Runderen Flashcards

(164 cards)

1
Q

Herkomst

A
  • Bakermat is Indie - verspried in 5 verspreidingsbewegingen
    - 1e - in India werden uit langhoornige runderen korthoornige met thoracocerviale bulten voortgebracht - zebu’s - naar oostkust van Afrika
    - 2e - Sanga’s migreerde vanuit Egypte naar centraal Afrika - langhoornig en voorlopers van Ankole
    - 3e - tak korthoornige runderen verplaatste over noord-Afrika naar west-Europa via het Iberisch schiereiland - kleinere dieren - aanleiding naar melkrunderen en afsplitsing naar west-Afrika - N’dama - weerstand tryposoma
    - 4e - naar zuid-oost Europa - podolisch steppenvee - basis vleesrassen
    - 5e - naar centraal Europa, braunvieh, alpenvee, aangepast aan hoogtes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Voorloper

A

wild oerrund/oeros - bos primigenius - lange hoornen - aanleiding tot bos taurus, rund, en bos indigus, zebu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Fylogenie

A

Onderfamilie - Bovinae - familie - Bovidae of holhoornigen - suborde - Ruminantia of herkauwers - orde - Artiodactyla - evenhoevigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Gebruik

A
  • Dierlijke trekkracht
  • Statussymbool
  • Godsdienstige betekenis
  • Opgevoerd voor vechten
  • Vleesvee - melkveel - dubbeldoel
  • Productiecapaciteit - verschilt tussen landen en aantal runderen -
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

4 hoofdgroepen

A

Melkvee - Vleesvee -
Supervleesrassen
- Dubbeldoel rassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Supervleesrassen

A

dikbillen - grotere dagelijkse gewichtstoename - minder vet, meer spier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dubbeldoel rassen

A

compromie melk en vlees vee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vleesvee

A

weinig melk - veel bespierd - dagelijkse gewichtstoename - groei - grootste groeipotentieel in 1e jaar - voederconversie, hoeveelheid voeder nodig om 1kg aan te komen - negatieve corellatie tussen gewichtstoename en voederconcersie, voederbehoeften worden minder na meer gewichtstoename - uitslachtingspercentage, wegen voor slachting of wegen na slachting, gekoeld karkas - karkas, ingewanden, hoofd en voeten weg, gewicht voor en na slaching min 5% = nuchter slachtrendement - karkasrendement, hoeveelheid vlees

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Melkvee

A

veel melk - weinig bespierd - hoeveelheid melk, ik kg - vet en eiwit in melk - gecontroleerd - registratie - nakomelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Melkproductieparameters

A
  • Kg melk - hoeveelheid melk die per koe in de eerste 305 dagen geproduceert wordt
    - Melksamenstelling - vetgehalte voor boterproductie - eiwitgehalte voor kaasproductie
    - Kg melkeiwit - per koe in een lactatie - kg melk x % melkeiwit
    - Kg melkvet - per koe in een lactatie - kg melk x % melkvet
    - Kg melkeiwit + melkvet - per koe in een lactatie
    - MPR - melkproductieregistratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vleesproductie-eigenschappen

A
  • Groei - uitgedrukt door de dagelijkste gewichtstoename - dubbeldoel sneller
    - Voederconversie - gelijk aan hoeveelheid standaardvoeder nodig om 1kg gewichtsaanzet te realiseren
    - Nuchter slachtrendement of uitslachtingspercentage - koud karkasgewicht gedeeld door 95% van het levend gewicht juist voor de slachting
    - Karkasrendement - gewicht van al het spiervlees in het karkas, gedeeld door het koud karkasgewicht - het komt overeen met het %vlees dat onderscheiden wordt van het % vet en het % been
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Drachtduur

A

285 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Koe

A

vrouwelijke runderen die 2x gekalft heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Os

A

gecastreerd mannelijk dier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Stier

A

mannelijke runderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Pink

A

vruchtbare vrouwelijke dieren of voor de 1e maal drachtig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Vaars

A

vruchtbare vrouwelijke dieren of voor de 1e maal drachtig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Schot/munt

A

dieren die 1x gekalft hebben en daarna nooit meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Gerlachse zoom - ouderdom

A

bij de geboorte - bloedige vaatrand op tandvlees - bleker van blauw-paars naar roze - 1e levensweek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Terugtrekken van tandvlees - ouderdom

A

opgezwollen bij pasgeboren kalven - snijtanden nog niet volledig te zien - trekt langzaam terug in 1e maand - donkerrode band, verschompeld overblijfsel, zoom van Schwartzg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Melkgebit

A

20 tanden - boven, 3Pd - onder, 4Id, 3Pd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Volwassen gebit

A

32 tanden - boven, 3P, 3M - onder, 4I, 3P, 3M

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Aanleg en groei van de hoornen - ouderdom

A
  • Haarwervel op de plaats waar de horens zullen komen
    - Haar valt uit op de verdikte opperhuid
    - Harde beenmassa is voelbaar en wat verschuifbaar
    - Hoornuitsteekseltjes van 1 cm en vaak nog beweegbaar
    - Horentjes zijn 4-6cm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Klauwen - ouderdom

