Reactiemechanismen Flashcards
(8 cards)
Welke factoren (4) zorgen voor de verscheidenheid in koolwaterstoffen?
1) de mogelijkheid van koolstof om tot 4 covalente bindingspartners te hebben.
2) de mogelijkheid van koolstof om onderling ketens te vormen tussen koolstofatomen.
3) de drie verschillende bindingsopties tussen koolstof atomen (enkelvoudig, dubbel en drievoudig)
4) combinatiemogelijkheden met heteroatomen (O, N, S,…)
Wat is het substraat?
Het substraat is het voornamelijkste reagens.
Dit is meestal het grootste molecule of het molecule dat het meest op het reactieproduct lijkt.
Wat is een additiereactie?
Substraat + atomen of atoomgroepen waarbij het substraat groeit. Kenmerkend voor onverzadigde koolstofverbindingen.
Eén dubbele binding wordt omgezet naar twee enkelvoudige bindingen.
Voorbeelden:
Alkeen + waterstofgas = alkaan.
Aldehyde + waterstofgas = alcohol.
Wat is een eliminatiereactie?
Substraat - atomen of atoomgroepen.
Twee enkelvoudige bindingen worden omgezet naar één dubbele binding.
Voorbeeld:
Alcohol (onder invloed van zwavelzuur en temperatuur) = alkeen + water.
Wat is een substitutiereactie?
Atomen of atoomgroepen worden vervangen door andere atomen of atoomgroepen.
Dit is het meest voorkomende reactietype.
Kenmerkend voor verzadigde verbindingen.
Voorbeeld:
Alkaan + dihalogenide = halogeenalkaan + waterstofhalogenide.
Wat is een condensatiereactie?
Een atoom van het substraat wordt verbonden met een atoom van een ander substraat deeltje.
Er wordt een klein molecule afgesplitst.
In feite een substitutiereactie tussen grote moleculen.
Voorbeeld:
2 alcohol (onder invloed van zwavelzuur en temperatuur) = ether + water.
Wat is een degradatiereactie?
Een drastische wijziging van de structuur van het substraat.
Het doorbreken van koolstof-koolstof verbindingen.
Kraken, thermolyse, pyrolyse.
Wat is een polymerisatiereactie?
Substraatmoleculen worden aaneengeschakeld.
Vergelijkbaar met een additiereactie.