savoir-faire - organisation Flashcards
(27 cards)
1
Q
Zakelijke mannen en vrouwen
A
D’homme et de femmes d’affaires
2
Q
vergadering plannen
A
programmez la réunion
3
Q
de agenda
A
l’ordre du jour
4
Q
de lijst met onderwerpen die moeten behandeld worden
A
la liste des sujets à traiter
5
Q
de deelnemers
A
des participants
6
Q
de aanwezigheid
A
la précense
7
Q
de materiële voorwaarden
A
les conditions matérielles
8
Q
een vergaderzaal
A
une salle de réunion
9
Q
verlicht
A
éclairée
10
Q
ruim
A
spacieuse
11
Q
het materiaal
A
le matériel
12
Q
viltstiften
A
stylos feutres
13
Q
kladblok
A
bloc-notes
14
Q
het dossier
A
le dossier
15
Q
het document
A
le document
16
Q
de indeling
A
la disposition
17
Q
de kamer
A
la salle
18
Q
de kring
A
la forme circulaire
19
Q
face-to-face
A
En face-à-face
20
Q
de tafels in een u schikken
A
disposer les tables en U
21
Q
een vergadering beginnen
A
faire une réunion
22
Q
uitstellen
A
reporter
23
Q
beginnen
A
avancer
24
Q
annuleren
A
annuler
25
assisteren
assister
26
een belemmering
un empêchement
27
vastleggen/bevestigen
fixer