A

bij geboorte een zoolkussentje, foetaal zoolkussen dan binnen 4 dagen verdwijnt - 1e klauwring, dicht bij haargrens, na 2 weken verdwenen - 2e klauwring, hoorn wordt hard, schuift op met een ring, begint bij kroonrand, zichtbaar bij 4/5 weken, ligt aan voederniveau en dus type hoelang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Tanden
- Geen snijtanden in bovenkaak - dentaalplaat - Geen haaktanden - Geen kroonholte in snijtanden - Niet echt goed houvast voor leeftijd - minder nauwkeurig dan bij paarden - Eruptie van melktanden - ligt aan ras en vroegrijpheid - na kleine 2 weken allemaal doorgebroken - Liggen schuin, dakpansgewijs - Wisselen van de tanden - veel variatie, individueel, ras en vroegrijpheid - tanden wisselen van binnen naar buiten met 8tal maanden interval - Slijtage - zeer relatief
26
Ringen op de hoornen (- ouderdom)
bij vrouwelijke individuen en gehoornd ras - iedere keer dat een rund drachtig is, relatief voeder tekort, eigen lichaamsopbouw 'on holt' - versmalde ringen op de hoornen - indicatie van leeftijd - Vleesvee - aantal ringen + 2 - laatrijper - Melkvee - aantal ringen + 1 - eerste kalving bij 2 jaar - Hoe ouder, hoe onnauwkeuriger - niet precies om het jaar een kalving, bij 6 kalvingen kan er al 6 maanden naast zitten
27
Kleur haarkleed
vaak een raskenmerk - in naam - Wit - neusspiegel roze of zwart - Rood - omgezet in zandkleur door verdunning - Brandrood - bijna uniform rood met witte uiter - Zwart - Reekleurig of vaal - bruin met zware neusspiegel en zwarte beenuiteinden - Bruin - koffiekleurig met donkere beenuiteinden - Geel of tarwekleurig - soms samen met lichter gekleurde ring rond neus en lichtere beenuiteinden - Blackish - grijs met donkerdere arealen - Blauw - onveranderlijk schimmel uitzicht, zwarte naast witte haren geeft blauwe indruk - Roeaan - rood schimmel - rode en witte haren zijn homogeen door elkaar vermengd - Platenbont - gekleurde arealen - Kakel- of spikklebont - kleine bontvlekjes
28
Blaarkop
gekleurde ring rond ogen op een bleke achtergrond
29
Vaste blaar
vast aan hals
30
Vaste blaar
los van hals
31
Reemuil
lichtgekleurde ring op een donkere muil - muilring
32
Gespikkeld
kleinere vlekjes op wangen of hals - wit, rood, zwart, enz
33
WItte gordel
voor de heupen doorlopende witte band - ten hoogte van flanken
34
Witte reep
voor de heupen doorlopende witte band - ten hoogte van flanken
35
Laken
witte gordel en witte reep vormen een geheel
36
Witrug
witte band langs de ruggengraad van hals tot staart samen met een witte buik
37
Getijgert/gestroomd
zwarte roetstrepen op een rode ondergrond
38
Vleesvee
gespierd - vet - kort hoofd en nek - meer verticale ribben - voorborst en hals hoekig - dikke huid
39
Melkvee
ribben meer naar achter - betere verwerkingscapaciteit van voeder - stompere hoeken - weinig gespiert - dunnere huid - uier - hoogbeniger, melken - achterhand schraal bespierd, meer ruimte voor uier - skelet vrij breed, van smal naar breed van voor naar achter, trapezium
40
Kossum
huidplooi op voorborst - bij vleesvee meer volumineus
41
Vleestype
- Brede en eerder korte neus - breed voorhoofd - rustige blik - Korte hals - dik - droog gespierd - De voorzijde van de borstkas vormt een rechte hoek met de onderkant van de hals - soms bekleed met een dikkere en geplooide huid - overgang hoofd-hals is onderaan rechthoekig - Overgang hals-boeg goed opgevuld met spieren - schouder dik gespierd - cossum is goed opgevuld en soms sterk ontwikkeld - Cossum - huidplooi in de mediaanlijn van voor het borstbeen tot hald weg de onderzijde van de hals - Rug - breed - goed gespierd - ze vlak mogelijk - bij moderne vleestypes is hij langer dan bij de oudere types - Ribben - duidelijk gebogen - goed met spierweefsel bedekt - slecht weinig naar achter gericht, borstdiepte praktisch gelijk aan de buikdiepte - Romp - rechthoek - Heupen - steken slechts weinig uit - Lenden en kruis - dubbel gespierd en vlak gericht - Billen/broek - breed en goed gespierd - achteraan rechthoekig
42
Melktype
