Grote Markt
A
La Grand-Place
18
Q
Het plein, de (markt)plaats
A
La place
19
Q
De brede laan
A
Le boulevard
20
Q
Het kruispunt
A
Le carrefour
21
Q
De weg (la mobilité)
A
Le chemin
22
Q
De hoek
A
Le coin
23
Q
De verkeerslichten
A
Les feux (m)
24
Q
Het zebrapad
A
Le passage pour piétons
25
Het (stads)plan
Le plan (de ville)
26
De brug
Le pont
27
De rotonde, het rondpunt
Le rond-point
28
Het verkeer
Le trafic
29
Het trottoir, het voetpad
Le trottoir
30
De tunnel
Le tunnel
31
Het viaduct
Le viaduc
32
De laan
L’avenue (v)
33
Het fietspad
La piste cyclable
34
De weg
La route
35
De straat
La rue
36
De weg (se déplacer)
Le sens
37
De bestemming
La destination
38
De richting
La direction
39
De wandeling
La promenade
40
(Rechtdoor) gaan
Aller (tout droit)
41
Stoppen
(S’) arrêter
42
Aankomen
Arriver
43
Verder gaan/ doorgaan
Continuer
44
Binnenkomen
Entrer
45
Stappen
Marcher
46
Terugkeren
Rentrer
47
Wandelen
Se promener
48
Zich bevinden
Se trouver
49
Zich oriënteren
S’ orienter
50
Uitgaan, buitengaan
Sortir
51
Volgen
Suivre
52
Naar links/rechts afslaan
• Tourner à gauche
• Tourner à droite
53
Oversteken
Traverser
54
Komen
Venir