- Neus en voorhoofd - lang en smal - bedekt met een fijne huid - liche hoornen - grote vinnige ogen - Hals - tamelijk lang - matig gespierd - lichte huid - glanzend en zonder plooien - scherp cossum - hoek onderkant hals en voorborst is stomp - overgang hoofd-hals is vloeiend - Voorzijde boeg komt overduidelijk uit - overgang hals-boeg is smaller - schouder is schaler bespierd - onderbenen zijn langer dan bij het vleestype en lichter van bouw - Rug - dakvormig - goed uitkomende ribben die boogvormig zijn en behoorlijk schuin naar achter gericht zijn - de huid is soepel - lang - Borstdiepte kleiner dan buikdiepte - romp heeft zijwaarts en van boven gezien een trapezium vorm - romp wordt breder naar de lenden en het kruis toe - Goede uier - Achterhand - gespierder - schraal - heupen en flankholte zijn duidelijk zichtbaar - Bekken - breed - voor brede uier - Beenwerk - goed - voor lange gebruiksduur
43
Dubbeldoel
- Compromis - uitzicht tussen melk- en vleesrunderen - Vleestypisch dubbeldoel - Melktypisch dubbeldoel
44
Dikbillen
- Super zwaar gespierd, over hele lichaam - Hypertrofie van de spieren - niet te wijten aan dikkere spiervezels - spiervezels dunner, vlees is malser - veel talrijker - groter finaal volume - met name schouders en billen - sterk hellend en afhangend kruis - Klein hoofd - Aangeboren tonghypertrofie - Verkorte onderkaak - Compactheid - Lagere schofthoogte - Geringe buikontwikkeling - iets geringere orgaanontwikkeling - Smalle heupen - rijkgespierde dubbele lenden - Fijne en soepele huid - Licht, fijn skelet - nijging tot dwerggroei - Wijdbenigheid - standafwijkingen
45
Ondersteuning fokkerij - evaluatiesysteem - lineaire uitwendige beoordeling - classificatie
- Appriciatie van lichaamsdelen uitdrukken in cijfers, 1-50 - Gestalte - ontwikkeling dieren - 2 breedte maten - Schofthoogte - Lengte - Borstbreedte - Bekkenbreedte - Conformatie en bespiering - lichaamsbouw - Schouder - Bovenhand - rug - Ribben - Huid - Kruis - Bekkenlengte - Staartinplanting - Dijen - zijzicht en achteraanzicht - Skelet - standafwijkingen - Beenwerk - Schouder - Ruglijn - Voorbenen - vooraanzicht - Achterbenen - achteraanzicht - Spronggewricht - Beweging - Kogelhoek - voorbenen en achterbenen - Bedoeling - modulair te kunnen fokken - corrigeren naar nakomelingen
46
Methodes op levende dieren - vleesvetgrepen
- Keelgreep - Schouder-halsgreep - Voorborstgreep - Ribbengreep - Vanggreep - liesplooigreep - gemengde greep - bevleesdheid en magerheid in te schatten - Buikgreep - belangrijk bij jonge dieren - vroegtijdige vetaanzetting - navel - Lendengreep - hoogwaardigste vlees - weinig bindweefsel - mals - Staartgreep - vroegtijdige vetgreep
47
Karkaskwaliteit
ontwikkeling spieren, gespiertheid - ook magerheid, zo weinig mogelijk vet
48
Vervetting
eerst onderhuids en in buikholte - nutteloos - hierna pas vet afgezet tussen spieren, intramusculair vet - liever omgekeerd gezien, meer smaak - dikbil te mager
49
Methodes op karkassen - geslachte dieren - europees - SEUROP
- Codes gekoppeld aan cijfers - waarde op veilig - Cijfers - vetheidsgraad van weinig,1, naar veel, 5, vet - Codes - letters - bespierdheid, conformatie - van goed, s, naar slecht, p - Niet letterlijk te kennen - van boven naar onder van S naar P - conformatie neemt af - S zijn dikbillen, uitpuilende spieren - P oude melkkoeien, beperkte bespiering
50
Geslachtsdimorfisme
verschillen tussen de geslachten
51
Kop en hals
- Kop - soms rastypisch - snoekshoofd - ramshoofd - Geslachtsgebonden - stier heeft kortere massievere kop dan koe - os heeft een smallere kop - Hoornen - rastypisch - mannelijke, punten naar buiten - vrouwelijke, punten naar binnen - Oren - horizontaal tot iets schuin naar beneden bij Europese rassen - bij Zebu's breed en lang, temperatuur, oppervlakte regulatie voor termoregulatie - Ogen - zijwaards - geen nauwkeurig dieptezicht - Neusgaten - beetje neusvloei mag - neusspiegels - Geen beweeglijke lippen - bij grazen wordt alleen de tond gebruikt - Tong - sterk gespierd - van zeer groot belang - grazen - gras afrukken - beweeglijk - Smaak en reuk - niet optimaal - abnormale voorwerpen opgenomen - Hals - horizontaal gedragen - cossum zeer groot bij Zebu en Zebu-kruisingen
52
Liervormige hoornen
achteraan relatief recht - plots een knik - opwaarts
53
Stoothoornen
stierengevechten - naar boven en naar voor - gevaarlijk
54
Slofhoornen
hoornen groeien in mond/voorhoofd - naar beneden gericht
55
Houten tong
infectie van schimmel - niet meer wendbaar - actynomycose
56
Houten tong
oppervlakte niet meer ruw, verhoornde papillen - erfelijk
57
Voorhand
- Schoft - niet zo duidelijk verhoogd als bij paard - evenhoog als de rug - Thoraco cervicale bult - ter hoogte van de schoft - spier- en bindweefsel - zebu - bespierdheid - hangt af aan type - overbouwd - Schouder - goed aansluiten - schouderblad vormt met bovenarm benaderend een hoek van 90 graden
58
Melksleuf of gespleten
intstaat door te weinig gespierdheid tussen de schouderbladen - melktype
59
Middenhand
- Rug - lang - recht - breed - secundaire melktekens - Friese knoop, spinaaluitsteeksels van enkele ruggenwervels zijn langer dan de omgevende zodat lokaal een bultje verschijnt - bovenste melkkuiltjes of melknapjes, spinaaluitsteeksels van de ruggenwervels staan iets wijder uit elkaar en door de spaarzame lokale bespiering buigt de rughuid tussen deze uitsteeksels iets naar beneden - Lenden - minder belangrijk bij beweging dan bij het paard - vlees van beste kwaliteit - Borst - borstomtrek, onmiddelijk achter de elleboog gemeten en hieruit kan het gewicht benaderd afgeleid worden - verhouding borstsdiepte-schofthoogte wijzigt in de tijd, jonge dieren hebben een relatief kort lichaam en zijn hoogbenig - Buik- 3 streken - navelstreek - borststreek - schaamstreek - Tonvormige buik - navelstreek is weinig dieper dan de borststreek en flanken zijn goed gevuld - stieren en vleestype - Hooibuik - vanelstreek en schaamstreek zijn sterk ontwikkeld en de buik is breder dan de borstkas - Flanken - rechter meer gevuld als linker - linker, penswerking controleren door penscontracties
60
Zadelrug
doorgebogen rug
61
Karperrug
opgebogen rug - iets mis met achterhand/klauwen
62
Opgetrokken buik
de navelstreek is iets minder onwikkeld en de schaamstreek is duidelijk onvoldoende ontwikkeld - vaak samen met dof haar en slechte/chronische spijsvertering problemen
63
Hangbuik
hangt diep door en is onvoldoende breed - vaak samen met zadelrug
64
Diepe, holle flanken
vaak samen met hangbuik
65
Sterk opgezette linker flank
pensovervulling - trommelzucht - overmatig begisting van jong grasvoeder - bij het begin van het weideseizoen en overproductie van gassen hierdoor
66
Pistoolsnede
waardevolste delen van het karkas - dijen, billen, rug, lenden en kruis
67
Achterhand
- Kruis - vooraan, achteraan en in het midden breed - lang - even lang als breed, vierkant - Kruishoogte - afstand tussen de bodem en de bovenlijn van het kruis - gemeten ter hoogte van de verbindingslijn tussen de 2 heupbeenuitsteeksels - Dij - bil - schenkel - Dijen - breed - diep - erg gespierd - Schenkel - bij melk- en dubbeldoelrassen, loodlijn uit de zitbeenknibbel raakt de hiel net niet
68
- Dij - bil - schenkel - Dijen - breed - diep - erg gespierd - Schenkel - bij melk- en dubbeldoelrassen, loodlijn uit de zitbeenknibbel raakt de hiel net niet
belangrijk bij melkvee - melkmachine - zijn hiervoor geschikt gemaakt - Uiervenen - ader sterk opgezwollen - afvoer van bloed dat inwendig via slagders in de uier wordt gepompt - voor elke kilogram melk die in de uier wordt geproduceerd wordt 300-500liter bloed debiet ingepompt - Melknapjes/kuiltjes - opening op de plaats waar de aders de buik beiderzijds binnendringen - wanneer deze groot zijn, goede afvoermogelijkheid voor het bloed uit de uier en dus een goed melkteken - Mens heeft melkvee aangepast tot machinemelken - Hoog kruis - lange benen - minder kans op tepelbetrapping bij opstaan - Goed karakter - laten leiden - niet slaan - enigsinds erfelijk - Uier en spenen geschikt voor machine en grote productie - Hanteerbaarheid - Melkvloei moet vlot zijn - melkbaarheid - gemak waarmee melk de uier/spenen verlaat - Uier groot - Goede uitzetbaarheid en voornamelijk bestaan uit klierweefsel - Diepte - zijdelings - Hoogte - van achter - Vierkante uier - van rund die uit 4 kwartieren bestaat - zo gelijk mogelijk, 44% door voorste kwartieren en 64% door achterste kwartieren - Uier index - productie voorste kwartieren ten opzichte van productie van de gehele uier - Goed opgehangen - inwendige bh - middenste ophangband - Dam - streek tussen de uier, de vulva en de binnenvlakte van de billen - Melkspiegel - onderste deel van de dam - Bedrijfsinspectie - meten is weten - fokwaarde - veel is erfelijk - Vooruieraanhechting - mate waarin de voorste kwartieren aansluiten bij de buikwand - voorste kwartieren zijn goed ontwikkeld
69
Heupigheid
heupbeenuitsteeksels steken uit - grofheid - normaal bij melkvee
70
Spits kruis
versmalt te snel ten opzichte van de dijbeenderen en de zitbeenderen - samen met abnormale standen
71
Dakvormig kruis
sterk afhellend aan zijkanten - te smal - nadelig voor bespierdheid en uierbreedte - staartinplanting te hoog
72
Koekoeksgaten
holte tussen zitbeenknobbel, kruis en staartinplanting
73
Hellend kruis
te weinig ruimte voor uier bij melktypes - abnormale standen
74
Varkenskruis
helt sterk af - te smal tussen zitbeenderen - ongunstig voor uierontwikkeling - geboortekanaal vernauwt
75
Rond kruis
te smal vooraan en achteraan - breder in het midden - goede gespierdheid, bij melkvee heeft uier te weinig ruimte en bij vleesvee is vleesproductie niet optimaal
76
Doosuier
vierkant van vorm - sterk vollimineus - achterste kwartieren sterk ontwikkeld ook naar boven, soort eerste verdieping - uier puilt uit naar achter
77
Kogeluier
minder volumineus - meer bolvormig - dubbeldoelvee - minder grote melkproductie
78
Normale uierindex
absolute melkhoeveelheid is te klein
79
Wilduier
klein, weinig klierweefsel, meestal lange grove haren
80
Vet of vleesuier
uier wel groot genoeg, maar veel vet, littekenweefsel - ontstekingsprocessen - beperkte hoeveelheid klierweefsel
81
Spitze uier
uier hangt laag door, maar is te kort
82
Hang uier
hangt te diep door - normaal tot midden van de sprongplooi - verzwakking ophangbanden
83
Scheve uier
1 kwartier geeft minder melk dan het overeenkomstig kwartier - door onsteking
84
Onkant uier
1 kwartier geeft helemaal geen melk
85
Buikuier
kwartieren dichtstbij buik, voorste, sterker ontwikkeld
86
Schenkeluier
voorste kwartieren veel minder ontwikkeld, zelfs onderontwikkeld, dan achterste kwartieren - frequent
87
Geitenuier
2 helften - geen 4 kwartieren - extreme schenkeluier - vaak te grote tepels
88
Gespleten uier
begrenzing van ieder kwartier is duidelijk te zien en tussen de 2 uierhelften ligt in de lengte een groef
89
- Spenen/tepels
- Spenen hebben tepelkanaal - tot in tepelcysterne - kanaal eindigt op opening, slotgat - op slot door spiervezels, sfincter - diepste punt - Platte spenen - opening en normale kringspier liggen in 1 vlak - Bordvormig - plat met grote diameter van opening, kringspier en omgevend tepelweefsel - Rond tot spits - kringspier ligt deel boven de opening - Melkbaarheid - gemak waarmee melk speen verlaat - maximale melksnelheid - in kg/min - optimum kenmerk - maximale is niet het hoogst nagestreefde - gulden middenweg - niet te gering, zuig beweging door melkmachine, slijtage, taaimelksekoeien - ook niet te snel/los, spontaan druppeld melk eruit, slotgat sluit onvoldoende af - alles dat te is, is niet goed - Exterieur tepel - aansluiting van machine op uier - ver genoeg uit elkaar, afstand - voldoende lengte - loodrecht naar beneden, goede aansluiting en flow - erfelijk
90
Trechtervormig
opening tepel hoger dan omgevend tepelweefsel - inkeping - melkdruppel kan blijven hangen - opstijgende infecties
91
3 speen
3 spenen waar melk uitkomt - meestal verworven - kan verholpen worden
92
2 speen
2 spenen waar melk uitkomt - meestal verworven
93
Bijtepels achteraan
klein - alleen in de huid - niet
94
Vleesspenen
lang en dik - vullen de tepelhouders te veel, geen goede melking
95
Potloodspenen
lang en smal - vullen de tepelhouders te weinig, geen goede melking
96
Potloodspenen
kort en afgerond - geen goede melking
97
Flesvormige tepel of windtepel
van hoog smaller dan van onder, smallere basis - lang en slap
98
Geitenspenen
normale lengte - sterk vergrote basis - geen goede melking
99
Versmolten tepels
2 tepels ontstaan uit een gemeenschappelijke basis
100
Steekspenen
naar voor en zijdelings gericht - voor zoogkalven beter
101
Tepelrozet
te lang blind melken, machine zuigt en uier al leeg en machine blijft aangekoppeld, gevolgen voor binnenbekleding van spenen, door vaccuum naar buiten gezogen, irritatie, wratachtig weefsel rond uiteinde
102
Mannelijke geslachtsorganen
- Scrotum langgerekt | - Bijtepels
103
Cryptochordy en Monochirdy
zeldzaam
104
Onder ontwikkelde teelballen
hyporchidie - grootste teelballen zijn het vruchtbaarst
105
Vrouwelijke geslachtsorganen
- Vulva - gesloten - geen scheuren of littekens - niet gedeformeerd - mooi verticaal - geen uitvloei/afscheiding behalve in bronstige periode of voor partus
106
Pneumovagina
luchtvagina - staat deels open - niet geheelde/gehechte scheur - anus erboven, mest passeert, infecties
107
Prolapsus van de vagina
bovenzijde stulpt uit naar buiten - einde van dracht
108
Vagina en baarmoederprolaps
bovenzijde vagina en baarmoeder stulpen naar buiten uit, binnenstebuiten - zwelt vaak op
109
Doorlopend verlies van wit slijm
wijst op ontsteking - wit vuilen
110
Aars
gesloten en zoveel mogelijk achteraan tussen de zitbeenknobbels - rechte rug en normaal buikvolume - Diep tussen de zitbeenderen - oudere of verzwakte dieren - Slecht gesloten - chronische diarree
111
Staart
fijn en lang - brede staartinplanting | - Staartpluim - onderhoud en hygiene van het bedrijf
112
Ledematen
- Benen in recht vlak naar voren geplaatst - Alleen op stap beoordeeld - Klauwen - belangrijk en meoten hard zijn - bestand tegen moderne stallen - aan elke voet 2 - Voorklauwen korter en ronder dan de achterklauwen - voetindruk vormt een halve circel
113
Voorbenen
loodrecht, gewichtsbelasting gelijk
114
Pantoffelklauwen
te groot, breed - binnen en buitenklauwen zijn te groot
115
Kruisklauwen of schaarklauwen
binnen en buitenklauwtoppen groeien over elkaar heen
116
Snavelkauwen
het teengedeelte is naar boven gedraaid
117
Posthoornklauwen of rolklauwen
de erge vorm van het voorgaande
118
Kurkentrekkerklauwen
buitenste tenen van de achterklauwen - rotatie
119
Spreikauwen
de 2 klauwen staan te ver uiteen - kwetsuren en infecties
120
Varkensklauwen
lang en smal met lage hielen
121
Bokkenklauwen
te hoge hielen - kort en steil - smalle zool en verhoogde hiel
122
Stalklauwen of volvoetigheid
tenen te lang - overdreven veel hoorn op de zoolvlakte
123
Tyloma of tussenklauwwoekering
de huid tussen de 2 klauwen is verdikt
124
Kniebuil
vochtophoping aan de voorzijde van de knie
125
Kniezwam
bindweefselwoekering
126
Koehakkig
Franse stand (maar Franse stand hoeft niet samen te gaan met koehakkigheid)
127
Rassen van runderen
- Eerste veredelde rundveepopulatie - Shorthorn - Rassenzones - Stamboekwerking met zuivere rassen - in aanmerking voor staatsondersteuning - Bepaling van de genetische waarde van fokdieren - eigen prestaties - productinformatie van andere verwanten en nakomelingen - KI - genen beste stieren globaal kunnen verspreiden - geslachtsziekten kunnen elimineren van besmet sperma - KI centra, dieren worden hier verzameld en moeten regelmatig sperma afstaan - grote genetische vooruitgang
128
Klassiek zwartbont
dubbeldoeltype - dieren die niet uitblinken in of vlees of melk
129
Nederlands zwartbont - dubbeldoel
- Zwart in combinatie met wit - bont - Historiek - Uitgezwermt naar tal van landen - Noord-Amerika - Vroegrijp - op jonge leeftijd, 2 jaar, kalveren
130
Holstein friesian - melktype
- Gemetamorfiseerde versie van zwartbond - in Noord-Amerika - Gespecialiseerd op melkproductie - Stroom in omgekeerde richting - begin jaren 80 - terug naar Europa - Stieren gebruikt op oog van melkproductie - sperma - veredeling van zwartbond - Verdringingskruising - lokale rassen systematisch ingekruisd met holstein friesian - uitzicht omgezet - holsteinisatie - bestaand ras veranderen - Cijfers - niet van buiten studeren - rode draag - verdringing - Kruising met bedoeling - grotere melkproductie en beter ontwikkelde uier - schofthoogte en kruishoogte toegenomen - Krachtvoeder/ruwvoeder - verschillende verhouding in landen - effect op melkproductie - Zero grazing - komen niet meer buiten - ruwvoer in stallen - ook smiddags gemelkt, stimulus op uier, meerproductie - Hoogbeniger - langere hals - grotere kop - bekken steken uit, geringe gespierdheid - breed bekken, voor brede uier - weinig gespierde dijen - Roodbont - iets minder productief - zwart vervangen door rood - in proces holsteinisatie, veel roodbont hierin, recessieve eigenschap, keuze - Veel platenbont - Wit-zwartbont - meer wit dan zwart - zelfde gen als zwartbont - Wit-zwart kakelbont - kleinere vlekjes - Zwartbont - Stier - gespierdheid groter - voorhand ontwikkeling en hals veel groter dan achterhand - doorgegeven aan dochters - Holstein friesian - vanuit Friesland naar Noord-Amerika geimporteerd - ook vanuit Duitsland - Internationaal
131
Rood van West-Vlaanderen - dubbeldoel
- Alleen in West-Vlaanderen toegelaten na de 2e wereldoorlog - Uitzicht - rond - in rechthoek - kogeluier - Praktische betekenis verloren - polarisatie - dubbeldoel in verdrukking - specialisatie
132
Wit-rood ras van Oost-Vlaanderen - dubbeldoel
- Meer wit dan rood - veel rood in hals en kop - romp, veel niet al te grote vlekken
133
(Kempisch) Rood-bont / Maas-Rijn-Yssel (MRY) - dubbeldoel
- Uitrafeling aan vlekken op de romp - Maas-Rijn-Yssel - Nederlandse variant - niet te onderscheiden - melktypisch - Ook geholsteiniseerd
134
Belgisch wit-blauw - dikbil
- Helemaal wit - Blauw-bont - witte naast zwarte haren - Zwartbont - Zwart niet in naam - liefst niet gezien - doet teveel denken aan holstein friesian - kan niet uitgeselecteerd worden, bij kruising 2 blauwen komt er 1/4 zwart uit - Oorspronkelijk dubbeldoel - Vrouwelijke niet zo extreem bespierd als mannelijke - Keizersnede - vaarsen kunnen niet meer natuurlijk verlossing - bij oudere dieren ook nog groot percentage keizersnedes - inwendige bekkenmaat nauwer en ondieper - zware kalveren
135
Groninger blaarkop - dubbeldoel
- Zwart in combinatie met wit - Rood in combinatie met wit - Gekleurde ring rond ogen in zelfde kleur rest van dier - rest kop wit - onderzijde wit - aftekeningen aan poten - Losse blaar - geen contact met hals - Vaste blaar - contact met hals - Erft dominant over
136
Lakenvelder - dubbeldoel - liefhebberij
- Witte cirkel rond romp - Meestal zwart in combinatie met wit - ook rood in combinatie met wit - Hoofden volledig gekleurd
137
Normande - dubbeldoel
- Rood in combinatie met wit en tijgerstrepen - 3 kleurig - Bonte kop - Kleur ook rond ogen - 'uitgebreide blaar' - Ingedeukt neuslijnprofiel - snoekshoofd - Geen vet in de melk - gelige boter
138
Maine-Anjou - dubbeldoel - vleestypisch
- Veel vlees aangefokt - Altijd rood-wit - contrast met andere rassen - Volledig gekleurde kop, behalve kol op hoofd - Rood dat in grote arealen voorkomt - Vrij goed bespierd - Ook dikbillen - beperkte mate - spierbundels beter afgetekend - Robuste, zware dieren
139
Charolais - vleesras
- Wit - gebroken wit - Groot, plomp - Laatrijp - Lange vaak doorgezakte rug - Grote groeisnelheid - veel melk gegeven door moeder en genetisch - In grote kuddes gehouden - bestand tegen belastingen - Nadeel - zwaar skelet - Vlees mager en mals - Ook dikbillen - beperkte mate
140
Limousin - vleesras
- Lichter van bouw - Hoekiger van uitzicht - Altijd niet al te effen geel/bruin/rood - tarwekleur - nooit bont - Relatief weinig geboorte problematiek - Skelet relatief fijn - Fijnvezelig vlees - mals - vetarm - Nadeel - kunnen schuw worden tot agressief
141
Blonde d'aquitaine - vleesras
- Langgerekt en ondiep van romp - Weinig geboorteproblematiek - Altijd blond/zandkleurig - Super fijn skelet - Vlees been verhouding uitstekend - Mals en vetarm - Zeer weerstandbiedig - gaan lang mee
142
Salers - dubbeldoel
- Primitief rund - hard klimaat - gedrag, kalf in nabijheid/gezogen om met de hand te kunnen melken - Lange hoornen - Volledig donker rood - Langere haren over hele lichaam gekruld
143
Vosgienne - vogezenrund - dubbeldoel
- Uit de Vogezen - Witrug aftekening - witte rug, maar ook witte buik en onderkant van de buik - Basiskleur is altijd zwart - met wit - Aftekening van arealen grillig - kleine vlekjes daarrond - Hoofd is (kakel)bont
144
Jersey - melkvee
- Tenger, klein, weinig bespierd - Reekleur - geelachtig bruin - nooit bont - wel bleker/donkerder - Blackish - donkerdere blekken op bepaalde delen lichaam - Vetgehalte in de melk groot
145
Ayrshire - dubbeldoel - niet te herkennen
- Stamvorm MRY - Duidelijke primitieve doosuier - Liervormige hoornen
146
Dairy shorthorn - dubbeldoel - melktypisch
- Roeaan - wit - rood - basispigment anders - rood veralgemeend - rood als basiskleur - Op examen altijd roeaan
147
Meat shorthorn - dubbeldoel - vleestypisch
- Vroegrijp - Klein - Gedrongen - Roeaan - wit - rood - basispigment anders - rood veralgemeend - rood als basiskleur
148
Aberdeen Angus - vleesras
- Volledig zwart - Hoornloos van nature - Primitief - compact - laagbenig - Kudde - Vetter vlees - meer smaak - Wandelaars - veel kilometers afleggen op zoek naar voedsel - Oud, compact type - Modern type - groter - bevleesder - nog wel vette dieren - verbetering
149
Hereford
- Oud, compact type - Klein - Cillindrisch - Compact - Altijd rood met wit - Altijd witte kop - Witte streep van achterhoofd tot schoft, witte onderzijde en aftekeningen aan benen - Vet vlees - Modern type - groter
150
Dexter - dwergvleesras
- Meestal zwart - uitzondering rood - Gehoornd - Korte benen - Hoofd relatief in verhouding tot lichaam - 2x dwerggroei gen, homozygoot - geaborteerd tussen 5e en 9e maand
151
Scottisch highland cattle - primitief vleesras
- Lang haar - niet gekruld - Hoornen - relatief lang - Meeste roodbruin - af en toe wit - Voorhoofdskuif
152
Fleckvieh/Simmental - dubbeldoel - melktypisch - niet visueel te kunnen onderscheiden
- Fleckvieh - Duits ras - Simmental - Zwitsers ras - kruisbevruchting tussen beide rassen - Rood-wit - veel meer rood dan wit - Witte kop - Benen altijd wit en ook vaak de onderzijde - Soms liervormige hoornen - Verdunningsgenen voor rode basiskleur - Zandkleur
153
Braunvieh - dubbeldoel - melktypisch
- Alpen vee - geadapteerd aan grote hoogte - grazen op steile hellingen - Klassiek type - Bruine vacht - variabel op intensiteit - van licht naar donker - stieren vaak donkerder, hormonaal - Bleke ring rond de muil, witte neusring - contrast met hoofd - Geholsteiniseerd type
154
Pinzgauer - dubbeldoel
- Onderscheiden van Volgezenrund - Witrugaftekening - Basispigment is rood/bruin/kastanjebruin - Geen vlekjes aan randen
155
Pinzgauer - dubbeldoel
- Robuste dieren - Natuurlijk agressief - kalf zogen - Basiskleur mahonierood/bruin - Vermannelijkte dieren - macho - Wedstrijden - vechten
156
Piemontees - dikbilras - vleesras
- Enige waar dikbillen voorkomen in Italie - Grijsachtige basiskleur - met verdonkeringse arealen/blackish - Zeer fijn skelet - zeer weinig geboorteproblematiek - Kalfjes zijn enkele maanden roodbruin gekleurd - vergrijzing van de vacht - Sterke ontwikkeling halsspieren bovenaan - invloed zebu, halsbult
157
Chianina - vleesras
- Massief ras - plomp - Zeer sterk uit de kluiten gewassen - grootste van de wereld - Zeer kort harig - densiteit niet overal even groot - donkere huid - gebroken wit met grijsachtige zones - haren wel allemaal wit - huid schemerd door de vacht - Zwarte neusspiegel - klauwen en bijklauwen - Staartpluim zwart - Relatief zwaar skelet
158
Raza de lidia - vechtras
- Stierengevechten - Kleine runderen - Donkere kleuren - grijs/zwart/rood - Voorhand en vooral hals sterk ontwikkeld - Steekhoornen - naar voren en boven
159
Podolisch of Hongaars grijs Steppenvee
- Oerrund - Grijsachtig - Basisras voor Italiaanse rassen - Roodgeboren kalven - Lange hoornen - Verdonkerings arealen - Gehouden in natuurgebieden - liefhebberij
160
Brown Swiss - dubbeldoel - melktypisch
- Alpenvee in Europa - getransformeerd naar laagvlaktes - Hoornloos - Brown vieh en brown Swiss niet te kunnen onderscheiden
161
Zebu - bos Indicus - vleestype en melktype - geen topproductie
- Vanuit oeros ontstaan - hiervoor allemaal van bos taurus afgestamt - Subtropisch en tropische gebieden - Aangepast aan warme temperaturen en lokale parasieten Vleestype - Bult op de schoft/hals/rug - thoraco-cenvicale bult - zit vol met spier, pees en bindweefsel - functie onbekent - bijdrage aan thermoregulatie - Groot cossum - Grote voorhuid - Grote hangende oren - Oppervlaktevergroting - verkoeling - Niet allemaal hoornen - naar boven of naar achteren - niet lang Melktype - Schraler bespierd - Bult - Modeste uier - in vergelijking met water tot beschikking - Neerwaarse oren Dwerg zebu - Kleine vlekjes - bont - lokaal of veralgemeent - kan ook bij alle zebus
162
Brahman
- Zuid-Amerika - Kruising 4tal andere zebu rassen - Imposant dier - groeicapaciteit - grote gewichten - vroegrijp - Instrumenten voor thermoregulatie - Vlees - Variabele kleuren - ook bont - Lange oren - Vrouwelijk - minder bespierd - Op examen altijd stier en imposant
163
Santa Gertrudis - kruising Bos Inducus en Bos Taurus
- Vruchtbaar - aantal chromosomen gelijk - 60 - Lokale rassen geadapteerd aan hitte en lokale parasieten - vleesrassen van hier niet te importeren, kwa klimaat en bedreigingen - inkruisen Europese rassen in lokale vrouwelijke individuen voor betere bevleesdheid - Altijd rood - Midden tussen 2 types - Lichaamsbouw van Bos Taurus - Grote voorhuid - bult van Bos Indicus
164
Afrikaander - kruising Bos Indicus en Bos Taurus
- Zebus met portugese en spaanse rassen van vroeger - Trekjes van Indicus en Taurus - Hoornen naar onder en naar voor - Altijd rood bruin met verschillende intensiteiten op het lichaam - Relatief lange en smalle ramskop - Verenigen van lokale vrouwelijke kenmerken met meer bevleesdheid van Europese rassen